Tsjechov

teksten: Dimitri Frenkel Frank en Robert Long
muziek: Robert Long
uitvoerenden: Boudewijn de Groot - Jan Elbertse - Johan Ooms - Ryan van den Akker - Ine Kuhr -
                          Lenette van Dongen - Frans Spek - Armand Pol - Nicole Berendsen - Marcel de Groot
regie: Eddy Habbema
muzikale supervisie: Koos Mark
arrangementen: Koos Mark - Alan Evans - Anke Piersma
begeleiding: Alan Evans (dirigent en toetsen) - Anke Piersma (toetsen en altfluit) -
                       Jelle Douma (drums, percussie en simmons sdx) - Will Jasper (toetsen, fluit en saxen) -
                       Donald van der Goes (fretloze bas)
live opgenomen: 12, 13 en 14 december 1991 in Theater de Vest in Alkmaar

de met een asterisk gemerkte liedjes worden geheel of gedeeltelijk gezongen door Boudewijn de Groot in de rol van Tsjechov,
de vet geplaatste fragmenten zijn begeleidende teksten.



EERSTE BEDRIJF

Moskou, 1888.
In het restaurant Sjavjanski Bazar wordt de toekenning van de Poesjkinprijs aan Anton Tsjechov gevierd.
Aanwezig zijn zijn zuster Masja, zijn uitgever Soevorin, vrienden en jaloerse collega's.
Een van hen is Petja, die een oogje heeft op Lika, een jonge vrouw die echter verliefd is op Tsjechov.


De Poesjkinprijs

ensemble:
Moskou, Moskou, wat een wereldstad.
Moskou, Moskou, hier gebeurt altijd wel wat.
Moskou, wat een paradijs.
Leve Moskou, leve de Poesjkinprijs.

Straks ligt de naam van Moskou
overal op ieders lippen.
Over een paar jaar kan Parijs
niet meer aan Moskou tippen.
Nu zien ze Rusland nog
als achterlijk en dom,
maar onze grote schrijvers
zullen inslaan als een bom.

Petja:
De Poesjkinprijs. Vijfduizend roebel. 't Is alsof ze je met een fles wodka voor je kop slaan. Waarom hij?
Lika:
Mijn God, wat houd ik veel van Tsjechov.
Petja:
Waarom? Hij is arts. Laat hij zijn patiënten laten doodbloeden. En niet de Russiche literatuur.

ensemble:
Rusland, Rusland, wat een werelddeel,
Rusland, artistiek en cultureel,
Rusland is een paradijs.
Leve Rusland, leve de Poesjkinprijs.
En laat het westen dan maar
Goethe en Balzac vereren
en trots op Nietzsche zijn,
op Shakespeare en al die heren.
Nu zien ze Rusland nog
als achterlijk en dom,
maar onze grote schrijvers
zullen inslaan als een bom.

Tsjechov:
Ik ben geboren in 1860, in Taganrog, een klein stadje in Zuid-Rusland. Na mijn eindexamen ging ik naar Moskou om medicijnen te studeren. En ik begon te schrijven, korte, grappige verhaaltjes in tijdschriften, om geld te verdienen voor mijn familie. In 1882 schreef ik 56 stukjes, in 1883 bijna 130, in 1884 werd ik arts. Ik ging minder schrijven, maar beter. En nu is het 1888 en heb ik zowaar de Poesjkinprijs gekregen. En kan ik net als Lord Byron zeggen: op een morgen werd ik wakker en merkte dat ik beroemd was.

ensemble:
Tsjechov, Tsjechov, wat een kunstenaar.
Tsjechov heeft de Poesjkinprijs dit jaar
Wat een prachtig eerbewijs.
Leve Tsjechov, leve de Poesjkinprijs.

En bovendien hebben wij Oblomov,
een Dostojewski en een Gontsjarov,
Toergenjev, Boelgarin, Potapenko
en Tolstoj, Zjoekovski, Negrasov en Gogol.
En in die eregalerij
komt daar nu Anton Tsjechov bij.

Nazdarovje, Tsjechov is een Rus,
nazdarovje, op de Russen dus.
Rusland is een paradijs.
Leve Rusland, leve de Poesjkinprijs.
Leve Tsjechov, leve de Poesjkinprijs!


Omhoog

De idealisten

diverse burgers:
Boemm! Daar gaat er weer een. Ja hopla. Wat vreselijk. Bravo!

ensemble:
Dat zijn vast de socialisten.
Nee, dat zijn de Decembristen.
Ben je gek! Dat zijn Marxisten
of de Neo-Bakoenisten.
Volgens mij de anarchisten.
Hoe dan ook 't zijn terroristen.
Hoe dan ook: idealisten.


Omhoog

't Is jammer voor de rijken

Gorki:
't Is jammer voor de rijken,
maar het roer moet maar eens om.
De toestand is meer dan barbaars,
de rijken steeds rijker,
de armen steeds armer.
En zelfs het eenvoudigste voedsel is schaars,
maar dat lappen de rijken gewoon aan hun laars.
Die houden het volk liever dom
en daarom gooi ik dus een bom.

En in hun prachtige salons
praten intellectuelen
over wat er moet gebeuren
en hoe het nu verder moet,
over de revolutie, de vooruitgang, samen delen.
Ze blijken alleen maar met woorden te spelen.
Ze zeggen het helder en goed
maar niemand van hen die wat doet.

De geheime politie smoort elke kritiek
en ligt overal op de loer.
De arbeiders slapen met vrouwen en kinderen
in de fabriek 's nachts gewoon op de vloer.
En dat is nog heilig, want menige boer
is uitgeput, hongerig, ziek,
geplukt door de Tsaar en zijn kliek.

En in hun prachtige salons
praten intellectuelen
over wat er moet gebeuren.
Discussies in overvloed,
over de revolutie, de vooruitgang, samen delen.
Ze blijken alleen maar met woorden te spelen.
Ze zeggen het helder en goed,
maar niemand van hen die wat doet.

Als ik zelf zou moeten kiezen,
wierp ik bommen van een soort
dat diep in de hersenen dringt.
Maar zonder een scherf,
zonder dood en verderf,
maar een bom die veel harder en langer weerklinkt:
verhalen en boeken, dus bommen van inkt
die overal worden gehoord,
de machtige bom van het woord.


Omhoog

Ik ben een schrijver

Gorki:
Wat vindt u nou van zo'n bom?
Tsjechov:
Pardon?
Gorki:
Wat is uw standpunt? Uit uw grappige en prijsgekroonde stukjes is dat namelijk niet te lezen.
Lika:
Petja, laat dat.
Gorki:
U heeft geen standpunt. En wie geen standpunt heeft, heeft geen hart, geen ziel, geen karakter.
Tsjechov:
Altijd diezelfde verwijten. Kunt u niets nieuws verzinnen? Ik hoor dat zo vaak, ik krijg er langzamerhand genoeg van.

Tsjechov:
Ik ben een schrijver
die alleen maar een verhaal vertelt
en die zo af en toe misschien
de juiste vragen stelt.
Maar die geen antwoord geeft,
omdat hij dat niet kent.

En waarom zou er ook een standpunt spreken
uit verhalen of een boek?
Een standpunt kost maar drie kopeken
en is te koop op elke straathoek
in een oneindig sortiment.
Een standpunt is iets anders dan talent.

Als ik een paardendief beschrijf,
probeer ik objectief te denken
wat zo'n man beweegt.
Dan ben ik zelf die dief
en niet een rechter, die zijn daad bekritiseert.

Ik laat de godsdienst over aan de popen
en ijzer smeden aan de smid.
En het gekanker aan de misanthropen
die weten waar de wereld fout zit.
Ik ben niet geïnteresseerd
wanneer een schrijver mij zijn lesje leert.

