Boudewijn de Groot

Interview

auteur: Guus Luijters foto's: Theo Noort
geplaatst in: Playboy, juli 1997

De zanger over: de hippie-jaren - zijn nieuwe CD - zijn bijzondere relatie met Lennaert Nijgh - gouden platen & geld en - zijn mislukte carrière als regisseur.

Wie is de grootste popzanger die ons land heeft voortgebracht? De fameuze criticus Jip Golsteijn heeft in deze geen enkele twijfel: dat is Boudewijn de Groot, maar dan wel samen met tekstdichter Lennaert Nijgh. Golsteijn is niet de enige die De Groot recent grote lof heeft toegezwaaid. Eerst was er allerwegen enthousiasme voor zijn CD Een nieuwe herfst, zijn eerste sinds 1984 en daarna zwol de vloedgolf van bewondering nog verder aan bij het uitkomen van Wonderkind aan het strand, de box waarin op 4 CDs vrijwel de hele Boudewijn de Groot Story te horen is.
Het begint in 1964 met
Strand (Je gaat er op de brommer heen / en ligt dan plat tot kwart voor één / dan ga je kijken naar een vrouw / die je wel graag versieren zou / dan krijg je ruzie met haar man / die toevallig boksen kan / en met je tanden in je hand / sjok je weer verder langs het strand) en daarna volgen talloze klassiek geworden nummers als Testament, Meisje van 16, Voor overlevenden, Prikkebeen, Het Land van Maas en Waal, Jimmy, Tante Julia en Malle Babbe. De Groot maakte maar af en toe een plaat, maar hij had geen platen nodig om in beeld te blijven, want zijn muziek is bij ons leven gaan horen. Intussen maakte De Groot ook carrière als acteur. Hij speelde in de musical Tjechov, stond in Het dagboek van Anne Frank en was te zien in verschillende speelfilms. Maar in zijn diepste wezen bleef hij zanger en een paarj aar geleden keerde hij tot vreugde van zijn fans terug naar Lennaert Nijgh. Enige tijd na het verschijnen van hun Een Nieuwe Herfst vroeg Playboy De Groot om een interview. Guus Luijters: "Het dreigde een moeizame affaire te worden, want De Groot had na slechte ervaringen met een ander mannenblad eigenlijk niet veel zin. Ons eerste gesprek had wel iets van zo'n ronde tafelconferentie waar twee doodsvijanden geacht worden zich te verzoenen. Maar zie: bij een volgende ontmoeting was de lucht aanzienlijk opgeklaard en inmiddels is het zover, sprak hij trots, dat op Wonderkind aan het strand mijn naam met dank vermeld wordt. Boudewijn de Groot is een gesloten man, die als een oester maar moeilijk opengaat. Dat siert hem, want geklets en gekwek is er al genoeg op de wereld. Keren we nu terug naar dat eerste gesprek, dat al snel werd onderbroken door een telefoontje van een gemeenschappelijke vriend, platenproducer Hans Kusters:

Playboy: Wat is Hans Kusters van jou?
De Groot: In eerste instantie een goede vriend. Maar hij is ook mijn muziekuitgever en mijn platenbaas. Ik zit op zijn label. Hij regelt ook optredens. Hij coördineert mijn tournee en hij financiert dat.
Playboy: Hoelang kennen jullie elkaar?
De Groot: In 1965 hadden we al professioneel met elkaar te maken. Hij werkte bij een muziekuitgever en daardoor zijn we elkaar toen uit het oog verloren. Met muziekuitgevers wilde ik niks te maken hebben. Dat was allemaal gajes.
Playboy: Wat is een muziekuitgever?
De Groot: Iemand die eenderde deel van je royalties opstrijkt en die in ruil daarvoor geacht wordt je belangen te behartigen. Hij hoort de belangen van je teksten en composities in de gaten te houden, kijken of hij ze ergens anders kwijt kan, of er andere artiesten in zijn geïnteresseerd. Hij zorgt ook dat de bladmuziek wordt uitgegeven.
Playboy: En hij zorgt goed voor zichzelf.
