30 jaar Boudewijn de Groot

"In het harnas sterven"

auteur: Jip Golsteijn
geplaatst in: Telegraaf, 4 januari 1997

HAARLEM, zaterdag
Dertig jaar geleden had ik een vriendin. Ik had haar min of meer op mijn dak gestuurd gekregen door een vriend, die haar had helpen vluchten in het Midden-Europese land waar ze vandaan kwam. Ik was ook niet háár eerste keus. Het leven met een halve hippie, die zich in leven hield met uitzendbaantjes, in afwachting van een kans in de journalistiek, was niet haar idee van een kapitalistische zegening.

Daarom maakte ze het op een avond uit. De volgende dag kwam ze erop terug. Vergeefse moeite. Ik was tot de conclusie gekomen dat een gebroken hart dat zich in één nacht had laten helen door 'Voor De Overlevenden' van Boudewijn de Groot onmogelijk het resultaat kon zijn van de verloren liefde van mijn leven.

Boudewijn de Groot moet hartelijk lachen om mijn verhaal. Lachen, ergens tussen verlegen en schamper in, is toch al zijn favoriete manier om een compliment te aanvaarden. Geen wonder dat het afweermechanisme nagenoeg is geperfectioneerd; Boudewijn de Groot heeft in zijn leven meer complimenten gekregen dan bijna iedereen van zijn leeftijd (52).

We zitten in de 'heerenkamer' in een café in Haarlem, ons bewust van de ernst van onze missie: het Nederlandse volk enig inzicht te verschaffen in een carrière van dertig jaar, nu die zo prachtig is samengevat, op 4 CD's in één box, de eerste ooit aan een Nederlandse artiest gewijd. We willen vier uur over het gesprek doen, een uur per CD, of per dertien jaar leven, het is maar hoe je 't ziet.
"Ik ben in Nederlandsch-Indië geboren. In een jappenkamp. Ik kan me uit die tijd niets herinneren, dus ook niet ons dramatische vertrek uit de Gordel van Smaragd. De verhuizing van Haarlem naar Heemstede, vele jaren later, was stukken traumatischer voor me. Ik ben ook nooit in Indonesië geweest, in tegenstelling tot mijn oudere broer en zuster. Ik wil het ideaalbeeld dat ik van het land in mijn hoofd heb niet verstoord zien door de werkelijkheid."

Gezinsleven
"Ik voel meer verlangen naar het gezinsleven dat ik nooit heb gehad, dan heimwee naar het land dat ik nooit heb gekend. Mijn moeder was in Indië omgekomen, mijn vader in Nederland hertrouwd. Ik voelde me al vroeg een stiefkind. Mijn vader meed elk gesprek dat hem aan zijn verdriet zou kunnen herinneren. Mijn broer en zuster lieten het bij nietszeggende, leuk bedoelde opmerkingen, bijvoorbeeld dat ik uit de klapperboom was gevallen en ze me als huisdier hadden mogen houden."


"Het liefst zou ik
tot mijn dood
elk jaar een plaat maken
met teksten van
Lennaert Nijgh"

"Ik weet niet eens op welke boot we naar Nederland zijn gekomen. Wel dat ik mijn tweede verjaardag op het Suezkanaal heb gevierd. Een paar jaar geleden kwam ik een mevrouw tegen die me vertelde dat ze me van het ankergat vandaan had gesleurd, toen ze op me paste, terwijl mijn vader in zijn hut zat te treuren. Ooit heb ik mijn vader, half schertsend, gevraagd of hij me zou hebben gemist. Dat werd volledig schertsend afgedaan. Zo ging dat bij ons thuis. Wat van de kinderen richting pa kwam, werd vakkundig geneutraliseerd. Van pa richting de kinderen kwam niets. Niets essentieel tenminste."

"Nee, ik heb niet het gevoel dat ik met mijn drie kinderen dezelfde fout heb gemaakt als mijn vader met de zijne. Wel heb ik ze mateloos gefrustreerd door een overmaat aan kritiek op hun artistieke ondernemingen, die ik zelf slechts als opbouwend zag. Vooral mijn dochter Caya heeft me pijnlijk duidelijk gemaakt dat zulks niet het geval was."
"Ik weet niet hoe vaak ik later heb moeten horen dat ik in Heemstede in een bevoorrechte positie moet zijn opgegroeid. Zo ervoer ik het niet. Aerdenhout was chic. Bloemendaal was chic. Heemstede was een buitenwijk van Haarlem, dat zelf al een derderangs Amsterdam was. Bovendien woonden we in een rijtjeshuis. Niets bevoorrechts aan. Chic zat ook op het Kennemerlyceum, niet op het Coornhert, waar ik op zat. Maar de schoolmusicals waren op het Coornhert van landelijk niveau. Han Reiziger, later Hoofd Muziek van de VPRO, schreef ervoor. Lennaert heeft begin jaren zeventig de Coornhert-traditie van oud-leerlingen die zich met de artistieke activiteiten op school bleven bemoeien nog een keer voortgezet. Die voorstelling kon zich meten met alles wat ik tot dan in Carré had gezien."