Ik wil de wereld wel veranderen
maar ik kan het niet.
Ik ben de schrijver die noteert
wat of hij voor zich ziet
en dat is alles wat ik kan,
het spijt me zeer.
Ik ben een schrijver van verhaaltjes.
Niets meer.


Omhoog

Een vrouw is wat u nodig heeft

Lika:
Anton Pavlitsj, waarom gaat u zomaar de straat op, zonder jas? U hoest.
Tsjechov:
't Is niets.
Lika:
Weet u wat u nodig hebt?
Tsjechov:
Ja, het eeuwige leven.
Lika:
Nee. Ik zal u zeggen wat u nodig hebt.

Lika:
Ten eerste iemand
die begrijpt wat u bedoelt
en bovendien bijvoorbeeld
heel behoorlijk koken kan.
En die verrukkelijk
Pojarski koteletten maken kan
en zich verbonden met u voelt.
Die van ballet houdt,
van toneel en ook van opera.
De Maupassant gelezen heeft
en ook Emile Zola.
En die u lief heeft
van het eerste ogenblik.
Dus kort en bondig: Anton Pavlitsj,
wat u nodig hebt, ben ik.

Tsjechov:
Lieve Lika, ik ben bang dat u zich vergist.

Lika:
O ja, ik weet wel
at niet alles voor me pleit,
ik heb geen literaire gaven,
nee in tegendeel.
En ik heb zeven dure hoeden,
dat is wel een beetje veel.
En ik ga uit van tijd tot tijd.
Ik lijk een vlinder
die u flirterige brieven schrijft,
maar diep van binnen hoop ik
dat u altijd bij me blijft.
Want ook een vlinder kent verliefde dromerij.
Dus kort en bondig: Anton Pavlitsj...

Een vrouw is wat u nodig hebt,
een vrouw die u begrijpt.
Geen man kan heel zijn leven zonder vrouw.
Een vrouw die u gelukkig maakt,
die eerlijk is en trouw.
Laat mij dat zijn,
laat mij dat zijn,
laat mij dat zijn
omdat ik van u houd.


Tsjechov:
Lieve Lika, ik zal nooit trouwen. Vierentwintig uur per dag verplicht gelukkig zijn, ik moet er niet aan denken. En ongelukkig zijn, dat kan ik alleen wel af.

Lika
O ja, ik moet nog zoveel leren,
maar ik leer bijzonder snel
wanneer een man als u me helpen zou.
En dan zou ik u kunnen leren
hoeveel wonderen een vrouw
kan openbaren aan een heer.
Men vindt mij knap
en ik ben jong en opgeruimd van aard.
Ik wil mijn leven aan u wijden,
dat is ook wat waard.
En ik speel ook nog
heel verdienstelijk klavier.
Dus kort en bondig: Anton Pavlitsj,
wat u nodig hebt, is hier.
Wat u nodig hebt, is hier.


Tsjechovs kleine landgoed Melichowo.
Hij probeert een verhaal te schrijven en dat moet wel, want het landgoed, de inwonende familie en Antons liefdadigheid kosten veel geld.
De schrijver, tevens arts, wordt voortdurend gestoord door boeren en bewonderaars, verzoeken om geld, enz.
Zijn zuster Masja schermt hem zo goed mogelijk af van de buitenwereld. Toch weet Lika tot hem door te dringen.
Tsjechov wijst Lika's liefde af, en het basisgegeven voor zijn toneelstuk De Meeuw is geboren.


Omhoog

Tsjechov is een heilige

Masja:
Anton is een heilige, heilige, heilige,
Anton is een heilige.
Anton is een heilige, heilige, heilige,
Anton is een heilige.
Zo onzelfzuchtig en humaan
en zo met iedereen begaan.
Je voelt meteen van meet af aan dat veilige.
Hij is een heilige.

boer:
Neemt u mij niet kwalijk, mevrouw, maar zou u aan uw man willen vragen of hij even naar mijn vrouw komt kijken. Ze heeft al wekenlang pijn in haar borst. Uw man is toch dokter?
Masja:
Mijn broer. Maar hij is tegenwoordig eigenlijk meer schrijver.
boer:
Oh. Wat krijgt u voor uw moeite, excellentie?
Tsjechov:
Niets krijgt de excellentie voor zijn moeite. God zegene jullie.
boer en boerin:
U bent een heilige.

Boer en boerin:
Tsjechov is een heilige, heilige, heilige,
Tsjechov is een heilige.
Tsjechov is een heilige, heilige, heilige,
Tsjechov is een heilige.
Je kunt er altijd van op aan,
een vaste rots in ons bestaan.
Je voelt meteen van meet af aan dat veilige.
Hij is een heilige.

officier 1:
Mijnheer Tsjechov. Wij zijn officieren van de cavaleriebrigade die hier net gelegerd is. Boris Kurkov.
officier 2:
Wij willen graag de beroemde schrijver spreken. Mijn naam is Wlawodja Tjarkov.
officier 1:
Enig zoals u dat arme boerenmeisje wilt helpen.
officier 2:
Ja, hoe doet u dat? Schrijft u terwijl u geneest?
officier 1:
Of geneest u terwijl u schrijft?
Masja:
Heren, alstublieft.

Masja, officieren, schooljuffrouw:
Tsjechov is een heilige, heilige, heilige,
Tsjechov is een heilige.
Tsjechov is een heilige, heilige, heilige,
Tsjechov is een heilige.
Zo hoffelijk en toch spontaan,
beroemd maar zonder grootheidswaan.
Je voelt meteen van meet af aan dat veilige.
Hij is een heilige.

schooljuffrouw:
Anton Pavlitsj, de timmerman wil niet verder gaan met het dak van de nieuwe school voordat hij geld krijgt.
Tsjechow:
Hier heeft u vijfhonderd roebel.

Masja, boer, boerin, schooljuffrouw:
Tsjechov is een heilige, heilige, heilige,
Tsjechov is een heilige.
Tsjechov is een heilige, heilige, heilige,
Tsjechov is een heilige.
Zo hoffelijk en toch spontaan,
beroemd maar zonder grootheidswaan.
Je voelt meteen van meet af aan dat veilige.
Hij is een heilige.
Hij is een heilige.


Omhoog

Vanmorgen vloog ze nog

Lika:
Stoor ik? Nee hè. Ik ben net aangekomen. Moskou was zo vervelend, u hebt geen idee. Wat schrijft u? Mag ik kijken? Oh, wat is dat?
Tsjechov:
Een meeuw.
Lika:
Tjee, wat laat u me schrikken. En dat is helemaal geen meeuw, dat is een houtsnip. O, ik begrijp het al. U gaat daar iets over schrijven en dan maakt u daar een meeuw van.
Tsjechov:
Misschien.

Tsjechov:
Vanmorgen vloog ze nog,
zo onbelemmerd en gracieus,
en zo verheven,
zo'n sierlijk wezentje.
Het was geschapen om te zweven
niet om te sterven
door een zinloos stukje lood
uit 't geweer van een paar lompe idioten.
Die zachte veertjes, stukgeschoten.
Dood.
Vanmorgen vloog ze nog.

Lika:
Wat moet dat heerlijk zijn
Potapenko, bevriend met Tsjechov en ook schrijver - Tsjechov schuift Lika op hem af:
Wat?
Lika:
Om te verwoorden wat je voelt,
te kunnen schrijven.
Potapenko:
Maar dat is ook heerlijk.
Lika:
Wat benijd ik u.
Mag ik nog even bij u blijven?
Potapenko:
Wat mij betreft blijft u
bij mij vanaf vandaag.
Ik zal de allermooiste boeken
voor u schrijven
en ook gedichten.
Lika:
Mag ik blijven?
Potapenko:
Graag!
samen:
Wat moet dat heerlijk zijn.