De Groot: Veel te goed. Het is voor een muziekuitgever namelijk mogelijk om niet alleen de melodielijn en de woorden op papier af te drukken, hij kan er ook nog een pianopartijtje onder laten zetten. En dat pianopartijtje heeft hij dan laten arrangeren. Die arrangeur krijgt een percentage en dat gaat niet af van het uitgeversaandeel, maar van het auteurs/componistenaandeel. Absolute mafia-praktijken zijn dat, die door een aantal muziekuitgeverijen in Nederland naar hartelust zijn toegepast. Nu nog kom ik op mijn afrekeningen namen tegen van mensen waarvan ik nog nooit heb gehoord. Die staan daar als rechthebbenden en het enige wat ze daarvoor hebben gedaan, is jouw noten pikken. Als aankomend componistje denk je dat je uitgever dat wel met je zal overleggen, maar zo gaat het niet. Er zijn mensen echt rijk aan geworden. Als je zoals ik 30 jaar met een nummer aanwezig bent, zoals Maas en Waal... Ik weet wat ik daaraan heb verdiend, dus ik kan uitrekenen hoe zij daar hun zakken mee hebben gevuld.
Playboy: Maar dat soort dingen, daar trap je nu toch niet meer in?
De Groot: Nee, en bovendien wordt het ook niet meer gedaan, of het is moeilijker geworden. Kusters heeft zich overigens nooit met dat soort praktijken ingelaten.
Playboy: Het is het oude verhaal.
De Groot: Het komt er altijd op neer dat je jong en argeloos bent en zo blij dat er een plaatje van je wordt gemaakt, dat je alles wel wilt tekenen.
Playboy: Toen Een Nieuwe Herfst uitkwam, je nieuwe plaat, werd die geafficheerd als een come-back. Moet je voor een come-back niet eerst weg zijn geweest?
De Groot: Als je 12 jaar geen plaat maakt, dan ben je wel een soort van weggeweest. Maar ik zie zelf nooit iets als een come-back, ik zie het gewoon als doorgaan. Het is mijn manier van werken.
Playboy: Hoe zit 't met die stiltes van je?
De Groot: Dit was wel de langste stilte die ik heb gehad. Maar ik had altijd al relatief lange stiltes tussen platen. In 1969 had ik een plaat en toen pas weer in 1973. Daarna had ik een kleine opleving met platen in '75 en '78, maar daarna heeft het weer tot '85 geduurd. Zeven jaar, dat is al lang.
Playboy: Is het iets als een writersblock?
De Groot: Iedere stilte had zijn eigen persoonlijke noodzaak. Een depressie, even geen zin, zin in iets anders.
Playboy: En de stilte van '84 tot '96?
De Groot: In het begin trad ik op en toen ik dat had gezien, kreeg ik een uitnodiging van Pim de la Parra om in een film te spelen.
Playboy: Hoe ging dat?
De Groot: Ik had een paar keer iets voor Pim gedaan met muziek voor zijn films. Er zit altijd een zekere mate van sex in die films en ik vroeg hem toen hoe die acteurs dat deden als ze een erectie kregen. Want dat dat tijdens sommige scènes gebeurde, leek me onvermijdelijk. Maar Pim zei: niks, acteurs zijn gewoon acteur, die spelen dat en zelfs als ze met een volmaakte vrouw bezig zijn krijgen ze nog geen erectie. Ik kon me dat niet voorstellen en ik zei dat als ik zo'n scène zou spelen met een mooie vrouw me dat wel zou overkomen. Pim beloofde toen dat hij een rol voor me zou schrijven in een van zijn nieuwe films. Daar hou ik je aan, zei ik. Een hele tijd later belde hij toen op of ik een hoofdrol wilde doen in Let the music dance. Nou, dat wou ik natuurlijk wel.
Playboy: Wie was je tegenspeelster?
De Groot: Ingrid Willems.
Playboy: En?
De Groot: Pim was de hele afspraak geloof ik vergeten, want ik had maar een zeer summiere sexscène.
Playboy: En?
De Groot: Nou niks. Hij had gelijk. Maar ik vond het leuk om te doen. De la Parra kan helemaal niet filmen, dat laat hij door anderen doen. Hij is de stimulator. Hij regelt alles. Hij zorgt ervoor dat iedereen alles gratis doet. Maar ik vrees dat hij de kwaliteit uit het oog is verloren.


MET MUZIEK-UITGEVERS
WILDE IK NIKS
TE MAKEN HEBBEN,
DAT WAS ALLEMAAL GAJES.

Playboy: Je hebt op de Filmacademie gezeten.
De Groot: Ik wilde cameraman worden. In die tijd, het begin van de jaren '60, wilde iedereen een soort Godard worden, Franse surrealistische producten afleveren. De helft van de films waar ik naartoe ging, begreep ik niet, maar het fascineerde me wel. Het liefst ging ik naar B-films.
Playboy: Wat later allemaal meesterwerken bleken van beroemde Amerikaanse regisseurs.
De Groot: Is dat zo?
Playboy: Ja. Wilde jij regisseur worden?