"Nee, ik was geen rocker van huis uit. Als lyceïst moest je op straffe des doods van jazz en Franse chansons houden. Deed ik ook, maar minstens zoveel van Little Richard en Buddy Holly. Ik gedroeg me uitgesproken schizofreen. Als ik zondagmiddag in de Kleine Houtstraat in Haarlem naar een knokfilm met Eddie Constantine ging kijken, verkleedde ik me als nozem, de volgende dag op school was ik weer de Mod avant la lettre. Dan ging mijn haar, zondag nog achterover gekamd, weer over mijn oren. Als beginnend zanger was ik net zo weifelachtig. Ik wist dat Elvis 'the real thing' was, maar Cliff stond me nader."

"Misschien heb ik mezelf in een te vroeg stadium gediskwalificeerd als rocker, misschien getuigde het ook van realiteitszin. Mijn stem is nu eenmaal meer fluweel dan grind. Als Lennaert zich in zijn teksten een ruige rocker had betoond, had mijn carrière een andere wending genomen, maar hij hanteerde al op jonge leeftijd het fileermes, in plaats van de botte bijl. Het was: wij tegen de rest van de wereld. In het begin van een samenwerking is dat het enige gevoel wat telt. De rest van de wereld staat immers per definitie nog onverschillig tegenover alles wat je doet? Het gevoel dat we met gouden kettingen aan elkaar vastzaten kwam pas later. Toen we groot succes hadden geboekt, zowel artistiek als commercieel."
"Ik weet niet waarom Wim Noordhoek in Hitweek de conclusie trok dat ik me had willen bevrijden van de 'aanstellerige teksten van Lennaert Nijgh', in ieder geval kwam het zo te staan in zijn recensie van 'Nacht En Ontij'. Ik kwam geregeld ter burele, dus ik zal heus wel aanleiding hebben gegeven tot een zo vergaand oordeel, maar als het zo is, heb ik het met succes verdrongen. Lennaerts frustratie was dat ik werd vereenzelvigd met wat hij als zijn verdienste zag, de mijne dat ik voortdurend werd geconfronteerd met publiek dat geen boodschap had aan de fijngevoeligheid van zijn teksten."
"Lennaert was er niet bij als ik van het podium werd gehoond door publiek dat 'beat' wilde. Net zo min als Tony Vos, onze producer. Of de kopstukken van onze platenmaatschappij. Allemaal wezen ze me voortdurend op de verkoopcijfers van onze platen. Met andere woorden: niet zeuren. Maar toen ik merkte dat ik het materiaal van 'Picknick' live met geen mogelijkheid kon waarmaken, begon ik te dreigen met stoppen met optreden. Dat was onder echte rocksterren toen trouwens hét statussymbool."
"Achteraf bezien heb ik me tegenover Lennaert op zijn minst onachtzaam gedragen door zonder hem aan 'Nacht En Ontij' te beginnen. Toen was ik me van geen kwaad bewust. Anders had ik na dat jaar in Dwingeloo, waarin ik vergeefs had geprobeerd een band van de grond te krijgen, niet zonder wroeging weer bij hem aangeklopt. Het was de eerste, maar niet de laatste keer, dat Lennaert er blijk van gaf een groter incasseringsvermogen, en een nog groter vermogen tot vergevingsgezindheid, te bezitten dan ik. Het kan niet anders of mijn escapades hebben hem meer gestoord dan hij ooit heeft laten blijken, maar telkens als hij met recht en reden een einde aan onze samenwerking, om van onze vriendschap nog maar te zwijgen, had kunnen maken, heeft hij daar van afgezien."

Lennaert is de ideale man voor mij. Hij zal me mijn 'vreemdgaan' altijd vergeven. Ik ben ook de ideale partner voor hem. Ik accepteer hem namelijk zoals hij is. Het enige dat aan onze relatie ontbreekt is seks. Daar hebben we onze muziek voor."

