Boudewijn de Groot zit in 2004 40 jaar 'in het vak'. Opmaat tot dit bijzondere jubileum is
de tournee die hij in mei en juni met het Limburgs Symfonie Orkest maakt. Een gesprek met
een eeuwig jonge zanger-componist.
Overveen- Hij wordt volgend jaar 60, maar de ouderdom heeft Boudewijn de Groot slechts
vluchtig aangeraakt.
Zoals voetballer Johan Cruijff, politicus Jan Terlouw en collega-zanger Rob de Nijs de
eeuwige jeugd hebben gepatenteerd, zo is ook Boudewijn de Groot een tastbaar bewijs van
tijdloosheid. Slechts zijn haar, zilvergrijs, heeft de tand des tijds niet doorstaan.
Zijn gezichtstrekken - scherp in contour, zacht in uitdrukking - zijn onveranderd gebleven.
De herinnering aan de iele troubadour uit de jaren 60 met zijn vlassnorretje, licht
geaffecteerde stem en bescheiden, naar introvertie neigende presentatie is vier decennia
later nog opmerkelijk tastbaar.
Hij bloost licht bij de constatering. "Volgend jaar word ik 60 en opgeteld met mijn
loopbaan die 40 jaar beslaat leek mij het getal van 100 mooi rond om in 2004 een
jubileumtournee te maken. De concerten met het Limburgs Symfonie Orkest zijn in die zin een
voorproefje. Maar ik hang niet aan statistieken. Heb niet de behoefte de bedaagde zanger te
zijn die zegt: kijk eens wat ík heb gepresteerd. Ik ben nog steeds actief, terugblikken
heeft ook iets conservatiefs, iets doods."
Toch heeft de partner van Anja en vader van Marcel (39), Caya (36) en Jim (31) levendige
herinneringen aan zijn rijke carrière, waarin hij samen met Lennaert Nijgh de mooiste
liedjes uit de historie van het Nederlandstalige genre schreef en zong.
"Het begin? Dat was in de Phonogramstudio, toen nog in de Honingstraat in Hilversum. Ik
ging er met m'n gitaar naar toe, gek genoeg niet eens zenuwachtig, wel in een gespannen
roes. Het was een schitterende dag, veel licht.
Ik speelde vier liedjes, waaronder Strand en Seksuele voorlichting, in een sombere en
schemerige omgeving. Heel deemoedig, lijdzaam, gedwee zelfs, want ik keek enorm op tegen de
glamour en glitter van de muziekindustrie.
Beroemd zou ik worden, dat schoot door m'n hoofd. Maar die eerste liedjes, het werd niks.
Ook mijn optreden in het tv-programma Nieuwe Oogst was geen succes. De publieksjury
oordeelde negatief over Seksuele voorlichting. Dat kon toch niet, zingen over naar bed
gaan..."
Boudewijn de Groot verstond het niet als een artiestieke afwijzing. Integendeel. "Ik voelde
me zeer onbegrepen, zoals pubers dat bij hun ouders kunnen hebben. In die tijd was ik erg
bezig met het existentialisme. Waarom zijn we hier en waartoe? Dat werk. En ach, de wereld
was grijs en slecht en was ik maar dood. Ik maakte, vond ik, pure poëzie. Rock-'n-roll, dat
was entertainment, basaal, barbaars.
"Ik schiep kunst, voor de elite, voor de fijnproever. Een puristische bezigheid waarop je
je liet voorstaan. En toen het volk het niet lustte, had ik een air van: zie je wel, ze
wíllen het niet begrijpen."
Tot zijn verbijstering belandde Een meisje van 16 - het door Lennaert Nijgh vertaalde
Une enfant de 16 ans van Charles Aznavour - in 1965 in de hitparade, waar het liedje
13 weken bivakkeerde. ,,Het was een soort brug tussen mijn opvattingen over mooie muziek en
wat de mensen wilden. Ik was verrast ja, het was een harde tekst:
Arm kind, zestien lentes zo pril, ach wat ligje hier stil, langs de kant van de weg
Iets dubbels, geeft hij toe, heeft hij altijd gehad. "Stiekem luisterde ik naar Radio
Luxemburg, naar de Beatles en de Stones. Intrigerend, het deed wat met me. Maar dat mocht
uiteraard helemaal niet van m'n vrienden. Het chanson, klassieke muziek, jazz, dáár draaide
het om.
"Ik was ook dol op b-films. Toen ik op de filmacademie zat, moest je natuurlijk kunstenaars
als de Franse regisseur Godard omarmen en alles koesteren wat met de Film Noir samenhing.
Maar ik ging op zondag in Haarlem - mijn haar tijdelijk in een vetkuif- naar cowboy- en
oorlogsfilms. Glenn Ford was mijn favoriete acteur. Ik was ook dol op spektakelstukken me
Hercules en Samson. Of op huiveringwekkende sciencefiction als Invaders from Mars.
Enorm griezelen, maar artistiek natuurlijk érg onverantwoord."