De Groot: Nee. Ik wilde voor een regisseur werken. Maar ik was niet zo heel erg goed. Ik zat in een briljante klas, met Jan de Bont, Gied Jaspers, Frans Bromet en daarbij stak ik nogal af. Mijn scenario's werden altijd met de grond gelijk gemaakt en voor mijn eindexamen kon ik niets anders krijgen dan dat ik het geluid bij iemands film deed, wat ik absoluut niet interessant vond. Ik wilde cameraman worden, maar ik was niet erg technisch, dus de hele techniek van een camera, kleur en lenzen dat ging allemaal aan me voorbij. Ik heb nog weleens een tekeningetje gemaakt voor Skoop, het filmtijdschrift dat ze toen hadden opgericht. Ik was geen briljante leerling.
Playboy: En toch nog een hoofdrol gespeeld in een heuse minimal movie. Was dat je opstap naar verder acteren?
De Groot: Dat weet ik niet, maar misschien dat John van de Rest er toch iets van heeft opgepakt, want vlak na die film heeft hij me gevraagd voor een musical.
Playboy: Tjechov.
De Groot: Een musical van Dimitri Frenkel Frank en Robert Long.
Playboy: En dat paste in de periode van stilte waarin je je toen bevond.
De Groot: Dat paste uitstekend. Ik had dat filmen erg leuk gevonden en voorzichtig om me heen gemompeld dat ik dat wel vaker zou willen doen, maar om nou te zeggen dat ik belaagd werd door regisseurs, nee. Dus die musical kwam op een goed moment. Daarvoor had ik mijn laatste toernee gedaan, door Vlaanderen samen met Ernst Jansz.
Playboy: Waarom in Vlaanderen?
De Groot: In het theater, voor zittend publiek, had ik weleens avonden gedaan met alleen maar liedjes, maar in Nederland was dat niet zo'n succes. Men wilde ook een conference of zoiets, of een sketchje er tussendoor. Groepen als Doe Maar en Toontje Lager traden op voor staand publiek en verder zat alles in de cabaretsfeer of als onderdeel van een humoristische show, maar in alleen maar liedjes voor zittend publiek waren niet veel zalen geïnteresseerd. In Vlaanderen was dat anders. Daar liepen de zalen echt vol. Ernst begeleidde mij. Hij zong niet. Maar in België heb je die traditie al vanuit de jaren '60. Oeverloze hoeveelheden jongens en meisjes met gitaren gingen daar langs en de mensen bleven enthousiast. Ik weet niet wat dat is. De liefde voor de taal? Maar sinds kort is het zo dat je in Nederland ook met Nederlandstalig repertoire de schouwburg in kunt. Ineens vindt iedereen het prachtig.
Playboy: En hoe komt dat nou weer?
De Groot: Ik weet het niet. Iedereen is het gaan doen. Rob de Nijs. Zelfs Golden Earring unplugged.
Playboy: Jij bent ook op tournee door Nederland. Is het een bron van inkomsten of hoort het erbij?
De Groot: Het is zeker een bron van inkomsten, maar ook promotie voor je plaat.
Playboy: Hoe gaat zo'n tournee?
De Groot: Hoogezand, Sappemeer, Schagen, Medemblik, Enkhuizen.
Playboy: Je bedoelt?
De Groot: Het gaat altijd ongeveer hetzelfde. 's Middags rij ik erheen. In mijn eentje, want iedereen komt ergens anders vandaan. En dan loop je in zo'n plaatsje door de winkelstraat, luifels en parkeerhavens en bij het winkelcentrum staan een jongen en een meisje, hij op zijn brommer. En hij zegt: ben jij niet Boudewijn de Groot? En dan zegt zo'n meisje: wie?
Playboy: Dat snijdt?
De Groot: Vreselijk! En dan naar de plaatselijke Chinees iets eten, meestal een laag nummer, babi pangang of zoiets, en dan naar de zaal, instrumenten opstellen. En als het begint, zit ik altijd een tijdje op de achterste rij naar mezelf te kijken. Kijken of het goed gaat en het gekke is, ik zie het wel als het slecht gaat, maar ik kan er niets meer aan veranderen. En daar komt nog bij dat als je zelf vindt dat het heel goed gaat, de mensen dat juist niet vinden en omgekeerd.
Playboy: En dan in de pauze de foyer in?
De Groot: Dan moet je wel heel erg ijdel zijn. Nee, in de pauze laat je je niet zien.
Playboy: Doe je toegiften?
