Boudewijn de Groot over een wispelturig wonderkind

Ik ben helemaal geen wereldverbeteraar

auteur: Gert van Veen
geplaatst in: Volkskrant, 3 december 1996

Zijn laatste cd verscheen tien jaar na zijn vorige. Recent kwam een fraaie bloemlezing uit en vanavond staat hij met groot orkest op de planken. Toch werkt Boudewijn de Groot niet aan een come-back. Hij is al zo vaak opnieuw begonnen.

HEEMSTEDE - De terugkeer van Boudewijn de Groot zat al in de lucht. Toen twee jaar geleden een verzamelplaat verscheen, waarop groepen als The Scene, Shine en Bettie Serveert eer betoonden aan de godfather van de Nederlandstalige pop, viel weer eens op hoe bijzonder zijn oeuvre eigenlijk was. Dit jaar verscheen er voor het eerst sinds Maalstroom (1984) weer een album. Een Nieuwe Herfst werd recent gevolgd door een fraai uitgegeven boekwerk met 4 cd's: Wonderkind aan het strand, met een bloemlezing uit zijn repertoire, van zijn eerste single Strand (1965) tot en met Een wonderkind van vijftig van zijn laatste plaat. 'Een toevallige samenloop van omstandigheden', zegt Boudewijn de Groot over de plotselinge drukte.
Ook het derde project van 1996, een live-uitvoering met de originele orkestarrangementen van werk van albums als Voor de overlevenden, was niet van te voren gepland. Vanavond (3 dec 1996) geeft de 52-jarige zanger een eenmalig concert in het Amsterdamse Paradiso, met begeleiding van het Metropole Orkest en een grote groep bevriende muzikanten, onder wie Henny Vrienten, Jan Rot en Elly Nieman. Hoewel hij zijn carrière begon als zanger van cabaret-achtige akoestische liedjes werd een groot deel van zijn songs vanaf zijn eerste hit Een meisje van zestien (1965) regelmatig voorzien van orkestarrangementen. 'Heel sporadisch' had De Groot wel eens iets met een groot orkest gedaan. 'Vroeger met het Grand Gala Du Disc bijvoorbeeld, maar dat waren altijd maar een of twee nummers. Het was al heel lang een wens van mij om de arrangementen van Bert Paige, zoals die op de plaat staan, live uit te voeren. Maar ik ben niet iemand die Ahoy vult. En optreden met een groot orkest is erg duur. Maar nu deed de gelegenheid zich voor.
Bekendste nummer van Voor de overlevenden is Het Land van Maas en Waal, dat met zijn feestelijke orkestratie en surrealistische tekst een van de klassiekers is uit het Nederlandse poprepertoire. In het boekwerk bij Een wonderkind van vijftig beschrijft De Groot hoe Lennaert Nijgh de tekst schreef met een gevoel van zeshoog het raam uit. 'Wanhoop en verlangen' bepaalden de sfeer van de songs - een liederencyclus met als thema de 'onbereikbare liefde'. Nijgh schreef ze voor een meisje aan wie hij zijn hart verloren had.
Het oeuvre dat het duo Boudewijn de Groot-Lennaert Nijgh in die jaren samen schreef, weerspiegelt de snelle veranderingen in het muzikale klimaat van de sixties - van de folk en chanson van de eerste liedjes via de protestsong (Welterusten mijnheer de president) tot aan de psychedelische muziek van Picknick, die was geïnspireerd door Sgt. Pepper van The Beatles.
Opnieuw luisterend naar het eerste werk valt het De Groot op hoe 'benauwd' nummers als Strand, klinken. 'Alsof ik geen kant opdurfde. Bangig en heel voorzichtig.' Zijn keurige Heemsteedse accent was nog luid en duidelijk aanwezig in de declamatie. 'Dat viel me in die tijd nog helemaal niet op. Het duurde een jaar of twee, drie voordat ik me bewust werd hoe ontzettend bekakt en truttig het eigenlijk klonk. Maar dat is waar ik vandaan kom.'
Hij groeide op in Heemstede bij Haarlem (waar hij nog altijd woont), een omgeving die een muzikale carrière als zanger van een beatgroep bijna uitsloot. 'Het was allemaal dixieland, later moderne jazz, het Franse chanson of Jaap Fischer. In die trant zat ik thuis wat te proberen. Mijn karakter is ook niet ontzettend wild, dus ik zag mezelf niet staan rausen, raggen en rammelen met een gitaar. Wat er spontaan en intuïtief uitkwam, was een soort ballade-achtig getokkel.'
Toch ontgroeide hij de folksfeer van zijn eerste werk opmerkelijk snel. De Groot: 'In Heemstede deed ik altijd braaf wat me verteld werd. Toen ik naar de filmacademie ging in Amsterdam, werd ik ontzettend gevoelig voor alles wat er om me heen gebeurde. Ik ging opeens naar nachtconcerten, jazz in het concertgebouw, ik liet mijn haar groeien, ging met een meisje naar bed, dus ik moest trouwen, en ik ging trouwen. Opeens waren er stakingen en rellen, ik vond het fantastisch, wilde daarbij zijn. Flowerpower kwam daarna. Heel belangrijk was dat, niet zozeer omdat ik dacht dat het de wereld zou veranderen, maar omdat het niet de gezapigheid had van de wereld waaruit ik kwam.'
Glimlacht: 'Alleen besefte ik toen nog niet dat die gezapigheid een onderdeel van mijn eigen karakter was. Ik ben helemaal geen avonturier of een barricadevechter. Ik vind het wel ontzettend spannend wanneer er iets verandert'.
'Die tweespalt zit in me: ik ben erg behoudend, maar ik raak aan de andere kant ook snel verveeld met dingen die hetzelfde blijven. Daarom ben ik in mijn carrière al zo vaak opgehouden. Dan had ik er geen zin meer in, wilde iets anders doen. Vervolgens had ik daar weer geen zin in, en dan ging ik toch maar weer terug.' Van een come-back is daarom nu ook geen sprake, vindt hij. 'Dat is al zo vaak gezegd, op een gegeven moment bij elke volgende plaat. Voor mezelf gaat dat alleen op voor Hoe sterk is de eenzame fietser.'
De Groot maakte dat album (met de hit Jimmy) in 1972, na een 'frustrerende periode' waarin hij een mislukte poging deed om over te schakelen op Engelstalig repertoire. Vervolgens streek hij met een groep muzikanten neer in een boerderij in Dwingelo, maar het experiment leverde weinig meer op dan 'roken en slap ouwehoeren'. 'Niemand verdiende wat en mijn geld raakte snel op.'
Na de 'domper van Dwingelo' wendde hij zich in 1972 weer tot Lennaert Nijgh. 'Ik wilde weer terug naar de randstad, terug naar het Nederlandstalig, terug naar de mensen met wie ik gewerkt had. Het was voor mij een terugkeer in elke zin van het woord.'
Met zijn recente plaat Een Nieuwe Herfst ligt het anders. 'Het voelt in ieder geval niet zo. Ik ben het gewend dat ik na verloop van tijd de draad toch weer oppik. Of dat nou drie jaar later is of tien jaar, dat maakt niet uit.'


Omhoog
Terug