'Een nieuwe herfst' nieuw meesterwerk van Boudewijn de Groot

Ik kan in het harnas sterven

auteur: Jip Golsteijn
geplaatst in: Telegraaf, 14 juni 1996

HAARLEM vrijdag.
Lennaert Nijgh vertelt een verhaal. Of liever gezegd, hij mompelt het. Maar als de beste Nederlandse tekstschrijver van na de oorlog iets mompelt, dan luistert het volk. Al helemaal in zijn stamkroeg, zo een van het soort waar vaste klanten nog geregeld worden uitgegooid, vlak voor ze een gevaar voor hun omgeving dreigen te worden, in plaats van alleen voor zichzelf, zoals normaal het geval is.

Het verhaal gaat over het ouderlijk huis, John F. Kennedy en het testbeeld van een zwart-wit tv, waar klassieke muziek uit klinkt. Het houdt het hele café minutenlang in een ijzeren greep tot Boudewijn de Groot intervenieert: er klopt niets van. Hij kan het weten want hij was erbijj.
Lennaert Nijgh haalt de schouders op. Wat heeft de waarheid nou met een goed verhaal van doen? De client&e#232le mompelt instemmend. Boudewijn de Groot legt zich moeiteloos bij de meerderheid neer. Zijn protest is immers genotuleerd in het geheugen van de schaarse aanwezigen die dat nog niet hebben opgedronken. En per slot van rekening staat er in zijn biografie dat hij zijn tweede verjaardag vierde in het Kanaal van Suez, hoewel dat in werkelijkheid ergens onderweg was van Java, waar hij in 1944 in het Jappenkamp was geboren, naar Haarlem, waar hij na veel omzwervingen weer woont, met zijn derde vrouw Anja, ooit de tweede mevrouw Nijgh. Over vriendschap gesproken!

In de loop van de hunne, die al langer dan 35 jaar duurt, zijn Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot elkaar in gezelschap gaan aanvullen als een komisch duo, waarbij de om beurten de rol van aangever en afmaker vervullen, zonder twijfel om hun totaal verschillende karakters geen vijandschap voor het leven te laten genereren.

Vijftig
Lange scheidingen, waarin beiden min of meer deden wat ze lang hadden beweerd te willen doen, hebben daar altijd goed tegen geholpen. Na verloop van tijd lag de weg dan weer vrij voor samenwerking om te doen wat ze het beste doen: het Nederlands repertoire te verrijken met liederen waarvoor hun meest illustere voorgangers zich niet hadden hoeven schamen en zo de artistieke woordvoerders te blijven van hun generatie, nu, net als zij, rond de vijftig.
Nijgh: "We hebben nu wel geaccepteerd dat we met gouden kettingen aan elkaar zitten, maar zoiets is ook gemakkelijker als je vijftig bent, dan wanneer je dertig bent. Toen Boudewijn in 1969 zonder mij 'Nacht en Ontij' maakte, nog wel met steun van Hitweek, het artistieke en commerciële vakbijbeltje van onze generatie, dacht ik dat het voorgoed met de samenwerking, nee met de vriendschap, was gedaan."
De Groot: "Ik ook. Ik las dat ik me had bevrijd van 'die aanstellerige teksten van Lennaert Nijgh' en dacht: dat komt nooit meer goed. Met terugwerkende kracht laat zich vaststellen dat 'Nacht en Ontij' aanzienlijk pretentieuzer was dan alles was Lennaert geschreven had tot dan, maar wat helpt het me als ik nu zeg dat ik het nooit zo meer zou doen? 'Nacht en Ontij' is een typische cultplaat, die nog steeds voor scheiding der geesten kan zorgen. Ik denk wel eens dat wat beide 'kampen' ons nog steeds kwalijker nemen, is dat Lennaert en ik onze scheiding nooit definitief gemaakt hebben."

Nijgh: "Succes was inderdaad een vies woord. Ik kan dan ook met mijn hand op mijn hart verklaren dat ik er nooit naar heb gestreefd. Bo en ik deden gewoon wat we op het lyceum al deden: liedjes schrijven voor de gelegenheid. Alleen was de gelegenheid al gauw geen schoolfeest meer, maar plaatjes in de Top 40. Onze derde single was al een hit."

