tekst: | Boudewijn de Groot |
muziek: | Boudewijn de Groot |
tabs: | Edwin Belsen |
E E De stadspoort in het donker dicht, de toren slaat het laatste uur E En langs de grachten vonkt rood licht als imitatie hellevuur A De nachtwacht met zijn blindekop klimt langs de bruggen stijf en grijs E A Zijn roep weerkaatst in steeg en slop, de trage langvergeten wijs G Twaalf, een, ik houd de wacht, de klok heeft geslagen C D Het zal spoedig weer dagen en koud is de nacht E Zijn zachte voetstap in 't plantsoen die tweelingschimmen vluchten doet E Trekt slepen door het donkergroen, hij glimlacht wijs en bitterzoet A Een grijze man ligt op de straat en zingt zijn lied van brandewijn E A Wanneer de nachtwacht langs hem gaat, dan stemt hij in met het refrein G Twaalf, een, ik houd de wacht, de klok heeft geslagen C D Het zal spoedig weer dagen en koud is de nacht E Dan wordt de hemel porselein, het laatste rode licht, dat dooft E Het fluiten van de eerste trein, de nachtwacht schudt zijn bruine hoofd A Ontvlucht het zonlicht in een kroeg en leunend op zijn hellebaard E A Verdrinkt hij daar de dag al vroeg, een dauw van tranen in zijn baard E - A - E - A C G Hij kan niet leven overdag Am Hij vliegt zich in de zon kapot F Geen mens die hem ooit anders zag E Dan als een grote grijze mot G Twaalf, een, ik houd de wacht, de klok heeft geslagen C D Het zal spoedig weer dagen en koud is de nacht E - A - E - A E
|
|