Boudewijn de Groot en Danny de Munk staan in de musical Tsjechov regelmatig tegenover elkaar en een groter contrast lijkt haast niet mogelijk. De Groot is het voorbeeld van underacting, van bijna afwezig-zijn, van sorry dat ik besta en dat ik nota bene op dit podium ben beland. De Munk lijkt met zijn jongensachtige bravoure alleen maar te willen zeggen: kijk dan, hier ben ik, hier hoor ik thuis!
Boudewijn de Groot speelt de twijfelende, timide en steeds zieker wordende schrijver Anton
Tsjechov, Danny de Munk de jonge, vurige revolutionair Maxim Gorki. De Groot was tijdens
de wereldpremière van Tsjechov, de musical negen jaar geleden ook al in de titelrol
te zien. Het was een bescheiden kamermusical, een enigszins simplistisch toneelstuk over
een groot Russisch schrijver met een paar aardige liedjes. In de 2000-versie van Tsjechov
staat naast Boudewijn de Groot een volledig nieuw ensemble op het podium. De regisseur is
gebleven: Eddy Habbema. Hij hield bij het maken van deze versie naar eigen zeggen 'rekening
met de ontwikkelingen van de musical'.
Dat betekent dat van klein groot is gemaakt, dat intiem uitbundig werd, dat simpele jurkjes
oogstrelende kostuums zijn geworden en dat het acteren tot orkaansterkte is opgevoerd.
De regies van Eddy Habbema zijn onderhand als volgt samen te vatten: sommige spelers komen
op van links, andere van rechts en dat alles om met elkaar als levende standbeelden mooie
plaatjes te maken. Het acteren kent twee variaties: diep ingeleefd of kluchtig volkstheater
- als het maar duidelijk is. Het is gedegen vakwerk, maar inmiddels ook volstrekt
voorspelbaar. Weer die rode vlag, weer die ruisende rokken, weer een toneelstukje in een
toneelstuk, en dat allemaal wederom gevangen in dat o zo feeërieke licht van Reinier
Tweebeeke, die inmiddels het complete Nederlandse amusement belicht.
In deze opgeblazen entourage wordt pijnlijk duidelijk hoe mager Tsjechov, de musical is.
Over Tsjechov zelf kom je niet meer te weten dan wat encyclopedische gegevens: hij werd
geboren, werd arts, schreef toneelstukken met titels als De Meeuw en De
Kersentuin en ging dood. Er zitten eigenlijk maar twee mooie liedjes in: Vanmorgen
vloog ze nog (hier in een zeer middelmatig uitvoering) en Wat is de keus.
Alleen De Munk is overrompelend in zijn enthousiasme, maar als hij als Gorki wijdbeens met
de rode vlag staat te wapperen, lijkt het alsof hij de afslag naar Les
Misérabies heeft gemist. Het niet-acteren van De Groot wordt op den duur een
maniertje. Zijn zangstem is bescheiden, maar veel zeggingskracht heeft hij niet. Hooguit
hoor je nog de echo's van de jaren zestig en zeventig.
Hoe Tsjechov dacht, hoe hij schreef, wat hij voelde - wie daar achter wil komen spoede zich
naar de voorstelling Platonov van het jonge Utrechtse gezelschap 't Barre Land. Daarin wordt
op hartveroverende wijze duidelijk wie Tsjechov werkelijk was.
|
|