Adéle Bloemendaal


Discografie




De bark van de Griffioen

Lennaert Nijgh / Astrid Nijgh
van de LP Uit het rijke leven van Adèle Bloemendaal 1974
Als iedere morgen wacht een stoet
van grijze mannen op de trein
en onder ieders grijze hoed
zeurt weer hetzelfde grijs refrein:
het weer is koud, de tijd is slap,
het geld is duur, zwaar is de plicht.
Zo houden ze hun leven krap
en stijf hun bril voor hun gezicht.

De lucht vandaag is gruwelijk blauw
en vreemd oranje is de zon.
Het ruikt naar ozon in de kou,
de rijp slaat neer op het perron.
Effecten waaien uit hun tas,
als witte vlinders in het rond,
één man verliest zijn brilleglas,
een dode krant valt op de grond.

En daar, in plaats van rails en grind,
golft plotseling water, donkergroen.
In doodse stilte, zonder wind
meert de bark van de Griffioen.
De mannen kijken naar elkaar,
dan gaan ze een voor een aan boord,
hun geld weegt plotseling loodzwaar
en stinkt opeens naar brand en moord.

Een lichtmatroos van ebbenhout
slaat naam en eer van hun gezicht,
één protesteert, hij is al oud,
dan snijdt de zweep zijn kaken dicht.
Er valt een regenbui als lood,
met donderwolken, giftig groen.
Met aan 't roer de oude dood
zinkt de bark van de Griffioen.


Omhoog

De dame

L'homme
Leo Feré / bewerking: Lennaert Nijgh
van de LP Aaahdèle 1967
Gekleed in tweed of pied de poule,
het mantelpakje en de bloeze,
de slanke lijn het eeuwig doel,
gemist door taartjes en tompoezen.
Het damesblad, het feuilleton
waar liefde altijd rijmt op trouw,
't patroontje van de strandjapon
die ze zo graag eens dragen zou...
de dame.

Haar mond staat geen seconde stil
om haar gebreken te maskeren,
zij die nooit zelf weet wat ze wil,
maar anderen steeds de les wil leren.
Het clubje voor het goede doel,
waar ze over hongersnood gaat praten,
maar ondanks alle meegevoel
geen kruimel cake zal overlaten...
de dame.

De liefde die ze heeft gemist,
haar man, die dat nu zal bezuren,
omdat ze van te voren wist:
zijn trouw zou nog geen twee jaar duren.
De theesalon, 't genieten
van het winkelen bij de dure zaken,
de jurk die haar nooit passen kan
en die ze eindeloos laat vermaken...
de dame.

Het lieve meisje, dat haar zoon
verliest door moeders intrigraties,
is van afkomst te gewoon
en moeder let slechts op relaties.
En de verveling als ze dan
een hondje heeft om te verwennen
na het verscheiden van haar man,
de eenzaamheid die ze leert kennen...
de dame.

Dan komt de tijd dat ze alleen
herinneringen op gaat lappen,
met oude foto's om zich heen,
verbleekte correspondentiemappen.
Die liefdesbrieven leest ze weer
en mompelt dat ze 't heeft geweten,
net als haar oude speelgoedbeer:
half door de motten opgegeten...
de dame.

Ze voelt zich oud en wordt dan bang
en klaagt haar nood tegen haar kinderen,
vergetend dat ze die zolang
ze jong geweest zijn zo kon hinderen.
Ze heeft hen opgevoed totdat
het nette brave burgers leken,
die mensen waaruit alles wat
maar levenslust was, is geweken...
de dame.

En niemand groet haar meer op straat,
maar op het kerkhof kent zij namen,
wanneer ze langs de zerken gaat
dan ziet ze al haar vrienden samen.
Dan is het uit en blijft ze stil
een paar jaar in een rusthuis leven,
niet zindelijk meer en zonder wil
zit ze haar laatste web te weven...
de dame.


Omhoog

Had je soms gedachten?

