De zanger over: de hippie-jaren - zijn nieuwe CD - zijn bijzondere relatie met Lennaert Nijgh - gouden platen & geld en - zijn mislukte carrière als regisseur.
Wie is de grootste popzanger die ons land heeft
voortgebracht? De fameuze criticus Jip Golsteijn heeft in
deze geen enkele twijfel: dat is Boudewijn de Groot, maar dan
wel samen met tekstdichter Lennaert Nijgh. Golsteijn is
niet de enige die De Groot recent grote lof heeft
toegezwaaid. Eerst was er allerwegen enthousiasme voor zijn
CD Een nieuwe herfst, zijn eerste sinds 1984 en
daarna zwol de vloedgolf van bewondering nog verder aan bij
het uitkomen van Wonderkind aan het strand, de box
waarin op 4 CDs vrijwel de hele Boudewijn de Groot Story te
horen is.
Het begint in 1964 met Strand (Je gaat er op de
brommer heen / en ligt dan plat tot kwart voor
één / dan ga je kijken naar een vrouw / die je
wel graag versieren zou / dan krijg je ruzie met haar man /
die toevallig boksen kan / en met je tanden in je hand /
sjok je weer verder langs het strand) en daarna volgen talloze
klassiek geworden nummers als Testament, Meisje van 16, Voor
overlevenden, Prikkebeen, Het Land van Maas en Waal, Jimmy,
Tante Julia en Malle Babbe. De Groot maakte maar af en toe een
plaat, maar hij had geen platen nodig om in beeld te blijven,
want zijn muziek is bij ons leven gaan horen. Intussen maakte
De Groot ook carrière als acteur. Hij speelde in de
musical Tjechov, stond in Het dagboek van Anne
Frank en was te zien in verschillende speelfilms. Maar in
zijn diepste wezen bleef hij zanger en een paarj aar geleden
keerde hij tot vreugde van zijn fans terug naar Lennaert
Nijgh. Enige tijd na het verschijnen van hun Een Nieuwe
Herfst vroeg Playboy De Groot om een interview. Guus
Luijters: "Het dreigde een moeizame affaire te worden, want De
Groot had na slechte ervaringen met een ander mannenblad
eigenlijk niet veel zin. Ons eerste gesprek had wel iets van
zo'n ronde tafelconferentie waar twee doodsvijanden geacht
worden zich te verzoenen. Maar zie: bij een volgende
ontmoeting was de lucht aanzienlijk opgeklaard en inmiddels is
het zover, sprak hij trots, dat op Wonderkind aan het
strand mijn naam met dank vermeld wordt. Boudewijn de
Groot is een gesloten man, die als een oester maar moeilijk
opengaat. Dat siert hem, want geklets en gekwek is er al
genoeg op de wereld. Keren we nu terug naar dat eerste
gesprek, dat al snel werd onderbroken door een telefoontje
van een gemeenschappelijke vriend, platenproducer Hans
Kusters:
Playboy: Wat is Hans Kusters van jou?
De Groot: In eerste instantie een goede vriend. Maar
hij is ook mijn muziekuitgever en mijn platenbaas. Ik zit op
zijn label. Hij regelt ook optredens. Hij
coördineert mijn tournee en hij financiert dat.
Playboy: Hoelang kennen jullie elkaar?
De Groot: In 1965 hadden we al professioneel met elkaar
te maken. Hij werkte bij een muziekuitgever en daardoor zijn
we elkaar toen uit het oog verloren. Met muziekuitgevers
wilde ik niks te maken hebben. Dat was allemaal gajes.
Playboy: Wat is een muziekuitgever?
De Groot: Iemand die eenderde deel van je royalties
opstrijkt en die in ruil daarvoor geacht wordt je belangen
te behartigen. Hij hoort de belangen van je teksten en
composities in de gaten te houden, kijken of hij ze ergens
anders kwijt kan, of er andere artiesten in zijn
geïnteresseerd. Hij zorgt ook dat de bladmuziek wordt
uitgegeven.
Playboy: En hij zorgt goed voor zichzelf.
De Groot: Veel te goed. Het is voor een
muziekuitgever namelijk mogelijk om niet alleen de
melodielijn en de woorden op papier af te drukken, hij kan
er ook nog een pianopartijtje onder laten zetten. En
dat pianopartijtje heeft hij dan laten arrangeren.
Die arrangeur krijgt een percentage en dat gaat niet af
van het uitgeversaandeel, maar van het
auteurs/componistenaandeel. Absolute mafia-praktijken zijn
dat, die door een aantal muziekuitgeverijen in Nederland naar
hartelust zijn toegepast. Nu nog kom ik op mijn afrekeningen
namen tegen van mensen waarvan ik nog nooit heb gehoord.
