HET VUUR IS TERUG, AANGEWAKKERD DOOR DE WETENSCHAP DAT ER GOEDE TEKSTEN TE VINDEN ZIJN

auteur: Jan Vollaaard
geplaatst in: Vara Magazine, 20-26 januari 2007, editie 78 nr 3

IK WAS EEN POPIDOOL
HET THEATER ALS NATUURLIJKE HABITAT

"IK MOET EEN LIED KUNNEN KNEDEN NAAR MIJN EIGEN BELEVINGSWERELD"

"GEEF MIJ MAAR EEN ZITTEND PUBLIEK"
De filosofie van het songschrijven vollgens de nestor van het intelligente Nederlandse lied -
Boudewijn de Groot is terug (nu alweer!).
AVONDMENS
Rouwig is hij er niet om, dat zijn lied door het onverwoestbare 'Bohemian rhapsody' van de eerste plaats in de
Top 2000 van Radio 2 is verdreven. 'Avond' staat nog altijd eervol op de tweede plaats en dat is genoeg,
vindt Boudewijn de Groot. Hij glimlacht, al die ophef om een lied dat toen het in 1996 uit kwam,
nooit een hit werd. Hij heeft er genoeg op zijn naam: 'Een meisje van zestien' (1965),
'Welterusten meneer de president', 'Land van Maas en Waal', 'Meester Prikkebeen', 'Jimmy' -
over zijn toen (1973) nog piepkleine zoontje Jim de Groot, nu zelf een gevierd zanger en musicalacteur.
'Ik denk dat 'Avond' op één is gekomen uit een soort recalcitrantie van het publiek. Laten we nu eindelijk eens ergens anders op stemmen, die gedachtegang. 'Avond' was al een succes bij mijn theatervoorstellingen, dus de keuze voor dat nummer verbaasde me niet. Op de radio werd er een soort hype gecreëerd. Dat was een verrassing, leuk. Je kunt het je carrière lang afvragen, waarom er in de zalen voor het ene liedje harder geklapt wordt dan voor het andere. Bij mijn voorstellingen heb ik er speels aan gerefereerd: "En dan nu de nummer één uit de Top 2000!" Maar verder heeft het me niet bezig gehouden.'
'Deze cd draag ik met liefde op aan mijn kleinkinderen', schrijft Boudewijn de Groot (62) op de verpakking van zijn nieuwe cd Lage Landen. Wortels in Nederland en België, de sfeer van folkmuziek en een vleugje Nashville, zo vat de nestor van het intelligente Nederlandse lied zijn nieuwste werkstuk samen. Onder invloed van de bij hem favoriete Janis Ian-cd Folk is the New Black, opgenomen in Nashville, besloot Boudewijn zijn album in de countryhoofdstad af te mixen. Als je bedenkt dat er twaalf jaar zaten tussen Maalstroom (1984) en Een nieuwe herfst, en daarna weer acht totdat Het eiland in de verte (2004) zich aandiende, komt hij voor zijn doen vlot met nieuw materiaal. Ook nu weer put Boudewijn de Groot een paar keer uit nagelaten werk van Lennaert Nijgh, zijn bijna altijd onafscheidelijke tekstschrijver. Totdat jeugdvriend Lennaert in 2002 overleed. Andere teksten op Lage Landen zijn van Freek de Jonge, Willem Wilmink en Rowwen Hèze-zanger Jack Poels. Maar de opvallendste ontwikkeling is Boudewijns eigen groei als tekstdichter, in songs als 'Hoogtevrees in Babylon' en 'Achter de hemelpoort'. Ze tonen het onderscheid van de jaren.
'Het eiland in de verte' liet lang op zich wachten omdat ik zo ontzettend graag nog een album had gemaakt met uitsluitend teksten van Lennaert Nijgh. Dat duurde en het duurde, maar uiteindelijk kwam hij niet met voldoende materiaal over de brug. Toen Lennaert overleed moest ik andere oplossingen gaan zoeken voor dat album. Lage Landen kon er betrekkelijk snel op volgen omdat de afgelopen tien jaar voor mij zo succesvol zijn geweest. Niet alleen bij het publiek maar ook in creatief opzicht, van binnen uit. Het vuur is terug, aangewakkerd door de wetenschap dat er nog steeds goede teksten te vinden zijn. Het lukt me nog altijd om er goeie muziek op te maken.'