Si tu t'imagines
J. Kosma / R. Queneau / vertaling: Lennaert Nijgh
van de LP Aaahdèle 1967
Had je soms gedacht,
o meisjes, o meisjes,
had je soms gedacht
dat dat altijd maar,
altijd maar zo blijft,
die heerlijke tijd,
die tijd van de jeugd?
Want verliefd zijn en mooi,
dat kan je maar kort,
o meisjes, o meisjes,
dat duurt maar zo kort.

Denk je soms, mijn schatjes,
denk je soms, ohoh,
dat je perzikhuidje,
je slanke figuurtje,
en je lichte stem,
en je stevige borsten als appels,
je handjes, je lichte loop,
had je soms gedacht dat dat altijd maar,
altijd maar zo blijft?
Dat zou je wel willen,
meisjes, meisjes,
dat zou je wel willen.

De mooie dagen gaan
van feesten en beminnen,
de herfst zal gauw beginnen
al breekt de lente nu aan.
Want jullie, mijn meisjes,
zijn jullie straks oud,
dan blijft het voorgoed koud.

Straks tracht je met corseetten
de klok nog terug te zetten,
de rollen en de kwabben,
de onderkinnen, vijf,
je uitgezakte lijf.
Zo lang je nog jong bent
pluk rozen, pluk rozen,
geniet van het leven,
geniet van de liefde,
met lachen en lokken,
verstrikken en jokken,
zoek nu het geluk, zoek nu het geluk.

La la la la.

Wanneer je nu preuts bent,
is 't later te laat.
O meisjes, o meisjes,
dan is het te laat, te laat.


Omhoog

Ik in mijn hoek

Moi dans mon coin
Charlnes Aznavour / vertaling: Ben Rowold / Lennaert Nijgh
B-kant single 1968
Zij, ze bekijkt jou, jij bent haar doel.
Jij, je bezwijkt gauw, draait in je stoel.
Zij, ze bespeelt je en ze is mooi.
Jij, ach het streelt je, jij wordt haar prooi.
En ik in mijn hoek, ik zeg geen stom woord,
ik kan het nu toch al raden.
En ik in mijn hoek, ik ben nu alleen,
een hinderlijk blok aan je been.

Zij lijkt zo schuchter, haast nog een kind.
Jij, niet meer nuchter, denkt dat je wint.
Zij ziet mijn blikken en ze geniet.
Jij, je kunt stikken; afijn, geen scene, hier niet.
En ik in mijn hoek, ik zeg geen stom woord,
ik doorzie al je gebaren.
En ik in mijn hoek verbijt mijn verdriet.
Nutteloos, jij ziet het niet.

Zij blaast afwachtend rook voor zich uit.
Jij kijkt zo smachtend, praat veel te luid.
Zij, ze aanvaardt je, best amusant.
Jij schuift je kaartje snel in haar hand.
En ik in mijn hoek, ik zeg geen stom woord,
het vijfde wiel aan de wagen.
En ik in mijn hoek, ik weet al precies
hoe ik je heel langzaam verlies.


Omhoog

Ik verbrand liever als heks

I'd rather be burned as a witch
B. Garret / G. Dolin / vertaling: Lennaert Nijgh
van de LP Aaahdèle 1967
Ze noemen me een heks
die tovert en bedriegt,
hahahaha.

M'n ogen die lokken,
m'n glimlach maakt brokken,
m'n vormen doen pardoes hun adem stokken.
Ze noemen me een heks
die tovert en bedriegt,
en daar ben ik nog trots op ook,
nou en of zeg.
Want je moet weten
dat ik liever verband als een heks
dan helemaal nooit verbrand.

Ik kan provoceren,
m'n liedjes choqueren,
ik kan een man [...].
Ze noemen me een heks...

Zoekt iemand een vrouw,
lief, verlegen en trouw,
die nooit kijkt naar een ander,
dan lach ik hem uit
en dan zeg ik: vooruit,
toe zeg, zoek maar een ander.