Die staan daar als rechthebbenden en het enige wat ze
daarvoor hebben gedaan, is jouw noten pikken. Als aankomend
componistje denk je dat je uitgever dat wel met je zal
overleggen, maar zo gaat het niet. Er zijn mensen echt
rijk aan geworden. Als je zoals ik 30 jaar met een nummer
aanwezig bent, zoals Maas en Waal... Ik weet wat ik
daaraan heb verdiend, dus ik kan uitrekenen hoe zij daar
hun zakken mee hebben gevuld.
Playboy: Maar dat soort dingen, daar trap je nu toch
niet meer in?
De Groot: Nee, en bovendien wordt het ook niet meer
gedaan, of het is moeilijker geworden. Kusters heeft zich
overigens nooit met dat soort praktijken ingelaten.
Playboy: Het is het oude verhaal.
De Groot: Het komt er altijd op neer dat je jong en
argeloos bent en zo blij dat er een plaatje van je wordt
gemaakt, dat je alles wel wilt tekenen.
Playboy: Toen Een Nieuwe Herfst uitkwam, je
nieuwe plaat, werd die geafficheerd als een come-back.
Moet je voor een come-back niet eerst weg zijn
geweest?
De Groot: Als je 12 jaar geen plaat maakt, dan ben
je wel een soort van weggeweest. Maar ik zie zelf nooit iets
als een come-back, ik zie het gewoon als doorgaan.
Het is mijn manier van werken.
Playboy: Hoe zit 't met die stiltes van je?
De Groot: Dit was wel de langste stilte die ik heb
gehad. Maar ik had altijd al relatief lange stiltes tussen
platen. In 1969 had ik een plaat en toen pas weer in 1973.
Daarna had ik een kleine opleving met platen in '75 en
'78, maar daarna heeft het weer tot '85 geduurd. Zeven
jaar, dat is al lang.
Playboy: Is het iets als een writersblock?
De Groot: Iedere stilte had zijn eigen persoonlijke
noodzaak. Een depressie, even geen zin, zin in iets anders.
Playboy: En de stilte van '84 tot '96?
De Groot: In het begin trad ik op en toen ik dat had
gezien, kreeg ik een uitnodiging van Pim de la Parra om in een
film te spelen.
Playboy: Hoe ging dat?
De Groot: Ik had een paar keer iets voor Pim gedaan met
muziek voor zijn films. Er zit altijd een zekere mate van sex
in die films en ik vroeg hem toen hoe die acteurs dat deden
als ze een erectie kregen. Want dat dat tijdens sommige
scènes gebeurde, leek me onvermijdelijk. Maar Pim zei:
niks, acteurs zijn gewoon acteur, die spelen dat en zelfs
als ze met een volmaakte vrouw bezig zijn krijgen ze nog geen
erectie. Ik kon me dat niet voorstellen en ik zei dat als
ik zo'n scène zou spelen met een mooie vrouw me dat wel
zou overkomen. Pim beloofde toen dat hij een rol voor me zou
schrijven in een van zijn nieuwe films. Daar hou ik je aan,
zei ik. Een hele tijd later belde hij toen op of ik een
hoofdrol wilde doen in Let the music dance. Nou, dat
wou ik natuurlijk wel.
Playboy: Wie was je tegenspeelster?
De Groot: Ingrid Willems.
Playboy: En?
De Groot: Pim was de hele afspraak geloof ik vergeten,
want ik had maar een zeer summiere sexscène.
Playboy: En?
De Groot: Nou niks. Hij had gelijk. Maar ik vond het
leuk om te doen. De la Parra kan helemaal niet filmen, dat
laat hij door anderen doen. Hij is de stimulator. Hij regelt
alles. Hij zorgt ervoor dat iedereen alles gratis doet. Maar
ik vrees dat hij de kwaliteit uit het oog is verloren.
Playboy: Je hebt op de Filmacademie gezeten.
De Groot: Ik wilde cameraman worden. In die tijd, het
begin van de jaren '60, wilde iedereen een soort Godard
worden, Franse surrealistische producten afleveren. De
helft van de films waar ik naartoe ging, begreep ik niet,
maar het fascineerde me wel. Het liefst ging ik naar
B-films.
Playboy: Wat later allemaal meesterwerken bleken van
beroemde Amerikaanse regisseurs.
De Groot: Is dat zo?
Playboy: Ja. Wilde jij regisseur worden?
De Groot: Nee. Ik wilde voor een regisseur werken.
