ANTWERPEN - Een "in memoriam" wil hij het niet noemen, maar toch gaat van de nieuwe plaat
van Boudewijn De Groot een groot gevoel van verlies uit. Achter de beelden van "een winter
koud en wild" en "een donker eiland in de verte" schuilen de laatste maanden van zijn
overleden vriend en coauteur Lennaert Nijgh
NU jij niet meer kunt schrijven/ moet ik het zelf maar leren:/ er komen andere tijden/ iets
anders weet ik niet", zingt hij in "De Blauwe Uren", een van de twee eigen songs op zijn
nieuwe plaat. "Een soort dankwoord", glimlacht hij. "Ik ben niet wanhopig nu hij er niet
meer is. Ik constateer het gewoon nuchter. Lennaert is voor mij weggevallen en dus moet ik
het voortaan zelf doen."
Hij zegt het rustig. Niet met duizend mooie woorden die hij in al die jaren van Lennaert
Nijgh kreeg, maar in zijn eigen, wat monotone stijl.
Dit jaar wordt hij er zestig. En veertig jaar zit hij in het liedjesvak. Maar aan de jongen
die in 1965 "Meisje van zestien" zong, lijkt in wezen niet veel veranderd. De haren
zilvergrijs. De handen bewegen wat onrustig in zijn schoot. Boudewijn De Groot wordt mooi
oud.
Hij is in Antwerpen om twee redenen. Vooreerst speelt hij de rol van een "profiler", iemand
die research dot, in de volgende reeks van de tv-serie I<>Flikken. Tussendoor promoot
hij zijn nieuwe plaat Het eiland in de verte. Dat is de opvolger van Een nieuwe
herfst, waarmee hij in 1997 zijn comeback maakte, Het is een lang album met winterse
ondertonen, waarin af en toe plaats is voor wat speelse nostalgie naar toen alles jonger
was.
Hij wilde geen "in memoriam" benadrukt hij, maar toch zal het gesprek vooral over zijn
relatie met Lennaert gaan. Samen schreven ze een schat aan Nederlanstalige liedjes bijeen,
waaronder klassiekers als "Jimmy"en "Verdronken vlinder", "Land van Maas en Waal",
"Pastorale"en "Testament". Recenter nog het prachtige "Avond", een liefdeslied van Nijgh
over zijn ex-vrouw Anja, nu de vrouw van Boudewijn. Tot zijn dood bleef zij zijn grote
toeverlaat.
"Ik moét hem dankbaar zijn", zegt De Groot. "Hij heeft alle teksten geschreven die mij
bekend gemaakt hebben. Teksten die ik altijd kan zingen zonder gedateerd te klinken. Hij
heeft zich nooit in mij verplaatst, maar richtte zich steed op onze raakvlakken en niet op
onze verschillen. Hij was altijd helder, nooit platvloers, zette je nooit op het verkeerde
been.
Er valt een stilte. Praten over dode vrienden vraagt intimiteit, en Boudewijn De Groot wekt
die moeiteloos op. "Hij zei altijd dat hij het liefst over mij schreef", bedenkt hij.
"En op het einde wilde hij enkel nog over mij schrijven."
LENNAERT Nijgh overleed op 28 november 2002. Wie naar sommige songs op Het eiland
in de verte luistert, denkt meteen dat de auteur goed wist wat er gebeurde. "Zwarte
vogels zermen uit/ voor een allerlaatste vlucht", schreef hij. En even verder: "Maar alles
wordt zo donker/ wat helder was voor mij."
Maar nee, De groot schudt zijn hoofd. "Hij heeft nooit een besef gehad dat het een aflopende
zaak was. Lennaert was ziek. De alvleesklier deed het niet goed en zo werkten ook ander
organen slechter. Op den duur konden enkel medicijnen en apparatuur hem nog in leven houden,
en toen ook de medicijnen geen effect meer hadden, was er geen andere optie. Maar toen lag
hij al in coma. Het ging plots erg snel."
Veeleer, zegt hij, hebben Nijghs laatste liederen te maken met een algemeen gevoel dat de
winter in zijn leven aangebroken was. In 2001 overleden kort na elkaar zijn beide ouders.
Zijn wekelijkse column in het Haarlems Dagblad werd almaar melancholischer, en toen
ook zijn laatste gezel, zijn kat Meneer, overleed, volgde Nijgh hem vrij snel.
"Vier leideren op de plaat stammen uit die laatste periode:, zegt De Groot. "Dat zijn
'De winter', 'Het eiland in de verte', Klok onder water' en 'Nergens heen'. Maar daaruit
spreekt vooral het gevoel dat een aantal dingen niet meer haalbaar zijn. Het winterse
seizoen is meer een d ecor voor die gedachten. Ik denk dat Lennaert altijd de optie heeft
opengelaten dat hij wel weer beter zou worden."