Stort ik tranen, dan lieg ik.
Als ik trouw lijk, dan vlieg ik.
Met alle macht
van het zwakke geslacht
bedrieg ik.
Ze noemen me een heks...

En als iemand het meent
en hartstochtelijk weent
omdat ik niet met hem wil trouwen,
dan geniet ik pas echt,
want ik ben niet zo slecht,
want ach, zo zijn alle vrouwen.

M'n ogen die lokken...


Omhoog

Malle Babbe

Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
single 1970
live uitvoering op LP Holland Festival Music Hall 1970
Ik schuim de straten af en volg het dievenspoor
met schooiers en soldaten, hun petten op een oor.
Ik til mijn rokken op voor smoelen wild en stom,
die in het donker grijnzen als ik ze tegenkom.

Als ik 's avonds de kroeg versier,
gaat mijn naam in het rond
bij het blond schuimend bier.

Malle Babbe komt, Malle Babbe komt hier,
lekker stuk, malle meid, lekker dier van plezier.
Malle Babbe is blond, Malle Babbe is rond,
een zoen op je mond, Malle Babbe, je lekkere... ja ja.

En zondags in de kerk, dan zitten jullie daar,
stijf als een houten plank,
met spijkers in je kop te kijken in je bank.
Een zwart lakens pak aan je zondige lijf,
bang voor de duivel en bang voor je wijf, ja.
En zuinig een cent in het zakje doen.
Zo koop je je ziel weer terug en je fatsoen.

En ik moet achteraan
in het donker ergens staan
zoals het hoort.

Ik ken ze een voor een, de heren van fatsoen,
ik zal ze nooit vergeten zoals ze mij wel doen.
Hoe vaak heb ik hun kop, bezopen, stom en geil,
niet aan mijn borst gehad, mijn lijf nat van hun kwijl.

Als ik 's avonds...

Malle Babbe komt...

Maar eens dan komt de dag, dan luiden ze de klok,
dan draag ik witte bloemen en linten aan mijn rok.
Dan zal ik met mijn man gearmd de kerk uitgaan,
nou zeg, wat zullen ze dan kijken, daar denk ik altijd aan.

Als ik 's avonds...

Malle Babbe komt...

Lalalalalala.
Lalalalalala.


Omhoog

Mamma, geef me een glaasje water

Mommy, gimme a drinka water
M. Schafer / vertaling: Lennaert Nijgh
van de LP Aaahdèle 1967
Mammie, mammie, geef me een glaasje water.
'k Heb zo'n dorst, ik wil een glaasje water.
Nee, nou! Niet later, nou!

Mammie, waar ben je nou weer?
Ik wil even praten met je.
Eerst komen, dan vertel ik het.
Een geheimpje, 't gaat over Jantje
en die legde een punaise op de meester zijn stoel.
Mammie, kom nou even, geef me een glaasje water.

Mammie, kom nou bij me, 't is zo stil.
De stoelen bewegen, d'r zitten beesten in het gordijn, ma.
Kom nou kijken, ma, d'r is een vliegtuig in de kamer
en die vliegt steeds maar om mijn bed.
Ma, hij vliegt recht op mij af!

Mammie, mammie, geef me een glaasje water.
Kees z'n moeder geeft hem altijd water,
dat zei die, soms dan mag ie zijn bed uit
en dan haalt ie het zelf.

En die gekke Leentje op school altijd, ze krabt me.
Heus waar, mammie, kom nou kijken,
naar mijn wond, ma, ik moet er een pleister op.

Mammie, oh mammie, vertel me een sprookje,
dat eh... over die koning die in dat bos woonde
met allemaal kabouters en die de slechte draak
moest doodmaken met zijn toverzwaard.
Dat wil ik horen, mama,
hè toe vertel nou, toe nou ma, toe nou.

Ik ga naar pappie en nooit meer naar mammie.
Die luistert nooit naar me. Nare rot mammie.

Mammie, geef me een glaasje water met een koekje erbij.
Vertel me een sprookje over die eh...
je weet wel met allemaal kabouters, draak en eh...
Vertel me een glaasje water...