Maar ik was niet zo heel erg goed. Ik zat in een briljante
klas, met Jan de Bont, Gied Jaspers, Frans Bromet
en daarbij stak ik nogal af. Mijn scenario's werden altijd
met de grond gelijk gemaakt en voor mijn eindexamen kon ik
niets anders krijgen dan dat ik het geluid bij iemands film
deed, wat ik absoluut niet interessant vond. Ik wilde
cameraman worden, maar ik was niet erg technisch, dus de
hele techniek van een camera, kleur en lenzen dat ging
allemaal aan me voorbij. Ik heb nog weleens een
tekeningetje gemaakt voor Skoop, het filmtijdschrift
dat ze toen hadden opgericht. Ik was geen briljante
leerling.
Playboy: En toch nog een hoofdrol gespeeld in een heuse
minimal movie. Was dat je opstap naar verder
acteren?
De Groot: Dat weet ik niet, maar misschien dat John
van de Rest er toch iets van heeft opgepakt, want vlak
na die film heeft hij me gevraagd voor een musical.
Playboy: Tjechov.
De Groot: Een musical van Dimitri Frenkel Frank
en Robert Long.
Playboy: En dat paste in de periode van stilte waarin
je je toen bevond.
De Groot: Dat paste uitstekend. Ik had dat filmen
erg leuk gevonden en voorzichtig om me heen gemompeld dat ik
dat wel vaker zou willen doen, maar om nou te zeggen dat
ik belaagd werd door regisseurs, nee. Dus die musical kwam op
een goed moment. Daarvoor had ik mijn laatste toernee
gedaan, door Vlaanderen samen met Ernst Jansz.
Playboy: Waarom in Vlaanderen?
De Groot: In het theater, voor zittend publiek, had
ik weleens avonden gedaan met alleen maar liedjes, maar in
Nederland was dat niet zo'n succes. Men wilde ook een
conference of zoiets, of een sketchje er tussendoor.
Groepen als Doe Maar en Toontje Lager traden
op voor staand publiek en verder zat alles in de
cabaretsfeer of als onderdeel van een humoristische show, maar
in alleen maar liedjes voor zittend publiek waren niet veel
zalen geïnteresseerd. In Vlaanderen was dat anders.
Daar liepen de zalen echt vol. Ernst begeleidde mij. Hij
zong niet. Maar in België heb je die traditie al
vanuit de jaren '60. Oeverloze hoeveelheden jongens en
meisjes met gitaren gingen daar langs en de mensen bleven
enthousiast. Ik weet niet wat dat is. De liefde voor de
taal? Maar sinds kort is het zo dat je in Nederland ook met
Nederlandstalig repertoire de schouwburg in kunt. Ineens
vindt iedereen het prachtig.
Playboy: En hoe komt dat nou weer?
De Groot: Ik weet het niet. Iedereen is het gaan
doen. Rob de Nijs. Zelfs Golden Earring
unplugged.
Playboy: Jij bent ook op tournee door Nederland. Is
het een bron van inkomsten of hoort het erbij?
De Groot: Het is zeker een bron van inkomsten, maar ook
promotie voor je plaat.
Playboy: Hoe gaat zo'n tournee?
De Groot: Hoogezand, Sappemeer, Schagen, Medemblik,
Enkhuizen.
Playboy: Je bedoelt?
De Groot: Het gaat altijd ongeveer hetzelfde. 's
Middags rij ik erheen. In mijn eentje, want iedereen komt
ergens anders vandaan. En dan loop je in zo'n plaatsje door
de winkelstraat, luifels en parkeerhavens en bij het
winkelcentrum staan een jongen en een meisje, hij op zijn
brommer. En hij zegt: ben jij niet Boudewijn de
Groot? En dan zegt zo'n meisje: wie?
Playboy: Dat snijdt?
De Groot: Vreselijk! En dan naar de plaatselijke
Chinees iets eten, meestal een laag nummer, babi pangang of
zoiets, en dan naar de zaal, instrumenten opstellen. En als
het begint, zit ik altijd een tijdje op de achterste rij naar
mezelf te kijken. Kijken of het goed gaat en het gekke is, ik
zie het wel als het slecht gaat, maar ik kan er niets meer
aan veranderen. En daar komt nog bij dat als je zelf vindt
dat het heel goed gaat, de mensen dat juist niet vinden en
omgekeerd.
Playboy: En dan in de pauze de foyer in?
De Groot: Dan moet je wel heel erg ijdel zijn. Nee,
in de pauze laat je je niet zien.
Playboy: Doe je toegiften?
