Maandag 19 mei, Populair klassiek: het Limburgs Symfonie Orkest weet door haar muzikale
pact met Boudewijn de Groot volle zalen te trekken. En de samenwerking blijkt ook op
artistiek gebied een vruchtbare verbintenis.
Het huwelijk tussen klassiek en pop is er een van het verstand, waarin de ware passie vaak
ontbreekt. Maar het repertoire van Boudewijn de Groot leent zich uitstekend voor de
toegevoegde klankkleuren van het orkest. Want zijn liederen stoelen vaak meer op de
Europese liederentraditie dan op Anglo- Amerikaanse popmuziek. De orkestratie voegt echt
iets toe aan De Groot's verhalende liedjes.
Niet alles is echter even geslaagd te noemen. De Groot staat niet alleen met het orkest.
Hij heeft ook een popgroep meegenomen, waarin we twee Doe Maar-coryfeeën zien: Ernst Jansz
(piano) en Jan Hendriks (gitaar). De combinatie van het orkest met de pop-ritmesectie ligt
moeilijk. De zorgvuldige muzikale opstelling van het orkest - hardere instrumenten
achteraan - wordt tenietgedaan door een prominent vooraan opgesteld drumstel. Ieder tikje
van drummer Mark Stoop snijdt dwars door de geluidsmix en je ziet hem dan ook zo zacht
mogelijk spelen. Toch overheersen de drums het geluidsbeeld en vallen de subtiliteiten van
het orkest vaak weg.
Maar ondanks dat is het een geslaagde avond. Want als het LSO de hoofdrol neemt in de
begeleiding, laat het de gevoelige liederen van de troubadour klinken op hun best. Voor
sommigen is het jammer dat ze niet krijgen wat ze willen, de grote hits van de troubadour
zijn dunnetjes vertegenwoordigd. De liederenlijst is duidelijk afgestemd op de orkestrale
mogelijkheden van deze avond.
De beeldende klanken voeren je mee naar verre streken en andere tijden. We komen terecht
in China of het vijftiende eeuwse Florence, waar we met zijn allen als bijgelovige menigte
mogen spelen. Publieksparticipatie op zijn best, dat moet voor een symfonieorkest een
onalledaags fenomeen zijn.
|
|