Iemand noemde hem eens een moderne minstreel. En daar lijkt hij ook wel wat op, Boudewijn
de Groot. Een smal, dromerig gezicht omlijst door een warrige bos haar boven een slanke,
wat gebogen gestalte, die voornamelijk uit twee handen en een gitaar lijkt te bestaan.
Het is alsof hij zomaar wat voor zich uit peinst, wanneer hij zijn liedjes staat te zingen.
Zijn stem klinkt moeiteloos tot in alle uithoeken van een zaal en toch is die stem niet
bijzonder mooi of goed geschoold. Het gaat meer om de betekenis van de gezongen woorden en
het gevoel waarmee ze gebracht worden.
Hij staat daar op het toneel zonder zich te bewegen, zonder zelfs een spier van zijn
gezicht te vertrekken, en toch boeit hij onmiddellijk zijn publiek. Dat is Boudewijn de
Groot, die met zijn laatste langspeelplaat Voor de overlevenden opnieuw bewees wat hij
waard is. Zijn liedjes worden allemaal speciaal voor hem geschreven door zijn vriend
Lennaert Nijgh, vaak trieste, maar soms ook carnavalesk-blije liedjes, zoals zijn inmiddels
beroemd geworden Land van Maas en Waal.
Wie naar dit lied luistert heeft het gevoel of een schilderij van Pieter Breughel tot leven
is gekomen. Dit dank zij de uitstekende tekst van Lennaert Nijgh en Boudewijns stem en
voordracht. Als Boudewijn dit lied zingt komt er even wat meer leven in hem en zie je hem
ineens zoals hij in werkelijkheid is: een blije, jonge man, gelukkig getrouwd en succesrijk.
Wij zeiden het een jaar geleden al: Boudewijn de Groot zal beslist nog van zich laten horen,
en dat is intussen wel gebeurd!
|
|