De Groot: Mijn oude hits. En dan naar de foyer. Daar
worden wat dingen verkocht, CD's, T-shirts en zo. Met Rob de
Nijs kun je voor 5 gulden op de foto, maar zover gaan wij
niet. En als je dan aan de bar zit, is er altijd die ene
aardige mevrouw, die heel aarzelend naar je toe komt en dan
zegt dat ze je niet lastig wil vallen, maar dat ze je toch
wil laten weten dat ze altijd zo van je heeft genoten.
Playboy: Vind je het leuk?
De Groot: Het is leuk als het niet te lang duurt.
Playboy: Zijn het de vermoeienissen?
De Groot: Nee, ik raak erop uitgekeken. Twee jaar
achter elkaar optreden met hetzelfde programma, hetzelfde
repertoire. Andere artiesten komen dan met nieuw repertoire,
maar zo snel ben ik niet. Ik kom met nieuw repertoire als er
een plaat moet komen. Ik ben in eerste instantie een
platenartiest. Ik ga het land in om de liedjes van mijn
nieuwe plaat te laten horen. Voor een theateroptreden heb ik
nooit een liedje geschreven.
Playboy: Zou je platenbaas niet graag elke twee jaar
een nieuwe plaat willen?
De Groot: ja, maar zo werkt het dus niet.
Playboy: In plaats daarvan krijgen ze stiltes,
veelbetekenende stiltes.
De Groot: Betekenen ze iets?
Playboy: Ze zullen wel ergens nodig voor zijn.
De Groot: Het zijn altijd stiltes na iets, nooit
ervoor. Altijd omdat ik uitgekeken was op waarmee ik bezig
was. Omdat ik daar een streep onder wilde zetten, er even
niks mee te maken wilde hebben. En ik zeg dan niet: geef
me twee jaar om me op te laden, dan komt er een nieuwe
plaat. Ik ga dus niet zitten broeden.
Playboy: Ben je niet bang dat er helemaal niets meer
komt?
De Groot: Nee. Ik wacht af. Ik denk dat Gerard Reve
zou zeggen: je moet gewoon om 9 uur opstaan en achter je
bureau gaan zitten en schrijven.
Playboy: Hoe ging het schrijven van jouw composities
in zijn werk?
De Groot: Als ik een tekst kreeg, prikte ik die aan de
muur. Ik ging er voor staan met mijn Spaanse gitaar en dan
floot ik een melodietje, dat ik opnam op een bandje.
Playboy: Zo simpel?
De Groot: ja. Ik vind dat heel vanzelfsprekend, maar
andere mensen vonden het vaak ook te eenvoudig en het gevolg
was dat ik me uiteindelijk ook zorgen ging maken. Maar toch
is het altijd zo gegaan.
Playboy: Waar komen die melodieën vandaan?
De Groot: Dat weet ik niet. Die zitten ergens in je,
denk ik.
Playboy: Kant en klaar?
De Groot: Ja. Later heb ik muziek leren noteren en
dan had ik geen bandje meer nodig, maar het nadeel was, dat
als je bezig was iets te noteren, bijvoorbeeld de melodielijn
van het couplet, je het refrein weer kwijt was.
Playboy: Is je dat wel overkomen dat je een hele
melodie kwijt was?
De Groot: Ja. Als er iets komt als je op straat
loopt. Het is er, maar omdat je geen mogelijkheid hebt het
vast te leggen, is het ook zo weer weg.
Playboy: Is dat vaak gebeurd?
De Groot: Toch zeker wel een keer of tien. Heel
verschrikkelijk.
Playboy: En het komt nooit meer terug?
De Groot: Nee. Het is alsof die melodie iets zegt
van: je hebt je kans gehad en dus had je hem maar moeten
grijpen.
Playboy: Als een liedje jou wordt gegeven, ervaar je
dat dan als iets religieus?
De Groot: Hoe bedoel je?
Playboy: Als iets er plotseling is, kant en klaar, komt
het dan niet van God?
De Groot: En als je er heel hard op hebt moeten werken?
Dan komt het niet van God? Dat lijkt me onzin.
Playboy: Het komt altijd van God, bedoel je?
De Groot: Nee. Het komt uit jezelf.
Playboy: Ik begrijp dat je dus wel melodieën hebt
geschreven die heel moeilijk tot stand zijn gekomen.
De Groot: Hoe sterk is de eenzame fietser, Jimmy
dus, een heel wonderlijk lied om muziek op te maken. De
eerste drie coupletten zijn één lange zin,
waarbij het ritme steeds verandert. Het was heel moeilijk om
daar een schema voor te maken. Het inspireerde ten slotte tot
een verrassende opbouw. Ieder segment is anders en toch komt
het heel hecht over.
Playboy: Ik heb nooit iets van dat lied begrepen,
maar...