De Groot: "'Een meisje van zestien' was een zware concessie voor me. Elektrische gitaren waren volstrekt uit den boze, voor een beetje 'folkie'. Maar ik had al gauw door dat commercieel succes artistieke vrijheid gaf. Tussen '65 en '69 hebben we praktisch kunnen doen wat we wilden. Dat hebben we met dusdanig jeugdig enthousiasme gedaan, dat het een wonder mag heten dat er zoveel 'klassiekers' uitgekomen zijn. 'Testament', 'Het Land van Maas en Waal', 'Verdronken vlinder', 'Picknick', het hield niet op. We waren de hitmachine geworden waar we op school al op af hadden gegeven. En hij was volledig dolgedraaid. Net als wij trouwens."
Nijgh: "Na de eerste 'breuk' heb ik Boudewijn minstens drie jaar niet gezien. Hij zat in een boerderij in Dwingeloo de geretireerde popster uit te gangen. Ik zat thuis verongelijkt te wezen. Ik was van plan dat nog heel lang vol te houden, maar toen Bo weer bij me aanklopte, of er niets was gebeurd, kroop het bloed al snel weer waar het niet gaan kon. Dat is het bloed geworden waar 'Hoe sterk is de eenzame fietser' onder kwam te zitten.
De Groot: "Toen ik uit Dwingeloo terugkwam, dacht ik: dat nooit meer. Had ik daarvoor jaren gesmacht naar afwisseling, alleen om in een situatie terecht te komen waarin elke dag sprekend op de vorige leek? Maar toen het met Lennaert weer van een leien dakje ging - we schreven zelfs zoveel dat we hofleverancier van Rob de Nijs konden worden - ervoer ik het al net zo snel als vroeger weer als benauwend. Op deze rijpe leeftijd kan ik wel toegeven dat me tegen het onvermijdelijke verzette - het besef dat Lennaert en ik in gemeenschap en vereniging tot de best mogelijke resultaten komen - maar toen wist ik niets beters te doen dan zoveel mogelijk afstand tussen ons te scheppen. Niet alleen figuurlijk door twee platen - 'Waar ik woon en wie ik ben' en 'Maalstroom' - zonder hem te maken, maar ook letterlijk, door in Los Angeles te gaan wonen en werken."

Geld
Nijgh: "Ik moet toegeven dat die periodieke afstand niet altijd door Bo wordt geschapen. Ik kan behoorlijk bokkig worden, als ik me weer eens in de steek gelaten voel. In '83 heb ik hem bijna gedwongen 'Maalstroom' alleen te doen, door geen letter uit mijn handen te laten komen. En toch zag ik nog kans boos te worden toen Bo concludeerde dat we toen kennelijk minder gemeen hadden dan ooit. Dat maak ik zelf wel uit, snap je? Vragen, bidden, smeken, vloeken, schelden, het helpt allemaal weinig als ik in zo'n stemming ben.

Geld, bijvoorbeeld de 80.000 gulden voorschot die ik kreeg voor 'De Engel van Amsterdam', werkt nog het beste, maar geld komt tussen vrienden natuurlijk niet ter sprake, tenzij achteraf.

De Groot: "Voor de negen teksten van Lennaert op 'Een nieuwe herfst' heb ik viereneenhalf jaar moeten schooien. Met twee teksten van deze kwaliteit per jaar zou ik genoegen nemen als ik niet zou leren dat Lennaerts werktempo door iets prozaïsch als een 'deadline', mits door een buitenstaander, bijvoorbeeld een platenmaatschappij, en niet door mij, drastisch kan worden verhoogd. Nu de gang er weer een beetje inzit, hoop ik over uiterlijk twee jaar een plaat met alleen maar teksten van Lennaert uit te hebben."

"Dat is althans mijn droom. Is die vervuld, dan staat - zoals ik in '2 Vandaag' al met enig gevoel voor dramatiek memoreerde - niets me meer in de weg in het harnas te sterven. Als het maar niet gebeurt op de komende tournee."


Omhoog
Terug