Tsjechov:
Vanmorgen vloog ze nog,
zoals een meeuw soms op de wind,
zonder bewegen.
De vleugels wijd gespreid,
op eigen kracht de mens ontstegen.
En dan een knal en verder niets,
niet eens een schreeuw.
Daar ligt ze hulpeloos,
nog trillend met haar poten,
stervende vogel, aangeschoten.
Meeuw, vanmorgen vloog ze nog.

Masja:
Hij kan niet zonder mij,
hij heeft me nodig, onopvallend.
Alle dagen.
Hij wil me om zich heen
al zal hij dat nooit aan me vragen.
Het moet zo zijn,
het is misschien de wil van God,
en luidt de opdracht:
wees voortaan uws broeders hoeder.
Wees z'n verzorgster,
wees z'n moeder.
't Is ons lot:
hij kan niet zonder mij

Lika en Potapenko:
Wat moet dat heerlijk zijn.

Masja:
Alexander Schmagin heeft vanmorgen aan mij gevraagd of ik met hem wilde trouwen. Maar ik denk dat ik nee zal zeggen.
Tsjechov:
Goed Masja, zoals je wil.
Masja:
Dat was alles. Meer zal hij nooit zeggen. Zo is hij nou eenmaal.

Tsjechov:
Vanmorgen vloog ze nog.

Masja:
Hij kan niet zonder mij.


Het kantoor van de censor.
In het tsaristische Rusland mocht niets gepubliceerd worden zonder toestemming van de censuur.
Een censor en vier griffiers houden protocol. Tsjechov wordt op het matje geroepen wegens zijn nieuwste verhaal.


Omhoog

Schrappen

griffiers:
Schrappen, schrappen,
schrappen, schrappen.

Wij schrappen met een vastberaden hand,
wij schrappen voor de tsaar
en voor ons goede vaderland.
De grenzen van de vrijheid
lopen hier door dit kantoor.
Moraal en goede zeden
daar zijn vaste normen voor
en wat daar niet in past,
strepen wij door!

Schrappen,schrappen...

censor:
Ach mijnheer Tsjechov, dat ik u helemaal uit Melichowo moest laten komen, dat spijt me.
Tsjechov:
't Is maar een uur met de trein, excellentie.
censor:
Ja, dat is waar. Maar toch, wat een afstand, vooral mentaal, nietwaar. U zit daar op het platteland, u ziet alles zo anders van daar. Maar mag ik u iets voorlezen, mijnheer Tsjechov?
Tsjechov:
Ik ken dat verhaal.
censor:
Niet zo nukkig, mijnheer Tsjechov. Ziet u soms geen heil in ons werk? Zou u liever zien dat wíj geschrapt werden in plaats van een paar van uw regels?
Tsjechov:
Wat is het nut?

censor met koor van griffiers:
Schrappen!
Wat is het nut van de censuur
dat zal ik u vertellen,
want het nut is velerlei.
U schrijft over een rechter,
een gewetenloze man.
Dat kan.
Ja, dat kan.

Zoals er al zoveel in Rusland zijn,
schrijft u er bij en dat kan niet,
dat schrappen wij.
Nee, dat kan niet, dat schrappen wij.

Kijk, wat gedrukt is
kan de eeuwen vaak trotseren.
En daarin schuilt nou juist
een levensgroot gevaar.
Want als wij niet secuur
en grondig controleren,
zou men de allergrootste onzin publiceren.
Over de kerk en onze wetten.
Er circuleren al opruiende pamfletten
die zich verzetten tegen God en onze tsaar.
Dat gevaar moeten wij keren.
Noem het rustig censureren.
Ik zeg liever:
ik ben preventief bemiddelaar.

Neem deze zin, da's ook zoiets:
"De zondvloed heeft nooit plaats gehad."
Hoe komt u daar nou bij?

Tsjechov:
Die zin wordt uitgesproken door een dronken jongeman... Dat kan.

censor met koor van griffiers:
Dat kan!
Ja dat kan!

Maar godsdienst is de basis
van de hele maatschappij,
dus deze zin die schrappen wij.
Ja deze zin, die schrappen wij.

Tsjechov:
Maar excellentie, een schrijver moet toch de waarheid kunnen schrijven?

censor met koor van griffiers:
Ach, wat nou waarheid!
Ik bepaal hier wat waar is.
De hele samenleving loopt acuut gevaar.
Of vindt u niet
dat Rusland ernstig in gevaar is
Men gooit met bommen
en ik hoop dat het u klaar is
dat als je dat zou publiceren,
er steeds meer gekken zijn
die ook gaan saboteren
en zich verzetten tegen God en onze tsaar.
Dat gevaar moeten wij keren.
Noem het rustig censureren.
Ik blijf zeggen:
ik ben preventief bemiddelaar


In het Alexandrinski Theater in Sint Petersburg is net de première van De Meeuw achter de rug. Een regelrechte ramp.
De dronken hoofdrolspeler beklaagt zich erover dat het stuk onspeelbaar is.
Uitgever Soevorin blijft erbij dat het een meesterwerk is en is samen met Masja op zoek naar Tsjechov, die uit zijn loge verdwenen is.


Omhoog

En daar sta je dan

Petja:
Première De Meeuw absolute catastrofe. De heer Anton P. Tsjechov is erin geslaagd ons vier uur lang te vervelen. Zijn stuk wordt wordt bevolkt door langdradige, wanhopige en onbegrijpelijke personages. Er gebeurt niets. Het gaat over niets. En valt er dan voor de acteurs te spelen? Ook niets.

Tsjechov:
En daar sta je dan alleen,
je kijkt verloren om je heen.
Er is geen mens meer
die nog iets van je wil weten.
Je was er altijd op bedacht,
maar het kwam toch nog onverwacht
omdatje eventjes de code was vergeten.
En ach, die code is bekend,
men draagt je juichend naar de top.
Maar als je uitgegleden bent,
dan vangt geen sterveling je op.
Je wordt behandeld
als een zieke hond met schurft.
En al je vrienden zijn verdwenen,
men gooit met modder en met stenen.
De meute lacht, de meute spuugt,
men durft.

En daar sta je dan alleen,
je kijkt verloren om je heen,
er is geen mens meer
die nog iets van je wil weten.
Je was er altijd op bedacht
maar het kwam toch nog onverwacht,
omdat je eventjes de code was vergeten.


De oevers van de Neva.
De eenzame Tsjechov ontmoet er, onder vrij bizarre omstandigheden, Maxim Gorki.
Tsjechov leert de jonge revolutionaire schrijver hoe hij taal zo kan hanteren dat hij direct tot de harten van de mensen kan doordringen.


Omhoog

Steppe

Gorki:
Wacht es. Ja! Mijnheer, bent u niet... Anton Tsjechov? Ja, u bent het. Tsjechov. Anton Tsjechov. Laat mij u omhelzen. Ik heb alles van u gelezen. Alles!
Tsjechov:
Hopelijk hebt u niets van mij gezien.
Gorki:
Ja u denkt misschien dat ik omdat ik eruit zie als een boer dat ik het verschil niet eens weet tussen een roman en een bord koolsoep. Maar in dit hoofd zitten meer dan duizend boeken. En de uwe liggen bovenop.
Tsjechov:
Zeer vereerd.
Gorki:
Nu ben ik nog ongelezen, maar ik word ook een schrijver, reken maar.
Tsjechov:
Ik weet niet of ik u dat moet aanraden.
Gorki:
Hier, mag ik u iets voorlezen? Wat vindt u hiervan?