De Groot: Daar is toch niets onbegrijpelijks aan:
(zingt)
Hoe sterk is de eenzame fietser
die kromgebogen over zijn stuur tegen de wind
zichzelf een weg baant
hoe zelfbewust de voetbalspeler
die voor de ogen van het publiek de wedstrijd wint
zich kampioen waant
hoe lacht vergenoegd de zakenman
zonder mededogen de zakenman
die concurrent verslagen vindt
zelf haast failliet gaat
Playboy: Misschien heb ik nooit goed naar de tekst
geluisterd. Maar Hoe sterk is de eenzame fietser is
zo'n regel die zich in je kop nestelt. Als ik iemand in de
wind door het landschap zie trappen, denk ik aan die regel.
Jullie hebben wel voor meer regels gezorgd die zich in ons
nationale onderbewustzijn hebben genesteld.
De Groot: Maar De eenzame fietser is niet van
Lennaert Nijgh, dat is van Ruud Engelander.
Playboy: Het land van Maas en Waal...
De Groot: Dat is wel degelijk van Lennaert. Net als
Testament, Verdronken Vlinder en Malle Babbe.
Lennaert is altijd gezien, en dat is nog steeds zo, als een
van de beste tekstdichters in de lichte muziek. Het zijn
prachtige teksten en technisch heel muzikaal geschreven. Op
een melodie.
Playboy: Ik dacht dat je de melodie pas schreef als de
tekst klaar was.
De Groot: Hij schrijft zijn teksten op een eigen
melodie. Misschien dat dichters als ze schrijven altijd een
melodie horen, ik weet het niet.
Playboy: Hoelang kennen jullie elkaar?
De Groot: Al heel lang. Op de lagere school was hij
een vriendje van mijn broertje. Hij kwam bij ons thuis, maar
toen speelden we niet met elkaar. Op de middelbare school
kwamen we elkaar weer tegen en daar werden we dan vrienden.
Een jaartje of 34 zijn we nu al bevriend. We zijn geen
boezemvrienden, we delen geen lief en leed. We hebben geen
vriendschap van elkaar in vertrouwen nemen en je hart
uitstorten, maar we zijn aan elkaar verbonden. Hij geeft mij
teksten en ik hem muziek. We zijn als twee parallel lopende
treinen, soms schuift er een rotspartij tussen ons, maar dan
komen we weer naast elkaar. Het wordt nooit intiem in de zin
van heftige ruzies of bij elkaar uithuilen. Het is een
beetje het ideale huwelijk. Ik heb net 5 jaar bij Lennaert
in huis gewoond. Hij komt 's nachts thuis, ik ga 's morgens
weg. We vallen elkaar niet lastig en hij heeft het idee
dat er een soort continue leven in huis is zonder dat hij aan
iemand verantwoording hoeft af te leggen. En dat is het
ideale huwelijk.
Playboy: Jullie hebben niet een vaste werkrelatie,
zoals Van Kooten en De Bie.
De Groot: Dat had gekund, dat had eruit kunnen
voortkomen, maar dat is niet gebeurd, omdat ik op een gegeven
ogenblik dacht hem niet nodig te hebben.
Playboy: Wat gebeurde er?
De Groot: Ik moest zo nodig andere dingen. Ik dacht:
ik kan het zelf wel, ik ben toch zeker artiest! Het
moet vanuit de 'vibratie, weet je wel, de kosmische
vibratie, te gek joh'. Dat was eind jaren '60.
Daarvoor maakte ik mijn platen met een hecht groepje, met
goed geschreven arrangementen en teksten van Lennaert en dat
wilde ik niet meer. Ik wilde niet langer dat alles van
tevoren vaststond, ik wilde het in de studio laten groeien.
Wat ik wilde dat wist ik niet, maar dat zagen we dan wel.
Playboy: Een tamelijk riskant uitgangspunt.
De Groot: Als je het aankunt, kunnen daar ontzettend
mooie dingen uit ontstaan, creatieve dingen, maar je moet het
kunnen, het moet je karakter zijn en je manier van werken.
Dan krijg je het Karel Appel-effect van 'ik rotzooi
maar wat aan'. Maar als je alleen voor een doek staat
met 20 potten verf is dat misschien toch wat gemakkelijker
dan wanneer je in een studio zit met een heleboel muzikanten
en synthesizers en elektronica.
Playboy: Het viel een tikje tegen.
De Groot: Ik weet nu dat dit niet mijn manier van
werken is.
Playboy: Was er geld voor zo'n aanpak?
De Groot: Ik heb altijd ontzettend veel krediet
gekregen van Phonogram. Ze zijn ontzettend ver met
me meegegaan. Maar toen ik een jaar of vier geleden het
idee kreeg om weer platen te gaan maken, toen kreeg ik een
bijna nostalgisch verlangen naar het platenmaken zoals ik
dat in de jaren '60 deed.
