Elf liefdesverklaringen aan de Mac

Boudewijn de Groot

auteur: Pieter Webeling, foto: C. Barton van Flymen
geplaatst in: Oog Apple 1998.

'Ik zie mijn G3 als een muzikale god'

Acht gouden, twee platina en een diamanten plaat - je bent een levende muzikale
legende of niet. Boudewijn de Groot (54) behoeft dan ook alleen
nadere introductie over zijn computerkeuze. Een trouw gebruiker over
weemoedige gevoelens voor een SE'tje, zijn gevechten met Cyberdemon.
Wolfgang Amadeus ('Mozart zou zeker voor de Mac hebben gekozen') en
muziek maken op een G3: 'Het is een bijna menselijke wisselwerking tussen twee professionals.'

'Misschien moet niet iederéén een Mac gaan gebruiken. Ik bedoel: Apple mag
van mij immens populair worden en vreselijk veel geld verdienen, maarreh...
je mist dan toch exclusiviteit. Ik had dat vroeger met plaatjes. Als
rechtgeaarde fijnproever koesterde ik progressieve, experimentele muziek.
Tot zo'n groep besloot een singeltje te maken dat in de top-tien verscheen,
zodat 'het plebs' ineens massaal riep: 'Goeie band.' Afblijven, dacht ik dan.
Dat is mooie muziek, daar mogen jullie helemaa/ niet van houden. Ik denk dat
ik opnieuw een beetje verloren en verongelijkt in de massa kom te staan als
iedereen nu zou overstappen op Apple. Je wilt je toch onderscheiden. Een PC
kun je vergelijken met de aanschaf van een gewone auto - een middenklas-
sertje, wat maakt het uit. Een Mac is een Harley Davidson. Motorrijders
groeten elkaar ook.

De computer is een essentiële stap in de evolutie van de mens. Mijn eerste
kennismaking met de Mac, zo halverwege de jaren tachtig, zie ik ook als een
belangrijk moment in mijn leven. Ik was toen behoorlijk down. Uit arren
moede begon ik Engelse detective-romans te vertalen. Om een beetje droog
brood te verdienen moest ik bijna dag en nacht doorwerken. Eerst op een
gewone schrijfmachine, daarna op een meer geavanceerde Olivetti met een
displaytje. Het bleef aanmodderen, totdat de uitgever wilde experimenteren
met computers. Ik kreeg een Mac Plus te leen: met externe drive, zonder
harde schijf. Een openbaring. Ik kon vóór het printen hele alinea's veranderen.
En ik was eindelijk van die Tipp-ex verlost.
In die jaren gingen de meeste vertalers over op computers, dus ik kocht een
SE'tje. Om de haverklap ging ik met dat ding naar MacVonk in Zeist, omdat
ik weer iets niet begreep. Je praat over het stenen tijdperk van het
computerwezen, weetjewel. Die SE had maar liefst twéé megabyte intern
geheugen, dat beschouwde ik toen als bijna-onmogelijk. Later heb ik dat oude
machientje aan mijn zoon Jim gegeven. Dat was toch... ontroerend. Het is een
schat van een ding - hij mag hem nooit wegdoen. Bij mijn eerste Mac heb ik
precies hetzelfde gevoel als bij mijn eerste gitaar, waamee ik in de jaren
zestig professioneel ging optreden. Weemoed. Pure weemoed.'

'Ik ben een trouw gebruiker. Overal waar ik kom promoot ik de Mac als het
ideale systeem. Toch heeft het vrij lang geduurd voordat ik de computer
ontdekte voor de muziek. Nummers als Het Land van Maas en Waal,
Verdronken Vlinder en Tante Julia nam ik vroeger thuis op; met dat
cassettebandje ging ik naar de studio. Gelukkig had ik een goede arrangeur
die wist hoe ik een nummer wilde laten klinken - hij kon dat perfect op
papier zetten. Ik zou het graag zelf hebben gedaan, maar had geen zin in
zeven jaar conservatorium. Tot iemand mij attent maakte op computers en
synthesizers. Daar zaten echte geluiden in, variërend van klarinetten tot
pauken. In mijn ogen was dat synthezizergeluid 'niet echt' en dùs 'niet
interessant'. Ik wist van toeten noch blazen.
Uiteindelijk ben ik zes, zeven jaar geleden toch overstag gegaan. Je springt
ergens middenin en gaat meteen kopje onder in een stroomversnelling, want
de computertechnologie was inmiddels al aardig gevorderd. Na enig
gespartel in die kolkende massa kreeg ik gaandeweg dingen onder de knie.
Met de Mac, natuurlijk. Apple is in de muziekwereld dè standaard, bijna alle
muzikanten die ik ken zweren daarbij. Ik begon met een LC II. In die tijd
speelde ik de hoofdrol in de musical Tsjechov. Tijdens de tour zat ik
vaak in mijn hotelkamertje te componeren, met een Powerbook 170 en een klein
Keyboardje. Ik werkte op EZ Vision, een vereenvoudigde uitvoering van
Vision, hèt muziekprogramma voor de Mac.