Gorki:
De eindeloze steppe
ligt bevroren en het sneeuwt,
terwijl de vlokken razend striemen
in het stormgeweld.
En in die storm twee hongerige zwervers,
slechts gestoken in wat lompen,
voortbewegend door het open veld.

Ze dragen geen bagage met zich mee,
alleen de ene heeft een boek onder z'n arm.
De ander, ietsje ouder,
heeft een tas over z'n schouder
met daarin een fles met wodka.
En zolang ze wodka hebben,
houdt ze dat nog warm.

Ze zwoegen zwijgend verder
door de troosteloze leegte,
en zo nu en dan
wordt de fles gepakt
en nemen ze een slok daarvan,
zodat men verder kan.

Tsjechov:
Dat is verschrikkelijk. Dat zijn bijna honderd woorden en wat hebt u mij precies verteld? Drie dingen: het sneeuwt, er lopen een paar zwervers rond en ze hebben honger. Eenvoud, jongeman, daar gaat het om. Ga door, maar houd het kort. Houd het kort.

Gorki:
De avond is gevallen,
en een scheefgezakte bouwval
biedt maar nauwelijks beschutting
voor de koude nacht.
De wodkafles is leeg,
de honger knaagt,
een stompje kaars brandt.
Waarom lees je niet wat voor?
zo vraagt de oude zacht.

De ander neemt het smoezelige
stukgelezen boek ter hand
en leest verhalen voor.
maar terwijl de storm blijft loeien,
gaat hun huid een beetje gloeien.
En wanneer het laatste woord geklonken heeft
breekt op hun wangen
zelfs een blosje door.
De honger is vergeten
want de kracht van de verhalen
hield ze in de ban.
Ze zien tot hun verbazing
het effect ervan,
zodat men verder kan.


Omhoog

Als het maar kort is

Tsjechov:
Dat is mooi. U hebt absoluut talent. Maar u gebruikt nog steeds te veel woorden. En het is zo simpel. Wat is de essentie van deze zin?

Achter de grillige uit grauwe steen bestaande hoge bergen met hun eeuwen oude toppen vol geheimen daalt de koperrode hemelbol die met haar laatste gouden stralengloed een lange schaduw op de hier en daargebarsten en reeds nevelige aarde werpt.

Wat is de kern, meneer?
Wat is de zin van dit verhaal?
Ik zeg het nog een keer:
waarom die woorden allemaal?
Wat deel ik mee?
Wat wil ik zeggen?
Waarom draait wat ik vertel
in het bijzonder?

Tsjechov:
Nou?
Gorki:
De zon gaat onder?
Tsjechov:
Heel goed. Nog een voorbeeld.

De elegante slanke altijd in het donkerrood geklede jonge echtgenote van de in de oorlog zwaar gewonde maar met hoge onderscheidingen getooide generaal heeft een met handgemaakte zijden orchideeën en een roos versierde hoed gekocht.

Wat is de kern, meneer?
Wat is de zin van dit verhaal?
Ik vraag het nog een keer:
waarom die woorden allemaal?
Wat deel ik mee?
Wat wil ik zeggen?
Waarom draait wat ik vertelde kort en goed?

Tsjechov:
Nou!
Gorki:
De generaalsvrouw kocht een hoed.
ensemble:
Jaa!

Gorki en ensemble:
Wat is de kern, meneer?
Wat is de zin van dit verhaal?
Ik vraag het nog een keer:
waarom die woorden allemaal?
Wat deel ik mee?
Wat wil ik zeggen?
Waarom draait wat ik vertelde kort en goed?

Gorki, gelijktijdig met het hierop volgende couplet:
Wat is de kern, meneer?
Wat is de zin van dit verhaal?
Ik vraag het nog een keer:
waarom die woorden allemaal?
Wat deel ik mee?
Wat wil ik zeggen?
Waarom draait wat ik vertelde kort en goed?

Tsjechov en ensemble:
Achter de grillige uit grauwe steen bestaande hoge bergen met hun eeuwen oude toppen vol geheimen daalt de koperrode hemelbol die met haar laatste stralengloed een schaduw op de aarde werpt.

Tsjechov:
Als het maar kort is en krachtig
en niet zo omslachtig.
Schrijf mooi of beestachtig,
maar kort.

Schrijf kort en krachtdadig
en niet zo langdradig.
Schrijf lief of baldadig,
maar kort, kort!

Schrijf kort en doorzichtig
en niet zo zwaarwichtig.
Schrijf slim of voorzichtig
maar kort, kort, kort!

Als het maar kort is.
Als het maar kort is.
Dus houd het kort!

[Onderstaand couplet wordt wel in de Long-versie gezongen, tussen couplet 1 en 2 in, maar ontbreekt in De Groot's Tsjechov.]

De bruin met wit gevlekte straathond van een onbepaalde soort maar nog het meeste op een Labrador gelijkend alhoewel hij ook iets weg had van een herder maar dan kleiner en met minder lange oren en wat hoger op de poten kreeg een trap van een beschonken man.

Tsjechov:
Nou!
Gorki:
De dronkaard heeft een hond geschopt.
Tsjechov:
Exact. Ik geef u nog een laatste kans.


Omhoog

Samen

Gorki:
Nou, ik heb het begrepen. Mag ik u iets sturen als ik eindelijk eens wat goeds heb geschreven?
Tsjechov:
Als u dat wilt. Wat is uw naam?
Gorki:
[onverstaanbaar] Pesjkov, maar ik noem mezelf Gorki.
Tsjechov:
Gorki? Maar dat betekent: bitter.
Gorki:
En zo voelt het ook. Gewerkt vanaf mijn negende. Honger geleden, rond gezworven tussen dieven, moordenaars. Alle ellende van Rusland gezien. Maar wij gaan de wereld ontgorkiën, nietwaar kameraden. Nog even en alles wordt nieuw, beter, anders!

Samen, we strijden samen,
wij vechten zij aan zij
voor een verlichte, nieuwe maatschappij.
Waar niemand arm of rijk is
en waar voortaan elk mens gelijk is,
dus zonder rangen,
zonder standen.

Samen, we delen samen,
de tijd is eens voorbij
van ik een flink stuk wereld meer dan jij.
En ieder mens zal vrij zijn,
alles zal van jou en van mij zijn,
dus zonder rangen, zonder standen.
Vrij, vrij.


Het restaurant Hermitage in Moskou. Soeverin probeert de teneergeslagen Tsjechov op te monteren met "Wein, Weib und Gesang".
Het vrolijke gedoe wordt ruw verstoord door de onverwachte confrontatie met de verloederde Lika.


Omhoog

Verse oesters

Soevorin:
Gérant, vier dozijn oesters. En kapelmeester: vier tellen vooraf!

Soevorin:
Ik ben niet gek,
ik ben niet dronken.
Ik ben geen optimist
en ook geen pessimist.
Ik observeer
en constateer,
waaruit ik zelf dan weer
eenvoudig concludeer:
ik ben een realist.

Zie je die obers daar?
Dan zie je zonneklaar
de wereld in het klein.
Zo zit het leven in elkaar.
Hij blaft tegen z'n hulpje
maar hij buigt naar de gérant.
Dat is z'n baas, die man.
Hij buigt omdat hij anders
geen promotie maken kan.

Het leven is een jungle
en de mens is een wild beest,
zo zeker als er altijd
verse oesters zijn geweest.

allen:
Verse oesters!

Soevorin:
Wie mooi is, heeft een duidelijke voorsprong
al heeft hij daar nooit moeite voorgedaan.
Maar wee degeen die lelijk is van oorsprong
die staat altijd achteraan.

De slimme wordt geëerd,
de domme wordt geweerd.
En daarvan heb ik veel geleerd
toen die gedachte doordrong.
Geloof me maar, mijn vriend.