De Groot: Mijn oude hits. En dan naar de foyer. Daar worden wat dingen verkocht, CD's, T-shirts en zo. Met Rob de Nijs kun je voor 5 gulden op de foto, maar zover gaan wij niet. En als je dan aan de bar zit, is er altijd die ene aardige mevrouw, die heel aarzelend naar je toe komt en dan zegt dat ze je niet lastig wil vallen, maar dat ze je toch wil laten weten dat ze altijd zo van je heeft genoten.
Playboy: Vind je het leuk?
De Groot: Het is leuk als het niet te lang duurt.
Playboy: Zijn het de vermoeienissen?
De Groot: Nee, ik raak erop uitgekeken. Twee jaar achter elkaar optreden met hetzelfde programma, hetzelfde repertoire. Andere artiesten komen dan met nieuw repertoire, maar zo snel ben ik niet. Ik kom met nieuw repertoire als er een plaat moet komen. Ik ben in eerste instantie een platenartiest. Ik ga het land in om de liedjes van mijn nieuwe plaat te laten horen. Voor een theateroptreden heb ik nooit een liedje geschreven.
Playboy: Zou je platenbaas niet graag elke twee jaar een nieuwe plaat willen?
De Groot: ja, maar zo werkt het dus niet.
Playboy: In plaats daarvan krijgen ze stiltes, veelbetekenende stiltes.
De Groot: Betekenen ze iets?
Playboy: Ze zullen wel ergens nodig voor zijn.
De Groot: Het zijn altijd stiltes na iets, nooit ervoor. Altijd omdat ik uitgekeken was op waarmee ik bezig was. Omdat ik daar een streep onder wilde zetten, er even niks mee te maken wilde hebben. En ik zeg dan niet: geef me twee jaar om me op te laden, dan komt er een nieuwe plaat. Ik ga dus niet zitten broeden.
Playboy: Ben je niet bang dat er helemaal niets meer komt?
De Groot: Nee. Ik wacht af. Ik denk dat Gerard Reve zou zeggen: je moet gewoon om 9 uur opstaan en achter je bureau gaan zitten en schrijven.
Playboy: Hoe ging het schrijven van jouw composities in zijn werk?
De Groot: Als ik een tekst kreeg, prikte ik die aan de muur. Ik ging er voor staan met mijn Spaanse gitaar en dan floot ik een melodietje, dat ik opnam op een bandje.
Playboy: Zo simpel?
De Groot: ja. Ik vind dat heel vanzelfsprekend, maar andere mensen vonden het vaak ook te eenvoudig en het gevolg was dat ik me uiteindelijk ook zorgen ging maken. Maar toch is het altijd zo gegaan.
Playboy: Waar komen die melodieën vandaan?
De Groot: Dat weet ik niet. Die zitten ergens in je, denk ik.
Playboy: Kant en klaar?
De Groot: Ja. Later heb ik muziek leren noteren en dan had ik geen bandje meer nodig, maar het nadeel was, dat als je bezig was iets te noteren, bijvoorbeeld de melodielijn van het couplet, je het refrein weer kwijt was.
Playboy: Is je dat wel overkomen dat je een hele melodie kwijt was?
De Groot: Ja. Als er iets komt als je op straat loopt. Het is er, maar omdat je geen mogelijkheid hebt het vast te leggen, is het ook zo weer weg.
Playboy: Is dat vaak gebeurd?
De Groot: Toch zeker wel een keer of tien. Heel verschrikkelijk.
Playboy: En het komt nooit meer terug?
De Groot: Nee. Het is alsof die melodie iets zegt van: je hebt je kans gehad en dus had je hem maar moeten grijpen.
Playboy: Als een liedje jou wordt gegeven, ervaar je dat dan als iets religieus?
De Groot: Hoe bedoel je?
Playboy: Als iets er plotseling is, kant en klaar, komt het dan niet van God?
De Groot: En als je er heel hard op hebt moeten werken? Dan komt het niet van God? Dat lijkt me onzin.
Playboy: Het komt altijd van God, bedoel je?
De Groot: Nee. Het komt uit jezelf.
Playboy: Ik begrijp dat je dus wel melodieën hebt geschreven die heel moeilijk tot stand zijn gekomen.
De Groot: Hoe sterk is de eenzame fietser, Jimmy dus, een heel wonderlijk lied om muziek op te maken. De eerste drie coupletten zijn één lange zin, waarbij het ritme steeds verandert. Het was heel moeilijk om daar een schema voor te maken. Het inspireerde ten slotte tot een verrassende opbouw. Ieder segment is anders en toch komt het heel hecht over.
Playboy: Ik heb nooit iets van dat lied begrepen, maar...
