Op 11 september 1959 ging het Nederlandse popprogramma Tijd voor teenagers voor het
eerst in de ether. Het gelijknamige boekje is behalve een beknopte geschiedenis van de
Nederlandse popradio ook een mooie bloemlezing van Nederlandse popsongs uit de jaren
zestig. Naast een boel jatwerk zitten daar onvervalste popklassiekers van Nederlandse
bodem bij, dankzij interessant volk als Peter Koelewijn, Armand, Bob Bouber, Lennaert
Nijgh en Boudewijn de Groot.
1.
De beste boeken zijn soms boeken die geen boeken zijn. Zo wil ik mij tijdens een
lange vliegreis wel eens graag overleveren aan het soort triviadrukwerk dat in
Angelsaksische landen zoetjesaan een eigen mineur genre is geworden: de lijstjesboeken.
Dunne boekjes vol dikke letters en onzinnige opsommingen als ,,De Tien Plekken in Parijs
Waar Je Best Iemand Voor het Eerst Zoent'', ,,De Twaalf Hotels in Spanje Waar Hemingway
Nooit Geslapen Heeft'' of ,,Achtentwintig Gesloopte Geboortehuizen van Fictieve
Romanpersonages''. Het leidt er wel eens toe dat ik hoog in de lucht zelf lijstjes ga
maken. Minder storend voor je medepassagiers dan neuspeuteren of nagelknippen en
je leert er jezelf ook beter door kennen. Toen ik laatst op weg naar New York een
mentaal lijstje maakte van ,,De Tien Mensen Waar Ik
De Grootste Hekel Aan Heb'' bleken
ze allemaal in Gent te wonen. Say no more.
2.
Tijd voor teenagers van de Nederlandse omroepwonderen Co de Kloet en Leo
Boudewijns is eigenlijk niet meer dan zo'n triviaboekje. Niemand zat erop te wachten en
als het niet verschenen was, zou de zon wellicht morgen ook weer zonder meer opgaan.
Maar toch is dit lichte verhaal over ,,Honderd Nederlandse liedjes die de rock-'n-roll
overleefden'' een werkje geworden waarin beide auteurs behalve grote liefde voor hun
onderwerp, ook een voorbeeldige deskundigheid aan de dag leggen.
3.
Sedert 11 september laatstleden betekent 11 september iets vreselijks. Maar 11
september 1959 is dan weer een datum die met gouden inkt kan worden ingeschreven in de
rijke geschiedenis van de Nederlandse populaire muziek. Op die dag werd voor het eerst,
tussen vijf uur en halfzes over de radiogolven van Hilversum 1 Tijd voor teenagers
uitgezonden. Het programma was er niet zonder slag of stoot gekomen. Co de Kloet,
coauteur van het gelijknamige boekwerkje, mocht het programma presenteren en
samenstellen, op voorwaarde dat de muziek die er gedraaid werd kritisch geduid kon
worden en niet van het allerlaagste allooi was.
4.
Om u een idee te geven hoe wild het er in die dagen aan toeging, laten we u hier
meekijken naar het programmasheet van die eerste uitzending: ,,Kansas City,'' door Pim
Maas; ,,Waitin' in School,'' door Ricky Nelson; ,,Middernacht Blues,'' door Willy
Schobbe (trompet); ,,You Gotta Learn,'' door Neil Sedaka; ,,Living Doll,'' door Cliff
Richard; ,,Lonesome,'' door Monty Sunshine (klarinet); ,,Mama, Mama Mary,'' door The
Gaylords; ,,The Formula of Love,'' door Nina & Frederik met Louis Armstrong; ,,Just
Young,'' door Paul Anka; ,,You Are in Love,'' door Perry Como.
Tijd voor teenagers was vanaf de eerste uitzending een waanzinnig succes. Zeer
tot de verbazing van de omroepbazen en de muziekbusiness destijds, die a) geen enkel
inzicht hadden in de rol die muziek de komende jaren zou gaan spelen in de jeugdcultuur,
b) zich zeer smalend uitlieten over alle muziekvormen die niet pasten in het toen als
heilig geldende, nog erg naoorlogs getinte, big band-, schlager- en croonergebeuren.
5.
Dat ook in ons land in die jaren weinig geloof bestond in de overlevingskansen
van de lichte muziek mag blijken uit deze anekdote: toen de jonge disk-jockey en latere
betere bladenmaker Guy Mortier, samensteller en presentator van het meer dan
voortreffelijke Schudden voor gebruik bij een van zijn N.I.R.-bazen ging
aankloppen voor een budget om wat meer fantastische plaatjes uit Engeland en Amerika te
doen overkomen, kreeg hij het historische antwoord: ,,Speelt gij eerst maar eens de
achterkant van die dat g'al hebt!''
6.