Als je speelt, zie je de noot op het scherm verschijnen. Je kunt kiezen
tussen normaal notenschrift of grafisch, met een streepje. Hoe langer je de
noot aanhaalt, hoe langer het streepje. De computer heeft tijd nodig om de
partituur op te bouwen. Eerst had ik een LC II, daarna een LC III en een
Performa 630, maar de muziek bleef sneller. Dan kon ik bij maat veertig
koffie gaan zetten, want de computer was pas bij maat twintig. Nu heb ik een
G3, de 233 megahertz desktop, met een intern geheugen van 96 megabyte.
Een scheurijzer, absoluut. Hij houdt me feilloos bij. Ik krijg bijna het idee dat
hij sneller is dan ik. Halverwege ophouden om te kijken of de Mac het zelf
afmaakt.
Met de huidige muzieksoftware kun je zo ongeveer alles. Je ziet het
grafische beeld van een frequentiegebied: dat ziet eruit als een
aardbevingregistratie. Je hebt de mogelijkheid om allerlei oneffenheidjes te
verwijderen. Bij een gedigitaliseerde opname van een oude grammofoonplaat
kun je bijvoorbeeld tikken en krasjes eruit halen, zodat je een nagelnieuwe lp
hebt. Of je vervangt een strijkersarrangement in zijn geheel door trombones.
Je laat een drumsolo achterstevoren spelen. Je kiest de beste compositie van
een liedje door twee coupletten te laten volgen door het refrein, of je zet na
elk couplet een refrein -zonder verspringinkjes. Dat doet die G3 allemaal
binnen een fractie van een seconde. Dat is toch fantastisch?
Naast mijn G3 staat een keyboard en Sound Canvas, een klein kastje
waarin alle digitale instrumenten zitten. Hobo, klarinet, fluit, drums, noem
maar op. Vroeger moest ik mijn stem en gitaar apart op een bandje opnemen.
Nu hoeft dat niet meer: er zit een audiokaart in de computer waarmee ik
analoog geluid kan omzetten in een Midi-signaal. Stem en gitaar zijn dus ook
gedigitaliseerd. Via een mengpaneeltje kan ik bijvoorbeeld mijn stem wat
galm geven. Of ik regel de balans tussen mijn gitaar en andere instrumenten.
Ik denk dat een componist als Bach al die nieuwerwetse muziektechnologie
maar zou verafschuwen, zo van: 'Een mooie symfonie maak je met de
ganzenveer.' Mozart niet. Die was wel te porren voor experimentele dingen.
En Mozart zou zeker voor de Macintosh hebben gekozen.

'Muziek is niet het enige dat ik op de Mac doe. Ik probeer mij ook te
bekwamen in Photoshop, voor het ontwerpen van de CD-hoes. Ik verbáás me
over de mogelijkheden. Je hebt een gigantische lijst met filters, zodat jouw
plaatje eruit gaat zien als een fresco, een chamois-foto of een
waterverfschilderij. Wauw. Verder ben ik in de loop der jaren redelijk
verslingerd geraakt aan 3D-games. Schietspellen kunnen mij erg bekoren, zij
't met wisselend succes. Bij Dark Forces kwam ik op level veertien vast te
zitten. Je moest door een gat, maar hoe? Ik heb zelfs ingelogd op een BBS om
een berichtje achter te laten. Helaas: nooit iets gehoord. Bij Marathon II
verzoop ik telkens, dat was ook niet leuk meer.
Nee, dan Doom. Ik heb Ultimate Doom, Doom II, Final Doom en een CD
met tweeduizend extra Doom-levels. Het ìs gewelddadig, maar ik speel niet
uitsluitend om te moorden. Ik ga voor de exit, niet voor de kill. Als ik bij het
einde van een level slechts de helft van het gespuis om het leven heb ge-
bracht, dan ga ik niet terug om de rest op te zoeken. De kettingzaag is een
discutabel wapen, dat geef ik toe. Maar wèl handig om die roze, stierachtige
cyclopen mee af te maken. Ik vind vooral de graphics en het geluid prachtig.
Want als dat spel zich niet afspeelt in een zo mooi bedacht decorum, dan zou de
actie mij ook niet boeien.