Het is een mooie, melancholische, volwassen plaat geworden, die opent met geruis van de
golven, en ook verder vaak het beeld van de zee en het Ijsselmeer oproept. Daar gingen De
Groot en Nijgh soms varen met de Jonge Jacob, de kotter van Nijgh. Die was helemaal
opgelapt toen hij stierf, maar heeft intussen een nieuwe schipper: Astrid, een ex. De jonge
Jacob blijft varen.
"Ik moet bekennen dat ik niet weet wat Lennaert met de zee had', zegt De Groot. "Ik heb
altijd gewoon aangenomen dat het bij hem hoorde. Maar hij was zeker geen avonturier.
Hij wilde helemaal niet weg, en ook het strand zei hem niet veel. Hij ging niet wandelen,
hij wilde blijkbaar gewoon dat schip onder zijn kont voelen."
Volgens Astrid was Nijgh getrouwd met zijn schip, meer dan met zijn vrouwen. Voor De Groot
lag dat anders. "Varen roept nostalgie op bij mij, naar de voorbije eeuwen toen Nederland
een zeevarende natie was. Voor mij is dat een trip met het verleden."
Wat deelden die twee mannen, die elkaar al kenden van in het Haarlemse Coornhertlyceum waar
ze in 1957 samen in een schoolrevue speelden? Romantiek? ook niet. "Lennaert was
ongetwijfeld romantischer dan ik. het gevoel van onbereikbaarheid, van je dromen niet te
vinden, was sterk bij hem. Hij werd ook vaak in die situatie gebracht, omdat hij meer moeite
deed en mer teleurstellingen opliep. Het ideaal van de lijdende kunstenaar log hem wel.
Ik ken dat gevoel ook wel, maar minder."Stilte. "Hij kon ook erg ontnuchterend zijn, op
totaal onverwachte momenten. Eigenlijk denk ik dat nuchterheid de kern was van onze
relatie."
IS dit het definitieve einde van het mooiste muzikale bondgenootschap dat de Lage
Landen na de oorlog kenden? Het kan haast niet anders. "Duizend melodieën schrijven/
ik doe het zonder pijn/ maar duizend mooie woorden/ hoe wijs moet je dan zijn", zingt De
Groot, om plots te ontdekken dat die mijmeringen meteen... een lied oplevert.
"Ik moet nu ander bronnen aanspreken. Dat is wennen. Een tekst van Lennaert was bijna altijd
perfect. Maar met Freek De Jonge en Jan Rot loopt het goed. Zij willen voor mij schrijven en
ik voel hun teksten aan. Dus zou het kunnen dat een volgende plaat sneller komt dan deze.
Dat hoop ik, want deze heeft lang op zich laten wachten."
Hij vertelt hoe hij op de nieuwe plaat eigenlijk ankel teksten van Lennaert had willen
gebruiken, zodat de auteur die nog had kunnen horen. Het lied "Berlijn" dat al van 1988
dateert en dat hem nooit veel zei ("ik heb niets met die stad"). schreef hij enkel omdat
Nijgh het absoluut op muziek wilde horen. "Dus vond ik dat ik dat moest doen. Ook "Klok
onder water" schreef ik op zijn vraag, maar daaraan ben ik pas begonnen toen hij al in het
ziekenhuis lag. Het zijn niet zijn beste teksten. Ik betwijfel zelfs of ik "Klok onder
water" zou opgenomen hebben als hij niet ziek was geweest."
Maar het mocht niet zijn. Na de dood van zijn hofleverancier vond hij nog wat oude teksten
terug, waaronder "Sonnet voor A.", een schoolgedicht uit 1963, en "Het land van koning Jan",
een romantisch verhaal waaruit volop de sixties-sfeer van 1969 spreekt. En fans zullen
juichen om "Ballade van de onsterfelijkheid", dat met zijn hoempapa-arangement een broertje
van "Land van Maas en Waal" wordt.
Boudewijn De Groot trekt nu op tournee, want zoals Johan Cruijff zegt: "elk einde heb een
nieuw begin". Het wordt geen revue van veertig jaar hits, zegt hij. "De nieuwe plaat staat
centraal, al mogen fans op mijn website nu aanduiden welke oude nummers ze het liefst zouden
horen. Zelf heb ik geen voorkeur. Soms zeg ik wel dat 'Onderweg' mijn favoriete nummer is.
Maar acht, dat verandert zo vaak. Al geef ik toe dat ik graag 'Avond' zing. Dat lied
verbindt ons heel erg."
|
|