Boudewijn de Groot heeft een nieuwe plaat, minder dan drie jaar na zijn
vorige. Dat is snel voor de troubadour, die de komende weken weer de theaters
aandoet.
Hij beleeft plezier aan het schrijven van liedteksten, nu hij het zonder zijn
favoriete librettist Lennaert Nijgh moet doen. Boudewijn de Groot denkt even na
en besluit zijn plotselinge productiviteit dan maar 'een soort natuurlijke
muzikale spijsvertering' te noemen. "Er wil van alles naar buiten." Op zijn
vorige album, Het Eiland In De Verte uit 2004, zong hij zijn kort daarvoor
overleden tekstdichter Lennaert Nijgh nog toe: 'Nu jij niet meer kan schrijven
moet ik het zelf proberen'. Hij hield woord en minder dan drie jaar later is er
een nieuwe plaat, met de titel Lage Landen. Extreem snel, voor zijn doen.
"Dat was een heel serieuze belofte, in dat lied", zegt De Groot. "En nu heb ik
dus zes teksten geschreven waar ik zelf heel blij mee ben. Het is ondertussen
ook méér dan een uitdaging. Ik heb er plezier in gekregen. Het schrijven van
teksten is een soort hobby geworden." Veertig jaar nadat hij bekendheid kreeg
met inmiddels klassieke Nederlandse popsongs en chansons is Boudewijn de Groot
niet alleen zeer actief, hij blijft ook aan de top van de liedcultuur staan
zonder enige concessie te hoeven doen aan het amusementscircuit. Met Lage
Landen maakt De Groot op zijn tweeënzestigste nog altijd een kwaliteitsplaat
die de meeste Nederlandstalige pop moeiteloos ontstijgt.
Behalve zijn eigen nieuwe liedjes en een paar onaffe stukken van Lennaert die
hij voltooide, zingt Boudewijn ook teksten van Freek de Jonge, Willem Wilmink
en Rowwen Hèze's Jack Poels. In muzikaal opzicht klinkt vooral het begin van de
plaat anders dan voorheen. Lichtvoetiger. Minder pretentieuze, bijna
Americana-achtige arrangementen. Een beetje zoals Bob Dylan op diens meest
recente albums.
De opbouw van Lage Landen is opmerkelijk. Eigenlijk valt het album in drie
thematische blokken van drie of vier liedjes uiteen, waarbij de keuze van de
verbindende nummers weer subtiele bruggen slaat. De cd begint met drie lange
songs die je muzikaal als regelrechte 'Americana' kunt omschrijven en
waarin de ik-figuur tevergeefs op zoek is naar God, naar de hemel en in zekere
zin ook op weg naar de dood. Knappe teksten - de eerste twee van Boudewijn zelf,
de derde van Freek de Jonge.
Een inhoudelijk 'statement' om daarmee te openen? De Groots reactie is
ontnuchterend: Bij het begin van een album is men doorgaans meer bereid om naar
lange lappen tekst te luisteren. En deze teksten zijn lang.
De drie liedjes worden gevolgd door een door Boudewijn afgemaakte nagelaten
tekst van Lennaert Nijgh, Het Jagen Voorbij. Een schitterend klassiek De Groot
& Nijgh-liedje, dat volgens Boudewijn ook al de naderende dood aankondigt.
"Lennaert was op het laatst weer eens hopeloos verliefd, maar hij voelde dat
het najagen daarvan een nodeloze bezigheid was. Die houding heb je niet als je
ervan overtuigd bent dat je nog twintig jaar te leven hebt. Hij voelde echt dat
dat einde er aan zat te komen." Het Jagen Voorbij slaat de brug naar drie
intiemere, persoonlijker liedjes over de relatie tussen mensen. Vervolgens
slaat de stemming om en wordt de blik weer naar buiten, naar de wereld gericht
in Spelende Meisjes. Een optimistische tekst van Willem Wilmink. Even later
keert het tij in het door hemzelf geschreven titellied van de plaat. Donkere
wolken die de stilte voor de storm symboliseren en Neerlands bloed dat steeds
vaker vloeit in wat toch eens het land van melk en honing leek.
Nee, het was geen moment zijn idee om met de openingsliedjes over de vergeefse
zoektocht naar God in te spelen op maatschappelijke kwesties als de zinloze
tegenstelling tussen christendom en islam, benadrukt De Groot. "Het is op geen
enkele wijze een filosofische of religieuze uiting. Je moet het puur
anekdotisch zien. Je kent dat wel: zo'n cartoon waarbij iemand aan de
hemelpoort klopt, waarna Petrus open doet en zegt''God? Nooit van gehoord!'."
Ook het doemscenario in Lage Landen mag niet in het verlengde daarvan worden
geïnterpreteerd, zegt de zanger. "Dat gaat veel meer over zinloos geweld in het
algemeen. De toenemende agressiviteit die ontstaat in een land waar mensen te
dicht op elkaar leven."
Er is een onmiskenbaar verschil in sfeer tussen zijn eigen teksten en die van
Freek enerzijds en die van Nijgh aan de andere kant. Lennaert kon als geen
ander op een weemoedige wijze somberen, terwijl er bij Boudewijn en Freek vaak
een ander type relativering of zelfs een kwinkslag insluipt. De zanger knikt en
zegt: "Maar ik probeer juist bij Freek die humor waar hij steeds mee komt wat
te beperken. En ook in de teksten van Lennaert zat wel humor, al was dat vaak
wat subtieler verborgen."
|
|