Wie kan mij nog vertellen

Nacht en Ontij

tekst: Boudewijn de Groot
muziek: Boudewijn de Groot
tabs: Edwin Belsen




e:----------------------+
B:-10b-10b--------------+
G:---------12-10--------+
D:---------------12-10b-+
A:----------------------+
E:----------------------+

    A
Wie kan me nog vertellen van de vroege morgenstond
    G                                         A
Met goudsel in de mond, waar de dichters over dichten
    A
Hoe laat kwam toen de eerste zwaluw uit het zomergroen
  G                                         A
Gekleed in boezeroen om de schoonmaak te verrichten

   D                         A              A  G
De melkman om vier uur op om koeien te gaan melken
   D                          E
Om eien te gaan pelken bij de kippen op de stok

   A
En in de straat de vullusman die niemand wilde groeten
  G                            A                 E
Gezicht vol honingsproeten, verdiende toen een meier
    A                 C
Bij Knul de Spulleman

C                      G
Waar is die zoetekauwe tijd
                        D
Waar is die in de gauwigheid
                      E
Leve de ikhouvanjouwigheid

   A
Er werd nogal gesproken over Kraai de Kanselein
     G                              A                E
Zijn lichaam deed hem pijn want hij leed toen aan de tering
     A
Maar verder was het leven goed en ieder was ter vrede
   G                              A             E
Er werd veel fiets gereden en men leefde van de nering

  D                                A               A  G
Alleen op zondag was het stil, dan sliep men in de kerken
    D                               E
Dat was heel goed te merken want de c'llecte was niet hil

    A
En 's avonds als het donker was dan ging je op de deern
     G                      A                 E
Daar stoven dan de veren totdat de nacht gedonderd
      A                C
En de dag gebroken was

C                      G
Waar is die zoetekauwe tijd
                        D
Waar is die in de gauwigheid
                      E
Leve de ikhouvanjouwigheid

    A
Wie kan me nog vertellen van de eerste vliegmachine
      G                        A                 E
Heeft u hem ook gezien toen ie naar beneden stortte
   A
Nu grinnikt u, maar u grinnikt niet als u te pletter vliegt
    G                             A                E
Een vliegtuig is een smiecht waar niet mee valt te sporten

   D                                   A              A   G
En onze straat ging nooit tekeer, geen auto's en geen fietsers
     D                                 E
Geen bussen en geen bietsers, want die had je toen niet meer

   A
Zo was het leven op ons dorp vol sagen en legenden
    G                  A                   E
Vol vagen en bekenden, gereed om uit te rukken
       A                 C
Bij de eerste kalverworp

C                      G
Waar is die zoetekauwe tijd
                        D
Waar is die in de gauwigheid
                      E
Leve de ikhouvanjouwigheid

    A
Wie kan me nog vertellen van die dagen in 't verlegen
    G                                          A
Het valt me nogal tegen om tot ziens te moeten tellen

Solo in A
    


Omhoog
Terug