Die 'duistere' kant van zijn bestaan hield hij zorgvuldig verborgen. Zeker toen
cabaret-paus Wim Ibo hem begon te koesteren als de vaderlandse Jacques Brel met grote
kleinkunst-kwaliteiten. ,,Toen ik later ook met een electrische gitaar optrad, was het
gebeurd. Ik was in de ogen van Ibo een afvallige. 'Boeeeh' riep hij een keer luidkeels
tijdens een optreden. Ik had m'n ziel aan de duivel verkocht."
Die dualiteit heeft De Groot altijd achtervolgd. De prachtig composities Welterusten,
mijnheer de president en Er komen andere tijden - gemaakt tijdens de
Vietnam-oorlog midden jaren 60 - dwongen hem en Lennaert Nijgh ongewild in de hoek van het
protestlied.
"Maar ik voelde me helemaal geen rebel, de man van de opstand. Ik was tenslotte ook nog
eens een keurige jongen uit Heemstede. Maar ik gaf zelf wel voeding aan het beeld van
opstandige jongeman door bijvoorbeeld op PvdA en PSP-bijeenkomsten op te treden.
"Toch wilde ik per se geen spreekbuis zijn. Voor niets en niemand. Dat heb ik nog steeds.
Wanneer je op een dergelijke wijze bindt, is de mogelijke consequentie dat je je op gezette
tijden moet verantwoorden. En dat wil ik niet."
Bovendien wilde ik me nooit vastleggen op één stijl. Etikettering , het blijft in Nederland"
een nationale sport, maar ik wil graag álles. Een chirurg zal ik nooit worden want ik kan
niet tegen bloed. En filmster, ooit droomde ik er van, maar ook daar bezit ik het talent
niet voor. Maar muzikaal wil ik zo flexibel mogelijk zijn."
De dood van zijn vriend en artistieke bloedbroeder Lennaert Nijgh, november vorig jaar,
verraste hem niet. "Het was geen schok. Ik zag het aankomen. Lennaert verzorgde zijn
lichaam erg slecht. Hij was compleet panisch voor artsen en ziekenhuizen, een echte
struisvogel. Ik begrljp dat wel, de angst voor ziektes zit ook bij mij diep geworteld.
Als Anja wat mankeert stapt ze naar de dokter of de fysiotherapeut of ze smeert een lik
Arnica ergens op. Heel praktisch en nuchter. Ik heb dat veel minder, ben meer het type dat
onmiddelijk aan kanker denkt.
"Lennaert en ik zagen elkaar nog regelmatig, hij woonde op vijf minuten afstand fietsen. Zo
af en toe gingen we samen, op zijn boot, naar de Waddenzee of het IJsselmeer. Soms kon ik
kwaad op hem zijn, ik vond dat hij slecht omsprong met zijn talent. Ik nam hem ook kwalijk
dat hij gemakzuchtig was, dat hij niet vocht tegen zijn omstandigheden. Hij heeft al eerder
op het randje van de dood gebalanceerd.
"Dan ging hij op aandringen van Anja toch naar het ziekenhuis, maar zoiets als een
bloedtransfusie weigerde hij. Drama's waren dat. Ik kon alleen maar hopen dat hij onder een
gelukkig gesternte was geboren, dat hij sterk genoeg zou zijn. Maar hij was erg
zelfdestructief, heeft zijn lichaam totaal uitgewoond. Ik ben bij zijn overlijden geweest,
ja. Zijn situatie was absoluut uitzichtloos. Hij lag daar, met slangen en draden aan de
machine.
"Zijn begrafenis was erg indrukwekkend. Veel mensen, veel bloemen, zonder dat het een
kermis werd. Plechtig zonder plechtstatigheid, nergens zielig of hartverscheurend. Vera
Beths speelde viool, de Zesde Symfonie van Beethoven, de Pastorale, werd gedraaid.
"Nee, ik mis hem niet. Althans niet zoals je normaal gesproken een dierbaar iemand zou
missen. Lennaert en ik hadden een relatie die ik het beste als vanzelfsprekend kan typeren.
Het feit dat hij er niet meer is, is bij wijze van spreken hetzelfde als toen hij er nog
wel was. Het is moeilijk uit te leggen. Toch moet ik toegeven dat het af en toe wat
onwezenlijk is. Maar er is geen wanhoop, geen radeloosheid."
Als een van de zeer weinige Nederlandse zangers is Boudewijn de Groot er in geslaagd een
tijdspanne van 40 jaar te overbruggen, zonder daarbij fans te verliezen. "De muziek van
Lennaert en mij is ijzersterk en tijdloos. Ik zie veel jongeren in de zaal, publiek dat nog
lang niet was geboren toen ik al optrad. Nee, het zijn niet alleen de liedjes die zij als
kind op de pick-up van hun ouders hoorden.
"Met de tegenwoordige Nederlandse muziek heb ik niet veel. Raymond van 't Groenewoud en
Thé Lau vlnd ik fantastisch, maar bij de teksten van veel groepen en solisten - ik wil geen
namen noemen - raak ik volstrekt de draad kwijt. Waar gáát het over, denk ik dan. Geen
touw aan vast te knopen. Het is een soort quasi-poëzie. Mooie woorden die een holle
pseudo-dramatlek oproepen."
"Ik geloof dat de teksten en muziek van Lennaert juist heel direct waren. Géén platheid,
maar misschien wel poëzie voor mijn part."
|
|