De Groot: Daar is toch niets onbegrijpelijks aan: (zingt)

Hoe sterk is de eenzame fietser
die kromgebogen over zijn stuur tegen de wind
zichzelf een weg baant
hoe zelfbewust de voetbalspeler
die voor de ogen van het publiek de wedstrijd wint
zich kampioen waant
hoe lacht vergenoegd de zakenman
zonder mededogen de zakenman
die concurrent verslagen vindt
zelf haast failliet gaat

Playboy: Misschien heb ik nooit goed naar de tekst geluisterd. Maar Hoe sterk is de eenzame fietser is zo'n regel die zich in je kop nestelt. Als ik iemand in de wind door het landschap zie trappen, denk ik aan die regel. Jullie hebben wel voor meer regels gezorgd die zich in ons nationale onderbewustzijn hebben genesteld.
De Groot: Maar De eenzame fietser is niet van Lennaert Nijgh, dat is van Ruud Engelander.
Playboy: Het land van Maas en Waal...
De Groot: Dat is wel degelijk van Lennaert. Net als Testament, Verdronken Vlinder en Malle Babbe. Lennaert is altijd gezien, en dat is nog steeds zo, als een van de beste tekstdichters in de lichte muziek. Het zijn prachtige teksten en technisch heel muzikaal geschreven. Op een melodie.
Playboy: Ik dacht dat je de melodie pas schreef als de tekst klaar was.
De Groot: Hij schrijft zijn teksten op een eigen melodie. Misschien dat dichters als ze schrijven altijd een melodie horen, ik weet het niet.
Playboy: Hoelang kennen jullie elkaar?
De Groot: Al heel lang. Op de lagere school was hij een vriendje van mijn broertje. Hij kwam bij ons thuis, maar toen speelden we niet met elkaar. Op de middelbare school kwamen we elkaar weer tegen en daar werden we dan vrienden. Een jaartje of 34 zijn we nu al bevriend. We zijn geen boezemvrienden, we delen geen lief en leed. We hebben geen vriendschap van elkaar in vertrouwen nemen en je hart uitstorten, maar we zijn aan elkaar verbonden. Hij geeft mij teksten en ik hem muziek. We zijn als twee parallel lopende treinen, soms schuift er een rotspartij tussen ons, maar dan komen we weer naast elkaar. Het wordt nooit intiem in de zin van heftige ruzies of bij elkaar uithuilen. Het is een beetje het ideale huwelijk. Ik heb net 5 jaar bij Lennaert in huis gewoond. Hij komt 's nachts thuis, ik ga 's morgens weg. We vallen elkaar niet lastig en hij heeft het idee dat er een soort continue leven in huis is zonder dat hij aan iemand verantwoording hoeft af te leggen. En dat is het ideale huwelijk.
Playboy: Jullie hebben niet een vaste werkrelatie, zoals Van Kooten en De Bie.
De Groot: Dat had gekund, dat had eruit kunnen voortkomen, maar dat is niet gebeurd, omdat ik op een gegeven ogenblik dacht hem niet nodig te hebben.
Playboy: Wat gebeurde er?
De Groot: Ik moest zo nodig andere dingen. Ik dacht: ik kan het zelf wel, ik ben toch zeker artiest! Het moet vanuit de 'vibratie, weet je wel, de kosmische vibratie, te gek joh'. Dat was eind jaren '60. Daarvoor maakte ik mijn platen met een hecht groepje, met goed geschreven arrangementen en teksten van Lennaert en dat wilde ik niet meer. Ik wilde niet langer dat alles van tevoren vaststond, ik wilde het in de studio laten groeien. Wat ik wilde dat wist ik niet, maar dat zagen we dan wel.
Playboy: Een tamelijk riskant uitgangspunt.
De Groot: Als je het aankunt, kunnen daar ontzettend mooie dingen uit ontstaan, creatieve dingen, maar je moet het kunnen, het moet je karakter zijn en je manier van werken. Dan krijg je het Karel Appel-effect van 'ik rotzooi maar wat aan'. Maar als je alleen voor een doek staat met 20 potten verf is dat misschien toch wat gemakkelijker dan wanneer je in een studio zit met een heleboel muzikanten en synthesizers en elektronica.
Playboy: Het viel een tikje tegen.
De Groot: Ik weet nu dat dit niet mijn manier van werken is.
Playboy: Was er geld voor zo'n aanpak?
De Groot: Ik heb altijd ontzettend veel krediet gekregen van Phonogram. Ze zijn ontzettend ver met me meegegaan. Maar toen ik een jaar of vier geleden het idee kreeg om weer platen te gaan maken, toen kreeg ik een bijna nostalgisch verlangen naar het platenmaken zoals ik dat in de jaren '60 deed.