Het leven is partijdig
en het lot is dikwijls wreed.
Maar dat vergeet je even
als je verse oesters eet.

allen:
Verse oesters!

Soevorin, twee obers en koor:
Nou, het leven is een simpele vertoning
door rang en stand voornamelijk bepaald.
De ober buigt.
De klant is immers koning.
Als hij maar de rekening betaalt.
Hoe ruimer in het geld,
hoe meer er wordt besteld.
Hoe harder men komt aangesneld,
hoe hoger de beloning.

Soevorin en koor:
Madame, ik gebruik jou, en jij,
jij gebruikt haar en zij,
zij gebruikt jou en mij
tenslotte allebei.
Ik gebruik jou, en jij,
jij gebruikt haar en zij,
zij gebruikt jou en mij
tenslotte allebei.
Ik word door jou gebruikt
Jij wordt door mij gebruikt
Zij gebruikt ons,
we worden allemaal gebruikt.
Gebruiken, gebruiken,
gebruiken, gebruiken...

[ De volgende coupletten zijn wel gebruikt voor de originele uitvoering van Robert Long, maar weggelaten uit de De Groot-versie. ]

Soevorin:
De sterkere die koeioneert,
de zwakke, de zwakke
gaat de zwakkere te lijf.
De grote zal de kleine willen pakken,
want zo is het menselijk bedrijf.
We willen hogerop
en zijn we aan de top,
dan hebben we een januskop
en bikkelharde hakken.
Geloof me maar mijn vriend

Je houdt altijd een meester
en je houdt altijd een knecht
die brengt je verse oesters
en geloof me, dat helpt echt!


Omhoog

't Is niets

Soevorin:
Lika? Lika, wat is er met je?
Lika:
Ik kom net uit Sint-Petersburg, ik heb daar De Meeuw gezien.
Tsjechov:
Daar wil ik niets meer over horen.
Lika:
't Is een waanzinnig succes.
Tsjechov:
Wat!?
Lika:
Vanaf de tweede voorstelling was het elke avond uitverkocht. Un succès fou.
Soevorin:
Ik wist het.
Lika:
Je schrijft zo gevoelig, maar in werkelijkheid ben je zo koud, zo onverschillig.
Tsjechov:
Lika, in godsnaam, wat wil je? Ik ben schrijver.

Tsjechov:
Gevoeligheid? Betrokkenheid?
Wat wil je nou?
Realiteit of poëzie?
Wat wil je nou?
Als ik als schrijver
alle engelen en God beschrijf,
dan kan het best dat ik
als mens daar juist de spot mee drijf.
Ik zet als schrijver
waar dat nodig is
de wereld naar mijn hand.
En misschien heb je wel gelijk
en is de mens mijn zwakke kant.
Wat ik aan hartstocht heb en liefde
is te vinden in mijn werk.
Ik ben als man misschien niet veel,
maar als schrijver sta ik sterk.
Je kunt me lezen,
niet met me leven.
Ik heb alleen maar
mijn verhalen om te geven.
Praat met mijn stukken,
slaap met mijn boeken.
Omhels de schrijver
maar probeer in godsnaam
niet steeds naar de mens te zoeken.

allen door elkaar, als Tsjechov een hoestbui krijgt:
Hemel, wat is er gebeurd? Wat is er gebeurd? Doe toch iets. Water, water, dan gaat het goed. Doet u iets! Gaat het? Hij bloedt! Roep een dokter.

Tsjechov:
't Is niets, 't is niets, 't is niets,
ik ben een aangeschoten vogel net als zij.
Wat maakt het uit, er komt een eind aan ieder leven,
elke illusie gaat uiteindelijk voorbij.
Je kunt niet eeuwig door de tijd heen blijven zweven.

Een vogel jong en blank zijn,
mooi gezond en rank zijn,
je vleugels uitslaan
in een hemel die van jou is
en die zo schitterend
en helder stralend blauw is.
Je ziet de wereld
ver beneden je verdwijnen
en voelt de zon steeds warmer
op je vleugels schijnen.
Je vliegt omhoog,
't is net of Icarus weer daar is,
zijn slanke vleugels blank
als pas gevallen sneeuw.

Het wordt jouw dood,
maar je gelooft niet dat dat waar is,
totdat je neerstort
als een aangeschoten meeuw.


TWEEDE BEDRIJF

De boulevard van Yalta, de befaamde badplaats in het zuiden van Rusland.
Tsjechov, die erheen is gestuurd door zijn arts, is bevriend geraakt met Gorki.
Die is in korte tijd wereldberoemd geworden, maar door de politie verbannen vanwege zijn revolutionaire activiteiten.
Tsjechov verlangt naar Moskou en de jonge actrice Olga Knipper.



Omhoog

In Yalta

ensemble:
Hier schijnt de zon zo prachtig,
hier is het strand reusachtig.
Waar kun je beter zijn dan hier, in Yalta!
Hier zie je palmen wuiven,
hier kun je zeelucht snuiven.
Waar kun je beter zijn dan hier?

Die blauwe golven, die meeuwen,
die zalige warmte,
ontspannen en smaakvol plezier.
Geen troep als in Moskou,
geen kou en geen armoe, geen herrie,
dat zul je niet aantreffen hier.

Hier tref je ons soort mensen,
hier heb je niets te wensen.
Waar kun je beter zijn dan hier, in Yalta?
Hier zie je palmen wuiven,
hier kun je zeelucht snuiven.
Waar kun je beter zijn dan hier?

Zowat de hele elite, de kunst, de beau monde,
zoekt 's zomers in Yalta vertier.
Kijk Tsjechov en Gorki, da's hier niks bijzonders.
De crème de la crème uit Moskou is hier.

Tsjechov:
Ik houd het hier niet langer uit. Kon ik maar weer naar Moskou.
Gorki:
Vanwege je stuk of eh... vanwege die talentvolle actrice daar?
Tsjechov:
Ik móet naar Moskou.

Die blauwe golven, die meeuwen en steeds dat flaneren,
dat saaie geloop af en aan.
Weer Tsjechov en Gorki, diezelfde gezichten,
die warmte, dat gaat op je zenuwen slaan.

Hier ben je uitgekeken
na de paar eerste weken.
Was ik in 's hemelsnaam maar daar in Moskou.

Gorki:
Waarom ga je dan niet naar Moskou? Wat zou je ervan zeggen als we ontsnappen en de nachttrein nemen?
Tsjechov:
Naar Moskou?
Gorki:
Naar Moskou!

Tsjechov:
Die stomme palmen, dat zwemmen,
ik word er niet goed van,
het is hier zo dood als een pier
Geen bals, geen recepties,
geen kou en geen sneeuwbui,
geen leven, mijn God, ik verveel me zo hier.

Tsjechov en Gorki, samen met de badgasten:
Hier zie je enkel water.
'k Wil naar het stadstheater.
Was ik in 's hemelsnaam maar daar in Moskou!
Was ik in 's hemelsnaam maar daar in Moskou!
Was ik in 's hemelsnaam maar daar in Moskou!


Omhoog

Mijn nieuwe stuk

[ Dit lied komt van de lp van Robert Long en is niet opgenomen in De Groot's Tsjechov. ]

Tsjechov:
Het begint zo:
Het doek gaat op en iemand zegt:
wat is het stil vandaag.
Je hoort geen krekel en geen storm
en ook geen regen.
Je hoort geen vogel en geen trein.
Gek dat er geen geluiden zijn.
Er rijdt zelfs nerregens
een koets over de wegen.
Men snuit geen neus,
men krabt geen bil.
Het hele stuk is stil.