LENNAERT NIJGH IS NOG IN DRIE TEKSTEN AANWEZIG. IS ZIJN NALATENSCHAP EEN ONUITPUTTELIJKE BRON?
'Nee, dit is het einde. Tenzij er zich iets onverwachts voordoet. Bijvoorbeeld dat er een tekst van hem is die ik al honderd keer gelezen heb, maar die ik domweg nog niet op waarde heb weten te schatten. Zijn ' Sonnet IV' op dit album stamt uit de tijd dat hij als verliefde puber gedichten schreef. Dat was absoluut niet bedoeld als liedtekst. Als curiositeit zou ik alle vier die sonnetten nog eens tot een cyclus kunnen bewerken, maar niet omdat ze zo goed zijn dat ze schreeuwen om muziek.'

IS HET ANDERS OM ZELF EEN LIED TE SCHRIJVEN DAN WANNEER JE EEN TEKST VAN FREEK DE JONGE OF JACK POELS GEBRUIKT?
'Ik probeer er hoe dan ook altijd een eigen lied van maken. 'Zelden kunnen praten' van Jack Poels lag er als tekst al een tijdje zonder dat ik er veel in zag, ook nadat Jack er op mijn suggestie een nieuwe versie van had geschreven. Toen gebeurde er iets in mijn persoonlijk leven wat me hevig emotioneerde, en daar sloot die tekst wonderlijk goed bij aan. Met een paar aanpassingen kon ik het lied bij mijn eigen situatie laten aansluiten. Zo werd het een nummer dat over mij ging. Bij Freek de Jonge ligt dat meestal moeilijker, want die wil veranderingen in zijn teksten altijd het liefst zelf aanbrengen. Ik moet een lied kunnen kneden naar mijn eigen belevingswereld.'

MAGERE HEIN EN DE HEMELPOORT FIGUREREN IN DE TEKSTEN. ZIJN DAT ONDERWERPEN WAAR JE OP LATERE LEEFTIJD MEER AAN GAAT DENKEN?
'Ik ga er niet naar op zoek, maar het dient zich aan naarmate je ouder wordt. Ook bij Freek, die de tekst van 'De treinreis' over Magere Hein schreef. De dood gaat een beetje meespreken. Gaandeweg leer je leven met de gedachte dat een muzikant niet per definitie een recalcitrant iemand hoeft te zijn met wilde haren, dús een jonger iemand. Daar heb ik trouwens nooit zo'n last van gehad. Boudewijn de Groot was ooit dat popidool met een jong publiek, maar nu zitten er oudere mensen in de zaal die het mooi vinden. Hoe kan dat? De liedjes worden rustiger en ik onderneem geen krampachtige pogingen om altijd maar jeugdig en vitaal over te komen. Eigenlijk is het een grammaticale kwestie. Boudewijn de Groot was een popidool. Nu ik me daar bij neer heb gelegd, blijf ik jong en oprecht met datgene wat ik altijd al gedaan heb. Als ik trouw ben aan de persoon die ik nu ben, komen er vanzelf meer ballads op mijn repertoire. Dan gaat de dood een prominentere rol spelen. In het begin van mijn carrière was ik daar nog helemaal niet mee bezig.'

HET VAK VAN CHANSONNIER IS IN NEDERLAND NOOIT ZÓ IN ZWANG GEKOMEN. WAAROM IS ER IN FRANKRIJK MEER RESPECT VOOR LIEDZANGERS?
'Fransen zijn chauvinistischer dan wij. De Fransen hebben er veel langer over gedaan om buitenlandse invloeden uit rock-'n-roll en popmuziek toe te laten. Ze koesteren hun eigen artiesten en muziekstijlen. In Nederland had je eindjaren 60 het zogenoemde luisterlied, ontstaan uit de combinatie van chanson en folkmuziek. Jongens en meisjes met gitaren trokken opeens een heel behoorlijk publiek, in Nederland en Vlaanderen. Elly & Rikkert, Peter Blanker, Joost Nuissl, Marianne Delgorge, dat soort mensen. Ik hoorde daar bij en het was een behoorlijk sterke stroming in de Nederlandse popmuziek. Die kwam uit het niets en verdween weer net zo snel. Frankrijk heeft het chanson, Engeland adopteerde de rock-'n-roll, zelfs Duitsland heeft muziek met een eigen identiteit door de Schlagercultuur. In Nederland zijn we in het algemeen wat korter van memorie. Er is geen rode draad. Zelfs Peter Koelewijn zong alleen maar in het Nederlands omdat hij zijn Engels niet goed genoeg vond.'