Playboy: De laatste plaat waaraan Lennaert Nijgh had meegewerkt, was uit 1973, De eenzame fietser. Zei hij niet: ga maar weer kosmisch vibreren toen je bij hem op de stoep stond?
De Groot: Nee, maar hij was natuurlijk wel met heel andere dingen bezig.
Playboy: Hoe moet ik me dat voorstellen?
De Groot: Nou, ik zei: To - ik noem hem altijd To - we moeten weer een plaat gaan maken, iedereen wil het, iedereen vraagt wanneer ga je weer een plaat met Lennaert Nijgh maken. Hij bromde toen zoiets van: wanneer moet dat dan? Zo snel mogelijk, zei ik en dat heeft toen dus een jaar of 3 geduurd.
Playboy: Bespreken jullie dan welke kant het op moet met die teksten?
De Groot: Hij komt altijd met teksten vanuit zijn eigen idee. Hij weet natuurlijk voor wie hij die teksten maakt, dus hij schrijft ze ook enigszins uit mijn naam, maar we hebben nooit van tevoren met elkaar bij elkaar gezeten.
Playboy: De plaat die uiteindelijk is gekomen heet Een Nieuwe Herfst een programmatische titel.
De Groot: Hoezo?
Playboy: Nou, een nieuwe lente, een nieuw geluid, een nieuwe herfst, dat wijst toch op een nieuw begin?
De Groot: De titel is pas later gekomen. Ik wilde de plaat oorspronkelijk Triangel noemen. De teksten sluiten ook aan op het verleden, het zijn teksten van iemand die heel vertrouwd is met het onderwerp. De onderwerpen had hij 30 jaar geleden ook. Jongen wordt verliefd op meisje, punt, maar 30 jaar geleden had hij ze niet op deze manier kunnen schrijven.
Playboy: Ze zijn op dezelfde manier poëtisch.
De Groot: Het zijn onmiskenbaar Lennaert-teksten, maar dan 30 jaar later.
Playboy: Wie kopen jouw platen?
De Groot: Ik weet het niet. Ik denk veel mensen van onze generatie, maar ik denk dat de jonge generatie hem ook wel koopt. En dat is meteen wat er op deze plaat is aan te merken. Hij zit in een overgangsfase. Hij mikt op mijn eigen generatie en lonkt tegelijkertijd naar de jeugd en dat geeft iets tweeslachtigs.
Playboy: Weten de kids wie je bent?
De Groot: Tijdens mijn vorige toernee, 10 jaar geleden, zaten er veel jonge mensen in de zaal en ik denk dat deze plaat nog altijd een relatief jong publiek zal aanspreken. Als ik vroeger langs een school liep, wist iedereen wie ik was. Nu kan ik rustig langs een school lopen. Maar mijn platen worden altijd over een langere periode verkocht. Ik ben nooit een artiest geweest die het moest hebben van pieken en die dan weer zo'n beetje weg was.
Playboy: Heb je een voorbeeld van het tweeslachtige karakter van Een Nieuwe Herfst.
De Groot: Zo'n nummer als Annabel. Dat heeft een heel poppy sound, alhoewel de nieuwe generatie een heel ander idee heeft over de sound van popmuziek.
Playboy: Hoe vind jij die muziek?
De Groot: Het zegt me niks, maar het is wel intrigerende muziek. Het is heel duidelijke muziek, zeker als je het vergelijkt met wat er zo in het begin van de jaren '70 werd gemaakt. Toen er leegte was en er muziek werd gemaakt zonder duidelijk gezicht. Met de punk ging het alweer een stuk beter. Daar kon je je als jongere mee identificeren.
Playboy: Maar die punk is toch ook al weer 100 jaar geleden?
De Groot: Maar uit de punk is weer de house voortgekomen en al die andere stromingen. Mij zegt het niet zoveel. Ik kan me voorstellen dat het fantastisch is voor een XTC-feest of voor in de disco, maar om naar te luisteren... Dat je dat in je auto aan hebt, kan ik me niet voorstellen.
Playboy: Toch doet men dat. En wij vin- den het vreselijk, Dat is toch het teken dat het goed is?
De Groot: Dat werkt bij iedere nieuwe generatie op dezelfde manier. Wat dat be- treft is onze generatie heel lang erg hin- derlijk geweest, omdat die per definitie niks lelijk vindt. Alles moet kunnen. We mom- pelen hooguit dat we het niets vinden, zo- als ik nu ook weer doe, maar er zijn er nog genoeg van onze leeftijd die er in meegaan, die vinden dat ze jong moeten blijven. Ver- grijsd en kalend dragen ze ringen in hun neus en persen zich de iT binnen.