Mijn nieuwe stuk zal bovendien
ook een komedie zijn.
Ik laat de achterlijkste dingen
daar gebeuren.
Drie domme zusters en een broer
en alles is in rep en roer.
Ze huilen vaak
maar dat is om je te bescheuren,
dus het publiek lacht. Opgelucht!
Mijn nieuwe stuk: een klucht!
U heeft het mis: het stuk is leuk,
men ligt voortdurend in een deuk
en geen geloei, gefluit, gekuch,
geen kar die ratelt over een brug.
Er klinkt geen knal.
Men hoort geen gil.
Het stuk is leuk en stil - doodstil.


Het repetitielokaal van het Moskouse Kunst Theater.
Met Stanislawski als regisseur en acteur maakt dit beroemde gezelschap Tsjechovs stukken tot kassuccessen.
De twee mannen zijn het desondanks niet helemaal met elkaar eens. Voor Stanislawski's hang naar realisme zit Tsjechov dwars.


Omhoog

Hij is verliefd op me

Tsjechov:
U bent de mooiste actrice die ik ken.
Olga:
De mooiste actrice?
Tsjechov:
En de mooiste vrouw.
Olga:
U beoordeelt alleen de buitenkant?
Tsjechov:
Maar u inspireert me waanzinnig. Ik zou een bijzondere rol voor u willen schrijven. Niet in een stuk, in mijn leven.
Olga:
U probeert me te verleiden.
Tsjechov:
Alstublieft, kom naar Yalta.
Olga:
Ik moet er even over denken. Ik zeg het u zo.

Olga:
Hij is verliefd op me,
hij is verliefd op me.
Tsjechov de schrijver
is ook maar eens mens
Hij is verliefd op me,
hij is verliefd op me.

Elke actrice die koestert zo'n wens.
Shakespeare en Schiller,
Toergenjev, Molière,
hadden beslist menigmaal een affaire.
En Tsjechov wil mij aan z'n zij.
Hij is verliefd,
verliefd uitgerekend op mij.

Hij is verliefd op me,
hij is verliefd op me,
maar ik wil meer
dan verliefdheid alleen.
Hij is verliefd op me,
hij is verliefd op me,
ik wil zijn vrouw zijn,
zijn nummero éé.

Het kan me niet schelen
al zou hij niet sterk zijn.
Ik mag toch verliefd
op zijn geest en zijn werk zijn.
Mijn God, is het waar wat hij zei?
Hij is verliefd, verliefd
uitgerekend op mij,
uitgerekend op mij,
uitgerekend op mij.

[ Extra couplet dat ontbreek in de uitvoering van De Groot,althans, het komt niet op de CD voor. ]

Ik wil hem vast!
Ik weet dat hij ziek is
en ook dat hij geestig
en lief en uniek is.
Maar ik ben een perfectionist.
Hij is verliefd, verliefd,
dus ik krijg hem beslist.

Tsjechov:
En?
Olga:
Goed, ik kom.
Tsjechov:
Ze komt! Ze komt!

Olga:
Ik ga naar Yalta met Tsjechov,
dat zul je beleven:
mijn droom uiteindelijk waar.
Dit huwelijk zal ons voor altijd verbinden,
ik voel het, want wij zijn bestemd voor elkaar.

Tsjechov:
Ze komt naar Yalta,
mijn hemel, mijn God, hoe bestaat het.
Ik heb zo gehoopt dat ze kwam.
Dit lijf, oud en ziek, komt ineens weer tot leven,
mijn hart en mijn ziel staan in vuur en in vlam.


Tsjechov's villa in Yalta. Onder de gasten bevindt zich de schrijver Tolstoj die zijn negatieve visie op het huwelijk, zoals beschreven in de Kreutzersonate, geeft. Inmiddels probeert Olga Tsjechov over te halen met haar te trouwen.

Graaf Tolstoj:
Hier komt het nooit in orde,
die man is gek geworden.
Dit is voor hem opeens de trein, naar Yalta.


Omhoog

Het huwelijk (Kreutzersonate)

gast:
Dus eh... u bent nog altijd dezelfde mening toegedaan?
Tolstoj:
Ik neem geen woord terug.
Olga:
O maar ik weet heel zeker dat u anders bent dan u schrijft.
Tolstoj:
Maar dan vergist u zich. Elk woord van de Kreutzersonate vertegenwoordigt mijn heiligste overtuiging. Wij moeten niet meer trouwen.

Tolstoj:
Het huwelijk is gruwelijk,
pervers en mensvijandig.
Een vrouw wil trouw
maar merkt al gauw:
de mannen zijn losbandig.
't Zijn hoerenlopers,
dus de vrouw doet ook
alsof ze hoer is.
Ze lokt hem met haar onderbuik
tot hij verstrikt zit in die fuik,
waaruit er geen retour is.

Dat ene felbegeerde ding,
zo preuts bedekt in zijn nabijheid,
dat wil ze ruilen voor een ring
en voor z'n thuis, z'n kind, z'n vrijheid.
Ze wil een man en een gezin
en anders komt hij er niet in.
Ze maakt hem hitsig, heet en geil,
en dan, dan gaat hij voor de bijl.

gast:
Zijn wij werkelijk zo erg?
Olga:
U bent wel een ondeugdend, graaf, om zoiets om te schrijven. Die arme vrouw van u.
Tolstoj:
Daar steekt geen kwaad in, mevrouw.

Het huwelijk is gruwelijk,
pervers en mensvijandig
en wie getrouwd en wel is
ontdekt al gauw
dat huwelijkstrouw
een muffe, nauwe cel is.
Vol ruzie en vol jaloezie,
niet vrijen, enkel klagen.
Dus hij ontvlucht die dorre sleur
en zoekt z'n heil buiten de deur.
De haat heeft toegeslagen.

Zij haat het leven dat hij leidt,
hij haat haar vette onderkinnen.
Zij is jaloers op elke meid,
hij wil vergeefs iets nieuws beginnen.
Verleidt de vrouwtjes bij de vleet
en denkt dat zij dat nog niet weet.
Zij stort zich in haar moederrol
terwijl... hij uitgaat met een snol!

gast:
O maar graaf, u ontneemt ons alle moed.
gast:
Wel nee, 't is een pleidooi voor het vrijgezellenbestaan.
Olga:
Maar ik weet iets, ik weet iets over u.
Tolstoj:
Nou, dat zou ik graag van u vernemen, mevrouwtje.

Tolstoj:
Het huwelijk is gruwelijk,
de liefde is een rotzooi.
Het is obsceen en leidt alleen
tot ontucht en geflikflooi.
De hartstocht moest verboden zijn,
de doodstraf op verloving.
Verboden ook de lits jumeaux
en bovenal de libido,
die giftige verdoving.

Als er geen sex meer zou bestaan,
werd er geen kindje meer geboren,
dan zou de mens ten ondergaan.
Nou, daar is weinig aan verloren.
'k Heb liever dat de mens verdwijnt
dan dat hij moe en weggekwijnd
het leven uitzit als een straf.
Gestikt... in het familiegraf!


Omhoog

Alles op aarde

Dienstmeisje:
Alles op de aarde
wil het liefste met z'n tweeën.
Alle wezens zoeken steeds opnieuw
weer warmte bij elkaar.
Neem de duiven en de doffers
of de bokken en de reeën,
zelfs de vissen in de zeeën
vormen telkens weer een paar.

Wat heeft het leven nou voor nut
wanneer er niemand van je houdt.
Juist door de liefde
krijgt het allemaal pas zin.
Ik wil verliefd zijn
en gelukkig zijn
en levenslang getrouwd.
Ik wil een man die van me houdt,
een man die ik alleen bemin.
Is er iets mooiers te bedenken
dan gelukkig en tevree
voor altijd samen zijn,
geborgen, twee aan twee.