Het boekje Tijd voor teenagers is behalve een kleine geschiedenis van de
Nederlandse popradio ook en vooral een uitstekende bloemlezing van al het fraais dat uit
de pennen van Nederlandse tekstdichters vloeide tussen 1959 en 1970. Daar is, vooral in
het begin, behoorlijk wat jatwerk mee gemoeid, en vaak bedienen Hollands mooisten zich
van klakkeloze vertalingen van buitenlandse (vooral Angelsaksische, maar ook flink wat
Duitse, Italiaanse en Franse) hits. Maar voor iedere Karen Kent, Ciska Peters, Ria Valk
of Trea Dobbs die opdoemt, mogen onze Noorderburen zich ook verheugen in de aanwezigheid
van solied en origineel talent.
7.
Zo moet Nederland slechts tot 1960 wachten om als eerste land op het continent een
volwaardige rock-klassieker in huis te halen met het memorabele ,,Kom van dat dak af'',
een loeier van een song die in de beste Leiber-Stoller-traditie (Leiber en Stoller waren
de huiscomponisten van de jonge Presley), tekstuele onzin en seksuele insinuaties
verbond met rollende gitaren en een geile saxofoon. De auteur en uitvoerder van deze
megahit was de jonge Peter Koelewijn, die daarmee, of hij dat nu wilde of niet, een
basis legde voor de nederbeat die tot het midden van de jaren tachtig zeer goed zou
boeren.
8.
Maar Koelewijn is niet het enige lichtpunt in de vroege jaren zestig, toen
tegelijk met de Beatles, de Stones en Bob Dylan, gestalte werd gegeven aan de Bataafse
beat door interessant volk als Armand (,,Ben ik te min?''), Boudewijn de Groot en de
minder bekende maar desondanks zeer boeiende Bob Bouber. De man scoorde zowel als lid
van Z.Z. en de Maskers een novelty -hit met ,,Dracula''(,,'t Hoofdgerecht van
kraakbeensnippers klaargestoofd in keldervocht/ was licht geroosterd door de adem van
een monsterlijk gedrocht'') als onder zijn eigen naam. Hij verdient vooral een monument
voor de twee hits die hij schreef en produceerde voor de eerste Nederlandse mod-groep
,,Het'', het onweerstaanbaar slome ,,Ik heb geen zin om op te staan'' en het felle
,,Kejje nagaan''.
9.
Volkomen terecht ruimen de auteurs flink wat plaats in voor het grote talent van
Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot. En al zijn deze twee heren in hun ,,Picknick'' en
,,Heksensabbat''-dagen onder invloed van het nuttigen van karnemelk en/of bepaalde
bospaddestoelen wel iets te ver gegaan in hun pogingen om de wereld van Jeroen Bosch op
de jukebox te krijgen, dat neemt geenszins weg dat een protestsong als ,,Welterusten,
mijnheer de president'', een Aznavour-bewerking als ,,Een meisje van zestien'' of de
ultieme coming of age -song ,,Testament'', onvervalste meesterwerken zijn.
10.
Tussen de regels door ontdekt de aandachtige lezer dat ook latere coryfeeën als
Wim de Bie en Kees van Kooten zich al eens aan het songschrijven zetten in hun jonge
jaren. Zelfs de erg chique Cees Noteboom had wel eens zin in een hit. Voor de toenmalige
tafeltenniskampioen Paul Gimbel schreef hij het totaal vergeetbare ,,Twistziek'', dat
gaat als volgt:
,,O ho! o ho / 'k Ben ziek / O ho! / 'k Ben ziek / Twistziek, twistziek, twistziek,
twistziek, twistziek / Twistziek, twistziek, twistziek, twistziek, twistziek / 'k Wil
twisten, twisten / Maar 'k twist alleen met jou / O ho ho! / Heen en weer en heen en
weer / Heen en weer en heen en weer / Heen en weer en heen en weer / Duizend, duizend,
duizend keer / 'k Wil twisten, twisten / Maar ik twist alleen met jou / Met jou wil ik
gaan twisten / Met jou twist ik 't best / Kom twist met mij / En je vergeet de rest.''
11.
Ten slotte, en eer u gaat denken dat alles in Nederland naar goede smaak ruikt,
geef ik u nog mee dat in deze anthologie ook nog perennische pulp voorkomt als ,,Hé,
niet zoenen op het zebrapad,'' door Willeke Alberti, ,,Janus pak me nog een keer,''
door de al vermelde vocaliste Ria Valk, ,,Sophietje,'' van Johnny Lion, ,,Kom uit de
bedstee, m'n liefste,'' van Egbert Douwe of ,,Waarom heb je mij laten staan,'' van de
Heikrekels.
Ons eigen wonderlijke land mag zich verheugen in twee vermeldingen: eentje voor Will
Tura en ,,Eenzaam zonder jou'', een andere voor Rocco Granata, die zich zijn wereldhit
,,Marina'' voor Nederland enigszins liet ontstelen door Johnny Hoes, die het nummer
vertaalde en bewerkte ten bate van Willy Alberti. En zo is het altijd wat.
|
|