Het mooiste van Doom vind ik het gevecht met het ultieme monster,
Cyberdemon met zijn geitenpoten. Je hoort zijn voetstappen al van verre:
klang, klang, klang. Hij is razendsnel en vuurt drie raketten op je af. Je moet
de ruimte hebben, anders ben je meteen de lul. In het begin probeerde ik hem
te pakken met de plasmagun. Verschool ik me telkens achter een muurtje,
maar dat vond ik te lullig worden. Nu ben ik zo ver dat ik hem tegemoet durf
te treden in het 'open veld'. Ontwijken die handel. Ik probeer het gevecht te
rekken door minder sterke wapens te gebruiken, zoals de granaatwerper. Ik
ben een flinke tijd zoet geweest om dat te leren.
Computerspelletjes werken bij mij vooral verslavend vanwege de 'vlucht'
uit de werkelijkheid. Net als met acteren of het vertalen van een roman word
je in een totaal andere wereld gezogen. In dat opzicht zijn Myst en Riven
ultieme 3D-adventures. Bij deze spellen is de art direction en de
geluidseffecten pas werkelijk adembenemend. Riven speelt zich af in een oce-
aan, op vijf rotseilandjes. Daar kun je komen via een soort rollercoaster - je
weet niet wat je meemaakt. Het doel is: een vrouw bevrijden en de kwade
genius gevangen nemen. Op al die eilanden vind je aanwijzingen en clous die
bijdragen aan de oplossing van het raadsel. In Riven kan ik urenlang
ronddwalen.'

'In principe zou ik alles alleen kunnen doen. Met mijn G3, het Vision-
programma en Photoshop kan ik de muziek in mijn eentje componeren en
arrangeren - en nog zelf de hoes ontwerpen ook. Maar ik gedij juist het
beste bij samenwerking, ideeën van andere mensen. Hoezeer ik ook gesteld
ben op mijn G3: uiteindelijk gebruik ik liever échte muzikanten met échte
instrumenten. Want een computer ofwel synthesizer zet strak neer hoe de
muziek is. Iedere fluctuatie, adem, frasering, het leven in al zijn grilligheid -
dat hééft een G3 niet. Hij denkt alleen in enen en nullen.
Een computer is een computer. Daarom klinken twintig strijkers op een
synthesizers niet als twintig échte strijkers. Zelfs als je twintig computers
naast elkaar zet, met violen in dezelfde toonaard, heb je nog geen twintig
strijkers. Je mist toch de menselijke touch: de ene violist die net een fractie
hoger of lager speelt. Maar stel dat je een nummer opneemt met een compleet
orkest. Alles is echt. Na afloop is iedereen de studio uit, je bent aan het mixen
en denkt: verdomme, ik mis een fluit. Als je dan een synthesizersfluit in het
geheel van dat orkest zet, dan hoort niemand dat. Erg handig. Maar pas op dat
je hem niet teveel noten achter elkaar laat spelen: alleen een computer haalt
geen adem.
Ik zit heel vaak voor die Mac met de gedachte: hoe is het in godsnaam
mógelijk dat dit allemaal kan. Ik zie mijn G3 dan als een muzikale god. Hij
kan namelijk alles. Met elke noot en elk instrument weet hij wàt hij moet
doen, waar, waarom, wanneer en hoe. Als je de menu's opent en al die
keuzemogelijkheden voor je ziet, dan vraagt hij hoe je 't wilt hebben. Groot,
klein? Dik, dun? Schuin, recht? Ah, u wenst het zó? Consider it done, sir. Het
is een bijna menselijke wisselwerking tussen twee professionals. Soms zit ik
alleen in mijn kamertje, koptelefoon op. Ik heb een heel orkest tot mijn
beschikking en hoor op mijn G3 een partituur voorbij stomen. Oooh, denk ik
dan, dat heb ik gemaakt. Moet je nou toch hóren… prachtig! Even, héél even
voel ik me dan zelf die muzikale god.'

Lookabook, Amsterdam. ISBN 90 75 818 084


Omhoog
Terug