Boudewijn de Groot: onbelast op het witte doek
auteur: Hanny van der Harst
geplaatst in: Trouw, 24 september 1990
HILVERSUM - Punt één: het vraaggesprek kan
beter niet gaan over zijn verleden als Nederlands meest
beluisterde troubadour van de jaren zestig. Mocht dat toch
gebeuren, dan zou het wel eens vervelend kunnen worden,
waarschuwt de publiciteitsdame. "Want dan gaat Boudewijn zo'n
beetje zwijgend zitten glimlachen! Hij heeft gewoon geen zin
om het spelletje mee te spelen." Punt twee: hij is zeer stipt,
dus wel op tijd willen komen.
Het valt allemaal reuze mee, te beginnen met het feit dat
Boudewijn de Groot erg menselijk vijf minuten te laat
arriveert en niet dichtklapt als zijn verleden even ter sprake
komt. Het doet alleen niet meer zo terzake sinds hij drie jaar
geleden is gestopt met muziek, omdat hij geen zin meer had in
optredens. Wat hij wel steeds heeft gemerkt, is dat ook
jongeren zijn liedjes van vroeger ('Het Land van Maas en
Waal', 'Meisje van zestien', 'Testament', 'Mijnheer de
President', 'Verdronken vlinder') vaak woordelijk uit het
hoofd kennen. "Je zou het muzikale recycling kunnen
noemen."
De zanger wiens licht neuzelende stem de herinneringen van de
jaren '60-generatie heeft gekleurd en die in nauwe
samenwerking met tekstschrijver Lennaert Nijgh onvergetelijke
songs componeerde, is nu terug in de publiciteit. Ditmaal
echter als filmacteur, dank zij zijn hoofdrol in Pim de la
Parra's 'Let the music dance', dat dit weekeinde tijdens de
Nederlandse Filmdagen officieel in premiè ging. Voor De
Groot betekent het zijn acteerdebuut wat zijn vertolking van
de gevierde componist Adam Adamus des te opmerkelijker maakt.
Ook in close up straalt zijn verschijning op het witte doek
een grote vanzelfsprekendheid uit.
"Zo heb ik het zelf spelen ook ervaren," zegt De Groot. "Als
toeschouwer ben ik verkrampter dan voor de camera. Nu had ik
natuurlijk een grote affiniteit met deze rol, de film speelt
zich af in een wereld waar ik me in thuis voel."
"Daarnaast moet je niet vergeten dat ik totaal onbelast ben
wat betreft acteertheorie. Geen Stanislawski, geen Actors'
Studio. Wel heb ik altijd zo veel mogelijk films gezien,
waardoor je toch geleidelijk een voorkeur voor een bepaald
soort acteren krijgt."
"En ik heb vroeger veel voor de spiegel geacteerd. Dat mag je
best doorvertellen, ik ken een heleboel mensen die dat ook
hebben gedaan. Na die spiegelperiode heb ik veel toneel
gespeeld, wat niet zo best lukte. Heel begrijpelijk dat ik
alleen maar kleine rollen kreeg, ik had zelf ook wel door dat
ik geen natuurtalent was. Toch is van dat alles kennelijk veel
blijven hangen, waardoor bij deze filmrol de spontaniteit
vanzelf ontstond."
Habbekrats
Desondanks is het voorstelbaar dat een debuterend filmacteur,
hoe spontaan hij ook moge zijn, alleen al door de ingewikkelde
technische kant van filmmaken onder spanning komt te staan.
Maar volgens De Groot kreeg hij daar bij deze voor een
habbekrats geproduceerde en in vijf dagen opgenomen 'minimal
movie' nauwelijks de kans toe.
"We konden ieder shot hoogstens één keer
overdoen, en aangezien ik niet beschik over een uitgebreid
arsenaal aan trucs om een rol op verschillende manieren te
spelen, herhaalde ik gewoon wat ik de eerste keer had
gedaan."
De Groot kon zijn (onbetaalde) rol van de door allerlei
beslommeringen geplaagde componist waarschijnlijk ook zo
argeloos benaderen doordat Pim de la Parra hem die op het lijf
had geschreven. Het tweetal kent elkaar al zo'n vijfentwintig
jaar, nog van de Filmacademie. Aardig detail is dat De la
Parra die opleiding niet en De Groot wèl heeft
afgemaakt. De reden dat hij daarna niet in het filmvak is
doorgegaan, was het aanbod van een producent 'een plaatje te
maken'.