Playboy: De laatste plaat waaraan Lennaert Nijgh had
meegewerkt, was uit 1973, De eenzame fietser. Zei
hij niet: ga maar weer kosmisch vibreren toen je
bij hem op de stoep stond?
De Groot: Nee, maar hij was natuurlijk wel met heel
andere dingen bezig.
Playboy: Hoe moet ik me dat voorstellen?
De Groot: Nou, ik zei: To - ik noem hem
altijd To - we moeten weer een plaat gaan maken,
iedereen wil het, iedereen vraagt wanneer ga je weer een plaat
met Lennaert Nijgh maken. Hij bromde toen zoiets van:
wanneer moet dat dan? Zo snel mogelijk, zei ik en
dat heeft toen dus een jaar of 3 geduurd.
Playboy: Bespreken jullie dan welke kant het op moet
met die teksten?
De Groot: Hij komt altijd met teksten vanuit zijn
eigen idee. Hij weet natuurlijk voor wie hij die teksten
maakt, dus hij schrijft ze ook enigszins uit mijn naam,
maar we hebben nooit van tevoren met elkaar bij elkaar
gezeten.
Playboy: De plaat die uiteindelijk is gekomen heet
Een Nieuwe Herfst een programmatische titel.
De Groot: Hoezo?
Playboy: Nou, een nieuwe lente, een nieuw geluid,
een nieuwe herfst, dat wijst toch op een nieuw begin?
De Groot: De titel is pas later gekomen. Ik wilde de
plaat oorspronkelijk Triangel noemen. De teksten
sluiten ook aan op het verleden, het zijn teksten van
iemand die heel vertrouwd is met het onderwerp. De
onderwerpen had hij 30 jaar geleden ook. Jongen wordt
verliefd op meisje, punt, maar 30 jaar geleden had hij ze
niet op deze manier kunnen schrijven.
Playboy: Ze zijn op dezelfde manier poëtisch.
De Groot: Het zijn onmiskenbaar Lennaert-teksten, maar
dan 30 jaar later.
Playboy: Wie kopen jouw platen?
De Groot: Ik weet het niet. Ik denk veel mensen van
onze generatie, maar ik denk dat de jonge generatie hem ook
wel koopt. En dat is meteen wat er op deze plaat is aan
te merken. Hij zit in een overgangsfase. Hij mikt op mijn
eigen generatie en lonkt tegelijkertijd naar de jeugd en
dat geeft iets tweeslachtigs.
Playboy: Weten de kids wie je bent?
De Groot: Tijdens mijn vorige toernee, 10 jaar
geleden, zaten er veel jonge mensen in de zaal en ik denk dat
deze plaat nog altijd een relatief jong publiek zal
aanspreken. Als ik vroeger langs een school liep, wist
iedereen wie ik was. Nu kan ik rustig langs een school
lopen. Maar mijn platen worden altijd over een langere
periode verkocht. Ik ben nooit een artiest geweest die het
moest hebben van pieken en die dan weer zo'n beetje weg was.
Playboy: Heb je een voorbeeld van het tweeslachtige
karakter van Een Nieuwe Herfst.
De Groot: Zo'n nummer als Annabel. Dat heeft
een heel poppy sound, alhoewel de nieuwe generatie een
heel ander idee heeft over de sound van popmuziek.
Playboy: Hoe vind jij die muziek?
De Groot: Het zegt me niks, maar het is wel
intrigerende muziek. Het is heel duidelijke muziek, zeker als
je het vergelijkt met wat er zo in het begin van de jaren
'70 werd gemaakt. Toen er leegte was en er muziek werd
gemaakt zonder duidelijk gezicht. Met de punk ging het
alweer een stuk beter. Daar kon je je als jongere mee
identificeren.
Playboy: Maar die punk is toch ook al weer 100 jaar
geleden?
De Groot: Maar uit de punk is weer de house
voortgekomen en al die andere stromingen. Mij zegt het niet
zoveel. Ik kan me voorstellen dat het fantastisch is voor
een XTC-feest of voor in de disco, maar om naar te
luisteren... Dat je dat in je auto aan hebt, kan ik me niet
voorstellen.
Playboy: Toch doet men dat. En wij vin- den het
vreselijk, Dat is toch het teken dat het goed is?