Masja:
Alles op de aarde
wil het liefste met z'n tweeën.
Alle wezens zoeken steeds opnieuw
weer warmte bij elkaar.


Een fabriekspoort in Moskou.
Gorki deelt samen met stakende arbeiders pamfletten uit.
Als de politie begint te schieten, dringt het tot hem door dat 'echte' kogels dodelijker zijn dan zijn schoten op papier.


Omhoog

Werkelijkheid

[ Dit lied staat niet op de lp die gemaakt is van de uitvoering door Robert Long. ]

arbeiders:
Maxim, kom nou. Vlucht!
Gorki:
Ze staan pas bij de hoofdpoort, dus dat heeft nog alle tijd. Kameraden.
arbeider:
Vorige keer hebben ze ook geschoten. Gooi die pamfletten weg, Gorki.
Gorki:
Daar heb ik ze niet voor geschreven. Lees ons pamflet!
arbeider:
Maxim, ze hebben het leger gestuurd.
Gorki:
Daarom. Wij schieten terug met woorden.
arbeiders:
Wegwezen, dit heeft geen zin meer. Dadelijk zijn ze hier.
Gorki:
Kameraden, jullie ook al? Jullie rennen de verkeerde kant op. Op een dag blijven jullie staan en rennen jullie de goede kant op, de paleizen in. Waarom is iedereen zo bang? Moet ik nu ook bang zijn?

Gorki:
Dus dit is dan
die langverwachte werkelijkheid?
Ik word er haast door overspoeld.
Ik heb nog nooit de dreiging
zo dicht op mijn huid gevoeld.

De schoten die je hoort,
zijn duidelijk en echt,
genadeloos en radicaal.
Ik vecht alleen met woorden,
het gaat om wat je zegt.
Ik wil geen mens vermoorden,
maar als ik eenmaal vecht,
dan vecht ik met het wapen van de taal.
En dat dringt door het allerhardste staal.

Hoe komt het dat
die dodelijke werkelijkheid
mij zo ontzettend fascineert?
Misschien omdat het met
mijn eigen dromen contrasteert.
Het jongensboek is uit,
het spannende verhaal
wordt plotseling realiteit.
De schrijver blijft daarbuiten,
zijn aanval is frontaal.
Hij hoort de kogels fluiten,
dus dit is het signaal.
De revolutie is alhaast een feit.
Misschien wordt die vandaag wel ingeleid.

Soldaten, kom maar op
en maak van mij de held
die voor zijn idealen wordt doorzeefd.
Tenslotte wordt alleen
het omhulsel maar geveld.
De kracht, de overtuiging
sterft niet door geweld.
Ik weet dat als straks
mijn lichaam het begeeft,
de schrijver sterft,
zijn geest die leeft.
De schrijver sterft,
zijn geest die leeft.

Toch zie ik in
die zogenaamde werkelijkheid
een mengeling van ernst en spijt,
waaraan ik mij als schrijver
strijdbaar ter beschikking stel.
De revolutie lijkt soms
net een stuk toneel.
Wij spelen nu De Klassenstrijd,
totdat dat ene schot
toch plotseling
wel heel veel wegheeft
van de werkelijkheid.


De kleedkamer van het Moskouse Kunst Theater.
Drie actrices vinden in Olga's tasje de brieven die Tsjechov, nu haar echtgenoot, haar geschreven heeft.


Omhoog

Mijn hartje mijn hondje

actrices:
Mijn hartje, mijn hondje.
Wanneer kom je weer eens naar Yalta?
Ik mis je
Mijn hartje, mijn duifje,
welnee, ik heb echt geen bezwaar
dat je uitgaat, geniet maar
en ga maar naar feesten en bals.

Mijn hartje, mijn hondje,
ik hoest nu veel minder
en schrijf elke dag aan het stuk
maar het vlot niet zo goed als ik wil.

Mijn hartje, mijn hondje,
mijn hartje, mijn duifje.

Lief mooi hondje,
waar blijven je brieven?
Je hebt niet geschreven.
Ik wou dat je hier was,
want dit is geen leven.
Kom gauw weer naar Yalta,
dat zal me verwarmen.
Ik ben zonder jou
als een man zonder armen.
Verlaten en zonder verweer.
Slaap goed, blijf gezond
en morgen schrijf ik je weer

Mijn hartje, mijn hondje,
mijn paardje, mijn duifje.

Stanislawski:
Wanneer komt dat nieuwe stuk. Hij heeft het ons al twee maanden geleden beloofd.
Olga:
Hij is lui. Nee, hij is niet lui, hij is ziek. En er is daar niemand die voor hem zorgt. Ik zou daar moeten zijn en dan zou het beter met hem gaan. Dat stuk zou afkomen, reken maar.

Mijn hartje, mijn hondje,
mijn paardje, mijn duifje.
Waar ben je?
Mijn hartje, mijn hondje,
mijn paardje, mijn duifje.
Waar ben je?

Mijn hartje, mijn duifje,
ik wil graag bij jou zijn in Moskou.
En alles wat God heeft verboden
beleven met jou.
Onzedelijk leven, losbandig,
en alles weer eten
van oesters tot kool.
En dan kindertjes maken.
Waar ben je, ik mis je,
waar is mijn liefhebbende vrouw?

Mijn hartje, mijn hondje,
mijn paardje, mijn duifje.

Lief mooi paardje, ik mis je
zo schrijf alsjeblieft hoe het daar is.
Of ben je soms boos
dat het stuk nog niet klaar is?
Ik doe watje zegt,
je kunt trots op me zijn
en ik slik levertraan
en ik neem medicijn.
Ik mis je met elke dag meer.
Pas goed op jezelf
en morgen schrijf ik je weer.

Mijn hondje, mijn hartje,
mijn paardje, mijn duifje
waar ben je?

Olga:
Mijn God, wat ben ik een slechte vrouw voor hem. Wat kan ik doen? Wat kan ik in Godsnaam doen?

Mijn hartje, mijn hondje,
mijn paardje, mijn duifje.

Waar ben je?

Jij bent de laatste bladzij
uit mijn leven.
Mijn hartje, mijn hondje,
mijn paardje, mijn duifje.
Ken je me nog?
Schrijf alsjeblieft een brief.
Mijn hartje, mijn hondje,
mijn paardje, mijn duifje.
Ik heb het stuk
al bijna afgeschreven.
Mijn hartje, mijn hondje,
mijn paardje, mijn duifje.
Toe schrijf me terug.
PS. Ik heb je lief!
Mijn hartje, mijn hondje,
mijn paardje, mijn duifje.
Mijn hartje, mijn hondje,
mijn paardje, mijn duifje.
Mijn hartje, mijn hondje,
mijn paardje, mijn duifje.
Waar ben je?


Omhoog

Wat is de keus

[ Komt niet voor op de Robert Long-lp. ]
Olga:
Wat is de keus, waarvoor kies je?
En als je kiest, wat verlies je?
Houd ik van hem of van het theater?
Ik hoor bij hem, want hij mist me,
Toch zegt die stem: je vergist je.
Jij hoort bij hem en bij het theater.

Bestaat er ook liefde
die plaats heeft voor twee?
Voor werk en een minnaar,
of is er dan een winnaar
en blijkt 't tenslotte onhaalbaar te zijn?
Teleurstelling, wanhoop en pijn.

Houd ik het vol om te delen,
kan ik die rol blijven spelen?
Ik hou van hem en van het theater.
Was het verhaal van mijn leven
maar door een ander geschreven.
Ik hou van hem en van het theater.

Je staat er en speelt
wat de schrijver bedacht:
een hoer of een schooier,
hoe droeviger hoe mooier.
Een speler geniet
als hij tragisch mag zijn.
Maar het echte verdriet
doet zo'n pijn.