"Ik dacht toen: leuk, misschien komt er hierna nog eentje." De
rest van de geschiedenis is bekend en berust volgens De Groot
meer op toeval dan op planning. "Ik plan nooit iets, daar ben
ik niet goed in. Daardoor heb ik ook geen pensioen. Misschien
moet ik daar nu toch maar eens iets aan doen," peinst hij
hardop. Maar los van die niet-geplande carrière als
zanger en componist, heeft De Groot naar eigen zeggen nooit de
ambitie gehad om zelf een film te maken. Zoals hij ook nooit
echt moeite heeft gedaan om filmacteur te worden. "Anders had
ik heus wel alle audities afgelopen. Maar ik heb wel altijd
graag in een film willen spelen, vandaar dat ik 'ja' tegen Pim
heb gezegd. Mocht iemand mij hierna opnieuw een rol aanbieden,
dan doe ik het weer."
Tot die tijd gaat De Groot door met het vanuit het Engels
vertalen van boeken, een bezigheid waarmee hij enkele jaren
geleden begonnen is. Een in zijn ogen slecht vertaald verhaal
van Stephen King bracht hem ertoe de uitgever op te bellen met
de brutale mededeling dat hij het beter kon. Na een half jaar
stilte kwam er alsnog een reactie, in de vorm van een
vertaalopdracht. Waarna er meer volgden. Stephen King vindt
hij interessant, niet zozeer vanwege de plot alswel om diens
manier van schrijven. "Filmers zouden vooral zijn latere werk
moeten lezen, daar kunnen ze veel van opsteken. Hij is op een
gegeven moment heel filmisch gaan schrijven. Zeker zijn
verhalen zijn eigenlijk scenario's, waarin hij al aangeeft hoe
de beelden gemonteerd moeten worden."
Elpee
Naast het vertalen ruimt De Groot nog steeds plaats in voor
muziek, al hoeft het publiek niet op korte termijn op een
nieuwe elpee te rekenen. "Die zit er al drie jaar aan te
komen. Maar ik wacht eigenlijk op teksten van Lennaert. Om de
een of andere reden schijnt het hem niet te lukken." Wel
verschijnt dezer dagen een (derde) verzamel-cd met oude
hits.
Over muziek gesproken: wonderlijk genoeg bevat 'Let the music
dance' geen enkele compositie van De Groot zelf. Ake
Danielson, wiens werk onder meer bij Freek de Jonge's film 'De
illusionist' te horen was, tekent voor de score.
"De mogelijkheid dat ik de muziek zou schrijven, is niet ter
sprake gekomen," zegt De Groot. "Pim heeft mij wel voor veel
van zijn andere films gevraagd de muziek te produceren. Dat
betekent dat je op een monitor een ruw gemonteerde versie
bekijkt en bepaalt wat voor soort muziek op welke plaats in de
film komt, vervolgens gaat mengen, etcetera. Bij een low
budget-film verloopt dat vrij gemoedelijk. Maar het is ook wel
eens frustrerend. Je weet nooit zeker of een bepaalde
scène waar je muziek onder hebt gezet, nog wel in de
definitief gemonteerde versie zit."
De muziek bij 'Let the music dance' is heel divers: sfeer- en
achtergrondmuziek, een zogeheten Europees volkslied,
romantische en swingende songs. De Groot kon met het liedje
dat hij op zeker moment achter de piano moet zingen, uit de
voeten, al was het naar zijn zeggen niet echt zijn soort
muziek. Wat zijn soort muziek dan wel is? "In pop heb ik nooit
echte idolen gehad. Ik luister veel naar klassiek, ook een
enkele opera. En verder naar jazz." Misschien is het toeval,
maar in het produktieboek vergelijken de makers het werken aan
deze film met jazz. Improviseren was troef, 'just go for it'.
Toch was voor De Groot niet dat jazzy werken de grootste
charme, maar het volslagen gebrek aan pretenties waarmee Pim
de la Parra zijn 'minimal movies' maakt. "Bij de opnames
heerste bovenaan een enorm saamhorigheidsgevoel, de wil om in
zo'n korte tijd toch iets tot stand te brengen. Natuurlijk
zorgde Pims werkwijze soms voor frustraties, dan vroeg je je
af waarom hij dit zus deed en dat zo. Maar daar wilde
eigenlijk niemand verder een woord aan vuil maken, want we
vonden de samenwerking belangrijker. Op dat punt was het
inderdaad net een jazz-improvisatie; daar klinkt ook wel eens
een valse noot, maar die wordt dan opgenomen in het geheel. In
het spectrum van de Nederlandse film vormen Paul Verhoeven,
met zijn maximale budgetten, en Pim de extreme polen. Maar bij
beiden is de drang om de onderneming tot een goed einde te
brengen even groot."