GOH, HET IS EIGENLIJK
BEST LEUK OM TOT
DE NORMALE MAATSCHAPPIJ
TE BEHOREN.

Playboy: Daar heb jij geen last van?
De Groot: Vanochtend stond ik de heg te knippen en toen dacht ik: goh, het is eigenlijk best leuk om tot de normale maatschappij te horen. Opeens kreeg ik het besef dat ik al jaren tot de maatschappij behoor en tot mijn schrik schrok ik daar niet van.
Playboy: Geen oude hippie?
De Groot: Qua denken wel een beetje, maar zeker niet qua kleding.
Playboy: Wat is een hippie? Dit voor de jongeren onder ons.
De Groot: Dat is overduidelijk. Iedere keer als er weer een of ander jaren '60-revival is of er wordt een film over die tijd gemaakt, waarin hippies een rol spelen, denk ik: dat zijn geen hippies. Er zat een buitenkant aan, maar het was ook een gevoel. Het was een way of life, weetje wel. Ja god, hippies, het waren een soort urbane nomaden die er een simpele filosofie op nahielden, iedereen moet lief zijn voor elkaar, weg met de agressie en alles moet kunnen.
Playboy: Dat is inderdaad vrij simpel.
De Groot: Filosofie is ook een heel groot woord in dit verband. Het was meer een kretologie. Maar wat het verder was, is niet naar buiten te brengen, niet zichtbaar te maken en dat kan ook niet, omdat het een erg naar binnen gericht gevoel was, een soort vibratie tussen mensen die elkaar aanvoelen. je wist dat je hetzelfde voelde als die vogel of die chick daar, weet je wel, dezelfde vibraties, op hetzelfde level, weetje wel. Het was niks, maar tegelijkertijd alles. Tja, wat je dacht als een hippie was, een soort esoterisch niets: alles gebeurde in India, en lang geleden en ergens in de kosmos was het nog steeds. Daar ging je helemaal in mee. Je voelde heel kosmisch en universeel, maar eigenlijk was het een soort suikerspin. Als je het terugbracht tot de kerngedachte bleven er vage kreten over, die of heel clichématig waren of zo dun als spinrag. Maar het was wel prachtig opgeklopt tot een grote kleurige boom vol vibraties.
Playboy: Was jij echt een hippie?
De Groot: Absoluut. Ik was een hippie-zanger. Ik zag er op het podium ook uit als in het dagelijks leven, geheel volgens de hippiemode.
Playboy: En hoe zag een hippie eruit?
De Groot: Kleurig, zoet, als een elfachtig wezen. Ik droeg een wambuis, met een strakke broek en laarsjes. De broek in de laarzen zodat het er kabouterachtig uitzag. Een gordeltje als riem en een buisje dat over de broek viel als een koket rokje. Lang haar en een vreemde ring met een yin en yang-teken of met een oog. Veel kettingen om en stoned. ja, ik was een hippie, het was geen pose. Als ik naar een Provaydja-club ging om op te treden hoefde ik me daarvoor niet te verkleden. Ik had de kleren al aan.
Playboy: Waar kwam dat gedoe vandaan?
De Groot: Van de Amerikaanse westkust. Dat ging via de kosmos hier naartoe. Dat was in 1967. Provo was ineens weg en dat ging heel soepel over in hippie. Het ene moment was ik nog protestzanger en het volgende moment gaf ik bloemen aan een politie-agent. Het stenen gooien, uitschelden en pet van het hoofd trekken was voorbij, ineens was je lief.
Playboy: Ik dacht dat ik gek werd.
De Groot: Hoe bedoel je?
Playboy: Als je een plaat van John Coltrane opzette, brak de pleuris uit...
De Groot: Bij mij viel het samen met mijn eigen verandering. Ik ben heel geleidelijk overgegaan van passief luisteren naar jazz naar actief bezig zijn met popmuziek. Ik heb de jazz heel makkelijk en vrij ondankbaar laten vallen.
Playboy: Je wist toen al dat je toekomst in de muziek lag?
De Groot: Daar had ik voor gekozen.
Playboy: Hoe is je carrière begonnen?
De Groot: Ed Lautenslager, die toen nieuwslezer was, zei: Als Lennaert de teksten schrijft en jij de muziek, dan maken we een bandje en daarmee ga ik dan naar Phonogram. Ik heb nooit in cafés of op straat hoeven optreden, ik had vrijwel meteen een hit met Meisje van 16.
