Lied voor een kind dat bang is in het donker

Voor de overlevenden

tekst: Lennaert Nijgh
muziek: Boudewijn de Groot
tabs: Edwin Belsen




D                         A
Binnen lig ik in mijn bed met gedachten aan daarbuiten
G                               A               D
Waar kabouters vrolijk fluiten, want die hebben altijd pret
D                        A
Binnen in mijn warme hol hoor ik mijn gedachten lopen
G                              A             D
Die tevoorschijn zijn gekropen en ik voel me boordevol

Bm                        G           Bm
Vol verwarring en plezier om de koude nacht daarbuiten
G              Bm           G              A
Klamme handjes op de ruiten van het een of andere dier

D                              A
Vast een soort van chimpansee, zal ik hem eens binnenlaten?
G                                     A             D
Nee, in godsnaam laat maar praten, ik zit genoeg in de puree

Lekker is het hier in bed, 'k Heb mijn allermooiste dromen
Nu vanavond laten komen en de wekker afgezet
Maar des nachts om twaalf uur komt een kerel van de zolder
Met een grote zak vol kolder en een fles vol apezuur

Daarvan ben ik toch wel bang, maar gelukkig gaan mijn kleren
Dan elkaar weer mores leren en ze rennen door de gang

En ik hoor de hoge hoed op de kapstok somber klagen
Want alleen om hem te plagen, doen ze hem vol suikergoed

Maar ik voel me wat alleen en een meisje komt me kussen
Wel wat lastig ondertussen al die vlinders om me heen
Maar nu heb ik dan mijn schat lekker in mijn warme bedje
Lekker dier, vooruit wat let je, heb je al een zoen gehad?

Leiden is nog steeds in last, maar dat kan me niet veel schelen
Want de maan, die ronde gele, houdt de hemel toch wel vast

Maar helaas de goede fles waaruit ik mijn zoete dromen
Glanzend in mijn glas zag stromen, is nu leeg, een harde les

En die fles is tot mijn spijt 't middelpunt van heel mijn leven
Met de wekker op half zeven zak ik door een eeuwigheid
Oh het leven is een last, met het werk van zeven weken
Onberoerd en onbekeken doelloos liggend in de kast

Oh wat heb ik reuze spijt, niets dan tranen is het leven
En ik zucht met Van 't Reve: 't is weer niks als narigheid

Narrig snurkend in mijn slaap, lig ik hier tot kwart voor achten
Op de dageraad te wachten, morgen sta ik weer voor aap

Ja-pada-dada-pam-pam!
     


Omhoog
Terug