De Groot: Dat werkt bij iedere nieuwe generatie op
dezelfde manier. Wat dat be- treft is onze generatie heel
lang erg hin- derlijk geweest, omdat die per definitie niks
lelijk vindt. Alles moet kunnen. We mom- pelen hooguit dat
we het niets vinden, zo- als ik nu ook weer doe, maar er zijn
er nog genoeg van onze leeftijd die er in meegaan, die
vinden dat ze jong moeten blijven. Ver- grijsd en kalend
dragen ze ringen in hun neus en persen zich de iT
binnen.
Playboy: Daar heb jij geen last van?
De Groot: Vanochtend stond ik de heg te knippen en
toen dacht ik: goh, het is eigenlijk best leuk om tot de
normale maatschappij te horen. Opeens kreeg ik het
besef dat ik al jaren tot de maatschappij behoor en tot
mijn schrik schrok ik daar niet van.
Playboy: Geen oude hippie?
De Groot: Qua denken wel een beetje, maar zeker niet
qua kleding.
Playboy: Wat is een hippie? Dit voor de jongeren
onder ons.
De Groot: Dat is overduidelijk. Iedere keer als er
weer een of ander jaren '60-revival is of er wordt een film
over die tijd gemaakt, waarin hippies een rol spelen, denk
ik: dat zijn geen hippies. Er zat een buitenkant aan,
maar het was ook een gevoel. Het was een way of life,
weetje wel. Ja god, hippies, het waren een soort urbane
nomaden die er een simpele filosofie op nahielden, iedereen
moet lief zijn voor elkaar, weg met de agressie en alles moet
kunnen.
Playboy: Dat is inderdaad vrij simpel.
De Groot: Filosofie is ook een heel groot woord in
dit verband. Het was meer een kretologie. Maar wat het
verder was, is niet naar buiten te brengen, niet zichtbaar
te maken en dat kan ook niet, omdat het een erg naar binnen
gericht gevoel was, een soort vibratie tussen mensen die
elkaar aanvoelen. je wist dat je hetzelfde voelde als die
vogel of die chick daar, weet je wel,
dezelfde vibraties, op hetzelfde level, weetje wel.
Het was niks, maar tegelijkertijd alles. Tja, wat je dacht
als een hippie was, een soort esoterisch niets: alles
gebeurde in India, en lang geleden en ergens in de kosmos was
het nog steeds. Daar ging je helemaal in mee. Je voelde
heel kosmisch en universeel, maar eigenlijk was het een soort
suikerspin. Als je het terugbracht tot de kerngedachte
bleven er vage kreten over, die of heel clichématig
waren of zo dun als spinrag. Maar het was wel prachtig
opgeklopt tot een grote kleurige boom vol vibraties.
Playboy: Was jij echt een hippie?
De Groot: Absoluut. Ik was een hippie-zanger. Ik zag
er op het podium ook uit als in het dagelijks leven, geheel
volgens de hippiemode.
Playboy: En hoe zag een hippie eruit?
De Groot: Kleurig, zoet, als een elfachtig wezen. Ik
droeg een wambuis, met een strakke broek en laarsjes. De
broek in de laarzen zodat het er kabouterachtig uitzag.
Een gordeltje als riem en een buisje dat over de broek viel
als een koket rokje. Lang haar en een vreemde ring met een
yin en yang-teken of met een oog. Veel kettingen om en
stoned. ja, ik was een hippie, het was geen pose. Als ik
naar een Provaydja-club ging om op te treden hoefde
ik me daarvoor niet te verkleden. Ik had de kleren al aan.
Playboy: Waar kwam dat gedoe vandaan?
De Groot: Van de Amerikaanse westkust. Dat ging via de
kosmos hier naartoe. Dat was in 1967. Provo was ineens weg
en dat ging heel soepel over in hippie. Het ene moment was
ik nog protestzanger en het volgende moment gaf ik bloemen
aan een politie-agent. Het stenen gooien, uitschelden en pet
van het hoofd trekken was voorbij, ineens was je lief.
Playboy: Ik dacht dat ik gek werd.
De Groot: Hoe bedoel je?
Playboy: Als je een plaat van John Coltrane
opzette, brak de pleuris uit...
De Groot: Bij mij viel het samen met mijn eigen
verandering. Ik ben heel geleidelijk overgegaan van passief
luisteren naar jazz naar actief bezig zijn met popmuziek. Ik
heb de jazz heel makkelijk en vrij ondankbaar laten vallen.
Playboy: Je wist toen al dat je toekomst in de muziek
lag?
De Groot: Daar had ik voor gekozen.
Playboy: Hoe is je carrière begonnen?
De Groot: Ed Lautenslager, die toen nieuwslezer
was, zei: Als Lennaert de teksten schrijft en jij de
muziek, dan maken we een bandje en daarmee ga ik dan naar
Phonogram. Ik heb nooit in cafés of op straat
hoeven optreden, ik had vrijwel meteen een hit met Meisje
van 16.