JE HEBT ZELF EEN KORTSTONDIGE ENGELSTALIGE PERIODE GEHAD MET DE GROEP THE TOWER IN 1969. WAS DAT UIT ARTISTIEKE NOODZAAK?
'Absoluut niet. Mijn motieven waren puur narcistisch. Het hippere deel van het pop-publiek begon me uit te fluiten. Ze zagen me als een watje en een burgertrut, met die Nederlandstalige liedjes. In jongerencentra werd er niet geluisterd en gooiden ze bier naar me. Of erger nog: ze riepen "boe" als ik met mijn gitaartje 'Testament' stond te zingen tussen het beatgroepengeweld. Dat waren traumatische ervaringen. Om die reden heb ik optredens afgezegd. Gelukkig had ik wel krediet in de muzikantenwereld, nadat Hitweek laaiend enthousiast was over mijn elpee Picknick. "De allereerste Nederpop-elpee", noemden ze die. Toen pas durfde ik muzikanten te vragen om een Engelstalige band te beginnen. Dat soort lafhartige argumenten speelden een rol. Maar The Tower had niks te maken met artistieke meerwaarde.'

TEGENWOORDIG DOE JE LANGE THEATERTOURNEES. IS HET THEATER EEN ZEGEN VOOR JOU ALS MUZIKANT?
'Beslist. Ik zie mezelf niet als een De Dijk of een Golden Earring, die toch ook redelijk op leeftijd zijn maar die nog altijd met het grootste plezier jeugdclubs afschuimen om daar voor dansend publiek te zingen. Los van het feit dat mijn repertoire zich daar minder voor leent, vind ik dat gewoon niet leuk. Ik hou er van om mijn liedjes in een neutrale sfeer hun werk te laten doen. Dansen en bier drinken horen daar voor mijn gevoel niet bij . Het theater is ideaal voor mij. Ik ben daar al in 1968 mee begonnen, omdat ik de clubs wilde ontvluchten. Het mes sneed aan twee kanten. De muziek kwam beter tot recht en ik hoefde niet meer op te boksen tegen de plaatselijke beatband, The Shoes, Short '66 en The Outsiders. Geef mij maar een zittend publiek dat alleen voor mij komt.'

IS ER EEN GROOT TELEVISIE-ACTEUR AAN JE VERLOREN GEGAAN NA JE ROL IN DE VLAAMSE POLITIESERIE FLIKKEN?
'Flikken is al een tijdje opgehouden. Er zijn daarna geen nieuwe aanbiedingen gekomen. Wat het ergste doet vrezen. Ik ben niet zo iemand die audities afloopt en het is ook geen ambitie van me om acteur te worden. Maar het was ontzettend leuk om te doen. De politie in Gent, waar het speelde, heeft Flikken geadopteerd als middel om jonge mensen voor het politievak te interesseren. Eens per jaar wordt er daar een "Flikkendag" gehouden, als eerbetoon aan de serie maar ook ter promotie van het politiecorps. Daar komen honderdduizend mensen op af, dus het leeft nog steeds. Ik ben nog wel eens aangehouden door een agent die mij, weliswaar gekscherend, aansprak met "collega". Er wordt in Belgische politiekringen beslist niet neergekeken op acteurs die er met hun werkelijkheid vandoor gaan.'

BINNENKORTVERSCHIJNT DE LIEDTEKSTENBUNDEL HOOGTEVREES IN BABYLON (UITG. TIRION) MET TOELICHTINGEN OVER DE ONTSTAANSGESCHIEDENIS. IS DAT IN FEITE GEEN VERKAPTE AUTOBIOGRAFIE?
'Het autobiografische eraan is dat ik vertel over mezelf in verband met de teksten, en dat ik de dingen niet romantiseer. Voor mijn complete levensverhaal is dit te onvolledig. Bovendien ben ik niet zo anekdotisch. Ik ken geen sappige verhalen en als die er een enkele keer wel zijn, ben ik allang blij. Wel wordt er het een en ander prijsgegeven over mijn opvattingen ten aanzien van het creatieve proces en over mijn manier van werken. Die komt er meestal op neer dat je gaat zitten en wacht tot het komt. Op een bepaald moment doe je dat in de overtuiging dat er ook iets gaat komen, want daar krijg je een antenne voor. Het eerste wat ik opschrijf, moet meteen goed zijn. Ik moet het zelf goed vinden. Een cursus songschrijven op de Rockacademie zou ik niet makkelijk kunnen geven. Wel een lesuur filosofie, tussen aanhalingstekens, hoe je de omstandigheden kunt beïnvloeden om het creatieve proces op gang te brengen. Dat is geen exacte wetenschap.'


Omhoog
Terug