Brallerigheid
"Er zijn nog steeds mensen die 'Nacht En Ontij' mijn beste plaat vinden, maar het is een kleine minderheid. 'HBS-poëzie van het ergste soort' is de vriendelijkste kwalificatie uit kringen van tegenstanders. Zelf heb ik er betrekkelijk snel afstand van genomen. Als tekstschrijver ben ik, in tegenstelling tot Lennaert, geen genie. Ik neig tot brallerigheid zodra ik onvoldoende oppositie krijg."
"Woordvoerders van een generatie? Zowel Lennaert als ik hebben zich altijd heftig tegen dat predikaat verzet. Te grote verantwoordelijkheid. Als in onze necrologieën wordt geconcludeerd dat we iets dergelijks waren, mooi, maar niet nu, terwijl we - hopelijk - nog, jaren van samenwerking voor ons hebben. Hoe kan ik de woordvoerder van een generatie zijn, zolang ik me het recht tot experiment voorbehoud? Op dat standpunt stelde ik me al tijdens dat jaar retraite in Dwingeloo. Een beetje rockster, afhankelijk van het feit of hij Amerikaan of Engelsman was, trok zich in die tijd terug op een 'ranch', dan wel een 'farm', om zich op zijn artistieke toekomst te oriënteren, dus ik betrok een boerderij, om mijn Engelstalige carrière voor te bereiden."
"Een jaar later was ik volkomen gedesillusioneerd terug in Haarlem. In de tussentijd had ik voornamelijk stoned naar de Drentse horizon gestaard. Tot dan was ik een harde werker geweest - al was het maar omdat ik al op jeugdige leeftijd een gezin te onderhouden had gehad en toen roem en fortuin dat eenvoudiger hadden gemaakt het hectische bestaan van 'popster' had geleid - nu werd ik geconfronteerd met leeftijdsgenoten die van alles zeiden te kunnen en willen, maar elke poging het in de praktijk te brengen deden verzanden in talentloosheid en - erger - luiheid, ingegeven door zwaar drugsmisbruik. En ik financierde de geënstitutionaliseerde indolentie ook nog!"

"Tegen het einde van het jaar durfde ik de bank in Dwingeloo niet meer in, uit angst al op de drempel door een lokettiste te worden weggehoond. Mijn enige troost was Harry Muskee. Die hield me niet alleen voor hoe hoog hij me als artiest had zitten, hij suggereerde zelfs dat hij de blues in het Nederlands had gezongen, als hij een tekstschrijver als Lennaert Nijgh had gehad. Dat vergemakkelijkte mijn gang naar Canossa aanzienlijk."

"Tegenwoordig zijn 'sabatticals' van jaren schering en inslag, toen werd 'Hoe Sterk Is De Eenzame Fietser' gezien als een come back. Ook door Lennaert en mij, hoewel we net midden twintig waren. Maar we werden binnengehaald als verloren zonen, door platenmaatschappij, media en publiek. Al werkend aan 'Hoe Sterk Is De Eenzame Fietser'had ik er geen moment aan getwijfeld dat we 'het' nog hadden, maar toen de plaat al lang een groot succes was bekroop me opeens het gevoel door het oog van de naald te zijn gekropen."

Hysterie
"Daarom begrijp ik nog niet waarom ik onmiddellijk weer in mijn oude fout verviel. Of eigenlijk begrijp ik het wel. Het was de invloed van René Daalder, mijn oude makker van de Filmacademie. Hij wierp zich op als mijn goeroe, zij het dat hij mij op een voetstuk plaatste. 'Waar Ik Woon En Wie Ik Ben' was het resultaat van onze samenwerking. We mochten hem zelfs in Los Angeles mixen. Wat ik nu vind van 'Waar Ik Woon En Wie Ik Ben'? Een briljante mislukking. Je voelt de toewijding, maar ook de hysterie. Het had allemaal wel wat minder devoot gemogen."
"'Van Een Afstand' was bijna het tegenovergestelde van 'Waar Ik Woon En Wie Ik Ben'. Een allegaartje met plaats voor liefst zes tekstschrijvers, onder wie ikzelf, en zelfs een andere componist, Henny Vrienten. Ik trok uit de ervaring de conclusie dat ik niet kan floreren in chaos, maar orde nodig heb om te functioneren. Ik begreep ook dat die orde moest komen van de teksten van Lennaert Nijgh. Op zijn teksten componeer ik het best. Het probleem is dat ik ze alleen met de grootste moeite uit zijn handen krijg. Bidden, smeken, dreigen, het helpt allemaal niets. 'Als je het snel wilt, ga je maar naar Overtoom' is zijn vaste verdediging."

"Natuurlijk word ik gestraft voor mijn ontrouw. Zwaar. Op de teksten voor 'Een Nieuwe Herfst' heb ik zes jaar moeten wachten. En toch: het liefst zou ik tot mijn dood elk jaar een plaat maken met uitsluitend teksten van Lennaert Nijgh. Ik meen wat ik de laatste tijd geregeld heb gezegd: niets hoeft me ervan te weerhouden in het harnas te sterven."

De oorspronkelijke spelling is aangehouden


Omhoog
Terug