Playboy: Wat betekende een hit toen?
De Groot: Geen idee. Ik weet wel dat ik voor een
gouden plaat 100.000 singles moest verkopen en dat hebben we
bij lange na niet gehaald. 20.000 misschien. Maar hij kwam
in de hitparade en iedereen wist opeens wie ik was.
Playboy: Hét blad was toen Hitweek. Wat
vonden die van jou?
De Groot: Niks. Het was voor hun veel te veel
VVD-muziek, te beschaafd. Armand sprak het
Hitweek-publiek veel meer aan. Die ramde op zijn
gitaar en schreeuwde zijn teksten. Wij hadden violen op de
achtergrond. Ik moest met een psychedelische plaat komen om
Hitweek ervan te overtuigen dat ik meetelde, haha, maar
toen was het ook meteen goed raak. Picknick werd
uitgeroepen tot de eerste Nederpop-elpee.
Playboy: Dat je zo'n plaat moest maken om mee te
tellen, dat heb ik later de terreur van de vrijheid genoemd.
Als je het niet leuk vond dat iemand aan je vriendin zat was
je square.
De Groot: Dat heb ik nooit meegemaakt. Noch in actieve
noch in passieve zin. Met de zogenaamde vrije liefde heb ik
me ook nooit ingelaten. Ik werd er niet voor benaderd, ik
ging er niet op af.
Playboy: Een beroemde, knappe zanger?
De Groot: Ik werd na een optreden nooit belaagd.
Nooit natte plekken op stoelen. En wat dat square
betreft, dat was een woord dat vooral door meelopers werd
gebezigd.
Playboy: Veel blowers hebben geen flauw idee
meer van wat er indertijd heeft plaatsgegrepen. Hoe zit dat
met jou?
De Groot: Ik heb een goed geheugen. Ik kan me
voorstellen als je zo'n hoes uit die tijd ziet, dat je dan
denkt dat het confetti regende en iedereen voortdurend
stoned was, maar daarnaast draaide de wereld ook
door. Vanuit die wereld keek men naar de hippies zoals ik er
nu naar kijk. Ik kan me niet voorstellen dat het toen zo
was. Ik kan het eigenlijk alleen over de buitenkant hebben.
Het innerlijke blijkt leeg, een glazen bol gevuld met wierook,
maar toen leek het anders. Je leven was er vol van.
Playboy: Je was getrouwd. Was dat wel politiek
correct?
De Groot: Dat was geen probleem. Het was vaak een
gezinsgebeuren allemaal. Het was geen sekte, maar we deden
wel aan een anti-autoritaire opvoeding, misschien is dat voor
die kids wel niet zo goed geweest. Die kinderen zaten met
ouders die stoned waren, die ze aan hun lot overlieten. Ze
werden niet naar bed gestuurd, want dat was autoritair,
Playboy: Was je rijk?
De Groot: Ik kon goed rondkomen.
Playboy: Wat deed je met je geld?
De Groot: Fêteren, mensen dingen geven, dingen
kopen. In ieder geval heb ik het niet laten groeien.
Achteraf denk ik wel dat ik het in die tijd dat ik veel
verdiende financieel wat verstandiger had moeten aanpakken,
maar ja.
Playboy: Heb je het tot dusver goed gedaan in je
leven?
De Groot: Als ik kijk van ben je gelukkig en
tevreden, dan wel, maar wat betreft mijn kinderen had ik
graag een scheiding willen voorkomen. Een scheiding is klote,
voor je kinderen en je partner. Maar dat zijn dingen waarvan
ik niet weet of ik ze had kunnen voorkomen. En als de
scheiding er niet was gekomen, was iedereen zonder twijfel
100 keer slechter terecht gekomen dan nu is gebeurd.
Playboy: Je bent weer getrouwd.
De Groot: Bijna twee jaar.
Playboy: En geen scheidingen meer.
De Groot: Nee! Het is veel leuker om het een kans te
geven, het te laten duren en te verdiepen. Wat dat betreft
ben ik heel anders dan vroeger. Over het algemeen denk ik
dat ik me heb ontwikkeld tot iemand die, hoe moet ik het
zeggen, interessanter is, ik weet geen beter woord, dan
dertig jaar geleden. De tijd heeft een soort meerwaarde
toegevoegd. Niet eens zozeer naar buiten toe, maar voor
mezelf. Een soort grijsheid in mij is nu ingevuld.
Playboy: En de komende dertig jaar?
De Groot: Geen idee.
Playboy: je gaat toch nog wel dertig jaar mee?
De Groot: ja, maar hóe, dat weet ik niet.
|
|