Playboy: Wat betekende een hit toen?
De Groot: Geen idee. Ik weet wel dat ik voor een gouden plaat 100.000 singles moest verkopen en dat hebben we bij lange na niet gehaald. 20.000 misschien. Maar hij kwam in de hitparade en iedereen wist opeens wie ik was.
Playboy: Hét blad was toen Hitweek. Wat vonden die van jou?
De Groot: Niks. Het was voor hun veel te veel VVD-muziek, te beschaafd. Armand sprak het Hitweek-publiek veel meer aan. Die ramde op zijn gitaar en schreeuwde zijn teksten. Wij hadden violen op de achtergrond. Ik moest met een psychedelische plaat komen om Hitweek ervan te overtuigen dat ik meetelde, haha, maar toen was het ook meteen goed raak. Picknick werd uitgeroepen tot de eerste Nederpop-elpee.
Playboy: Dat je zo'n plaat moest maken om mee te tellen, dat heb ik later de terreur van de vrijheid genoemd. Als je het niet leuk vond dat iemand aan je vriendin zat was je square.
De Groot: Dat heb ik nooit meegemaakt. Noch in actieve noch in passieve zin. Met de zogenaamde vrije liefde heb ik me ook nooit ingelaten. Ik werd er niet voor benaderd, ik ging er niet op af.
Playboy: Een beroemde, knappe zanger?
De Groot: Ik werd na een optreden nooit belaagd. Nooit natte plekken op stoelen. En wat dat square betreft, dat was een woord dat vooral door meelopers werd gebezigd.
Playboy: Veel blowers hebben geen flauw idee meer van wat er indertijd heeft plaatsgegrepen. Hoe zit dat met jou?
De Groot: Ik heb een goed geheugen. Ik kan me voorstellen als je zo'n hoes uit die tijd ziet, dat je dan denkt dat het confetti regende en iedereen voortdurend stoned was, maar daarnaast draaide de wereld ook door. Vanuit die wereld keek men naar de hippies zoals ik er nu naar kijk. Ik kan me niet voorstellen dat het toen zo was. Ik kan het eigenlijk alleen over de buitenkant hebben. Het innerlijke blijkt leeg, een glazen bol gevuld met wierook, maar toen leek het anders. Je leven was er vol van.
Playboy: Je was getrouwd. Was dat wel politiek correct?
De Groot: Dat was geen probleem. Het was vaak een gezinsgebeuren allemaal. Het was geen sekte, maar we deden wel aan een anti-autoritaire opvoeding, misschien is dat voor die kids wel niet zo goed geweest. Die kinderen zaten met ouders die stoned waren, die ze aan hun lot overlieten. Ze werden niet naar bed gestuurd, want dat was autoritair,
Playboy: Was je rijk?
De Groot: Ik kon goed rondkomen.
Playboy: Wat deed je met je geld?
De Groot: Fêteren, mensen dingen geven, dingen kopen. In ieder geval heb ik het niet laten groeien. Achteraf denk ik wel dat ik het in die tijd dat ik veel verdiende financieel wat verstandiger had moeten aanpakken, maar ja.
Playboy: Heb je het tot dusver goed gedaan in je leven?
De Groot: Als ik kijk van ben je gelukkig en tevreden, dan wel, maar wat betreft mijn kinderen had ik graag een scheiding willen voorkomen. Een scheiding is klote, voor je kinderen en je partner. Maar dat zijn dingen waarvan ik niet weet of ik ze had kunnen voorkomen. En als de scheiding er niet was gekomen, was iedereen zonder twijfel 100 keer slechter terecht gekomen dan nu is gebeurd.
Playboy: Je bent weer getrouwd.
De Groot: Bijna twee jaar.
Playboy: En geen scheidingen meer.
De Groot: Nee! Het is veel leuker om het een kans te geven, het te laten duren en te verdiepen. Wat dat betreft ben ik heel anders dan vroeger. Over het algemeen denk ik dat ik me heb ontwikkeld tot iemand die, hoe moet ik het zeggen, interessanter is, ik weet geen beter woord, dan dertig jaar geleden. De tijd heeft een soort meerwaarde toegevoegd. Niet eens zozeer naar buiten toe, maar voor mezelf. Een soort grijsheid in mij is nu ingevuld.
Playboy: En de komende dertig jaar?
De Groot: Geen idee.
Playboy: je gaat toch nog wel dertig jaar mee?
De Groot: ja, maar hóe, dat weet ik niet.


Omhoog
Terug