Je hebt in de werkelijkheid geen souffleur,
geen mens die je steun geeft
als 't leven je een dreun geeft.
Wat ben ik, actrice of Tsjechov zijn vrouw?
Ik zal moeten kiezen en gauw.
Wat is de keus, waarvoor kies je?
En als je kiest, wat verlies je?


Tsjechov's werkkamer in Yalta.
Hij legt de laatste hand aan De Kersentuin. Gorki, die naar de gevangenis gebracht zal worden, neemt afscheid van de zieke Tsjechov.
Wat hun ideologische visies betreft zullen ze het nooit eens worden.


Omhoog

Langzaamaan - bikkelhard

Gorki:
Zeg, dat nieuwe stuk van jou. Ik kan de voetstap van het geluk al horen. Wat geeft het als wij het niet zullen beleven? Anderen zullen het beleven. Is dat alles wat je de mensheid te bieden hebt. Laat je hoofd maar hangen. Het geluk komt over driehonderd jaar?
Tsjechov:
Op zijn vroegst.
Gorki:
Daar had moeten staan: wat we nodig hebben is revolutie. Nu!
Tsjechov:
Revolutie. De ene baas wordt vervangen door de andere, de ene slechterik door de andere, de ene domoor door de andere. Er zal alleen een hoop bloed vloeien en aan het eind is alles precies zoals het was.
Gorki:
Wat ben jij cynisch geworden. Dat komt omdat jij ziek bent.
Tsjechov:
Wat ben jij idealistisch gebleven. Dat komt omdat jij naief bent.

Tsjechov:
Langzaam wordt de wereld beter,
langzaam gaat de mens op weg,
elke dag een millimeter,
soms voorspoedig, vaak met pech.
En toch, als het benard wordt,
blijkt achteraf dat daardoor
juist de mens wat wijzer
en wat meer gehard wordt.
Langzaam aan, langzaam aan.

Gorki:
Bikkelhard moet je wel zelf ingrijpen
voordat iedereen crepeert.
Bikkelhard moet je die zweer uitknijpen,
moet het been geamputeerd.
Desnoods een executie,
de mens moet vechten voor vooruitgang
en dat gaat niet zonder revolutie.
Bikkelhard, bikkelhard.

[Bovenstaande verzen door elkaar heen gezongen. Ondertussen zingt het koor:]

Samen, we strijden samen,
we vechten zij aan zij
voor een verlichte, nieuwe maatschappij.
Waar niemand arm of rijk is
en waar voortaan elk mens gelijk is,
dus zonder rangen,
zonder standen.
Vrij, vrij.


Omhoog

De voetstap van 't geluk

Tsjechov:
Olga, hondje, wat een verrassing.
Olga:
Oh, is dat het nieuwe stuk? O God. Neem me niet kwalijk.
Tsjechov:
Ik neem je niets kwalijk.


Tsjechov:
Geeft niets, 't is niets,
ik ben een egoïstisch wezen net als jij.
Olga:
Ik wil bij jou zijn,
maar acteren is mijn leven.
Tsjechov:
Ik wil je charme
en je kracht alleen voor mij.
Olga:
Ik heb je nodig
om mijn leven zin te geven.

Tsjechov:
We hebben allemaal
de hoogste idealen.
Olga:
Maar we zijn mensen,
dus we zullen blijven falen
Tsjechov:
Toch, als we samen zijn,
al is het maar voor even,
voel ik de voetstap van 't geluk
dicht in de buurt.
Als jij me vasthoudt
aan het einde van mijn leven,
heeft het geluk voor mij
tot aan mijn dood geduurd.

Olga:
Maar Pavlitsj...
Tsjechov:
Sst, luister, de voetstap van 't geluk.


Het toneel van het Moskouse Kunst Theater.
De première van De Kersentuin op 17 januari 1904 is een groot succes.
Tsjechov is inmiddels echter doodziek en sterft een half jaar later in het Duitse Badenweiler, waar hij met Olga aan het kuren is.


Omhoog

En toch

Tsjechov:
Mijn stukken worden nog steeds gespeeld. 't Verbaast me, dat had ik niet gedacht. Iemand heeft eens gezegd: niemand hield zoveel van zijn personages als Tsjechov. En niemand heeft ze zo vreselijk laten lijden. Maar dat is niet waar. Goed, ik heb mijn hoofdpersonen veel ontnomen. Maar ik heb ze altijd, altijd, hun hoop laten houden. En dat is toch het belangrijkste. En zo was het met mij ook, gelooft u maar, wat ze ook zeggen. Ik heb de hoop nooit opgegeven. Twee dagen voor mijn dood bestelde ik nog een lichtgrijs zomerkostuum. En zo hoort het ook.

Tsjechov:
Het hele leven is absurd,
dat is een feit.
Er is uiteindelijk geen touw
aan vast te knopen.
Er is geen waarheid
en totaal geen zekerheid,
en ook geen redding
maar we moeten blijven hopen.
Ik heb mijn leven lang betwijfeld
wat ik zag en wat ik hoorde,
en ik twijfel na mijn dood
waarschijnlijk nog.
Maar ik zal altijd overtuigd zijn
van de kracht die schuilt in woorden
en in dat hele korte zinnetje: En toch...

ensemble:
En toch, en toch...

Tsjechov:
Laat de klagers nou maar klagen,
er is altijd kans van slagen.
Wie de moed opgeeft,
verdient niet dat hij leeft.

ensemble:
En toch, en toch...

Tsjechov:
Laat de pessimisten zeuren,
er kan altijd iets gebeuren
wat het leven weer een nieuwe inhoud geeft.

Neem onze wereld nou,
vol afgunst en gevaar,
en vol geweld en haat
en honger en bedrog.
Toch wordt dat anders
ook al duurt het duizend jaar,
als heel de wereld zegt:
en toch... en toch... en toch...

ensemble:
En toch, en toch...

Tsjechov:
Laat de klagers nou maar klagen,
er is altijd kans van slagen.
Wie de moed opgeeft,
verdient niet dat hij leeft.

ensemble:
En toch, en toch...

Tsjechov:
Laat de pessimisten zeuren,
er kan altijd iets gebeuren
wat het leven weer een nieuwe inhoud geeft.

En blijven vechten tegen koning Onbenul
en tegen alles wat verzuurd is, dom en log
verlies de moed niet ondanks alle flauwekul,
schreeuw door je tranen heen:
En toch... en toch... en toch...

ensemble:
En toch... en toch...

Tsjechov:
Laat de klagers nou maar klagen,
er is altijd kans van slagen.
Wie de moed opgeeft,
verdient niet dat hij leeft.

ensemble:
En toch, en toch...

Tsjechov:
Laat de pessimisten zeuren,
er kan altijd iets gebeuren
wat het leven weer een nieuwe inhoud geeft.

ensemble:
En toch, en toch...

Tsjechov:
Laat de klagers nou maar klagen,
er is altijd kans van slagen.
Wie de moed opgeeft,
verdient niet dat hij leeft.

ensemble:
En toch, en toch...

Tsjechov:
Laat de pessimisten zeuren,
er kan altijd iets gebeuren
wat het leven weer een nieuwe inhoud geeft.

ensemble:
En toch, en toch...

Tsjechov:
Laat de klagers nou maar klagen,
er is altijd kans van slagen.
Wie de moed opgeeft,
verdient niet dat hij leeft.

ensemble:
En toch, en toch...

Tsjechov:
Laat de pessimisten zeuren,
er kan altijd iets gebeuren
wat het leven weer een nieuwe inhoud geeft.

ensemble:
En toch, en toch...

En toch!


Omhoog
Terug