Omhoog

Een meneer hield van een jongen

Le monsieur et le jeune homme
G. Béart / vertaling: Lennaert Nijgh
van de LP Aaahdèle 1967
Een meneer hield van een jongen,
maakt u zich vooral niet druk.
Is het tot u doorgedrongen:
ieder liefde brengt geluk?
Want de boer houdt van z'n kippen
en de slak houdt van zijn huis.
En de vrome drukt zijn lippen
aan een simpel houten kruis.

Een meneer hield van een jongen,
heus dat heeft toch niets banaals.
Luister niet naar kwade tongen,
liefde is toch iets totaals.
En ze woonden altijd samen,
samen in hetzelfde huis.
Want geen mens hoeft zich te schamen
voor een warm gezellig thuis.

Een meneer hield van een jongen,
hij liep er echt niet mee te koop.
Ze gingen samen ongedwongen
een avond naar de bioscoop.
De kosten konden hem niet schelen
want de meneer had geld voor twee.
Hij hoefde niet als helaas velen
op te treden voor tv.

Een meneer hield van een jongen,
die meneer had als bankier
met miljoenen omgesprongen,
en de jongen was scholier.
Hij vervulde al zijn wensen,
wat hij wilde kon ie doen.
En u weet dat jonge mensen
dolgraag gekke dingen doen.

Wat dacht u nou dat ik heb gezongen?
Dacht u dat, o ja...
Een meneer hield van een jongen
en die noemde hem: papa.


Omhoog

Verdronken en vermoord

ook verschenen onder de titel: Verzopen en vermoord
vertaling van Ly noyé assassiné
F. Véran / Charles Aznavour / Lennaert Nijgh
van de LP Laat mij nu maar begaan 1968
Ik heb nu al tien jaren
hier in de Keizersgracht
met modder in mijn haren
de toestand overdacht.
Ik zeg u: het kan lang zijn,
tien jaren op je rug,
als zelfs de vissen bang zijn,
ik heb er niet van terug.
Haal me hier uit, een beetje vlug.

Ik ben verzopen en vermoord
door iemand die eens
van mijn centen had gehoord.

Ik had geen rooie cent meer,
voor niks sloeg mij die vent neer.
Ik heb geen plezier gekend meer.
Ik ben dat niet gewend, Heer,
in deze moddertroep.

Ik ben verzopen en vermoord
en met een kogel in mijn boord
ben ik gesmoord.

Ik weet nu: inderdaad er
zit echt geen smaak aan water.
Ik heb nu tien jaar later
een tijger van een kater,
van water ben ik bang.

Ach, dat hij mij verzopen had
in als dat kon in een grote ton
die boordevol jenever zat.
Maar nee, hier lig ik in de plas
ik ga kapot en ik verrot,
de Keizersgracht die schenkt geen glas.

U die mij hoort,
kom zegt het voort:
ik ben verzopen en vermoord.

'k Was vroeger heel tevreden
'k had iedereen te vriend.
Ik vraag u en met reden:
heb ik dit nu verdiend?
Hier ligt ik in de majem
ik vind er niks meer aan.
Geen jongens en geen jajem,
zo ga ik naar de maan.
Haal me hier eindelijk vandaan.

Ik ben verzopen en vermoord
door iemand die eens
van mijn centen had gehoord.

Ik had geen rooie cent meer,
voor niks sloeg mij die vent neer.
Ik heb geen plezier gekend meer.
Ik ben dit niet gewend, Heer,
in deze moddertroep.

Ik ben verzopen en vermoord
en met een kogel in mijn boord
ben ik gesmoord.

Wat liet ik me verlinken,
het zal wel smerig klinken,
hier lig ik nu te stinken,
ik hield te veel van drinken,
nu drink ik dan te veel.

En soms zijn beestje om mij heem
die dan verwoed mijn ondergoed
aan 't knagen zijn tot op het been.
Kijk kijk, een plantje groenig spul
groeit uit mijn kop in 't water op,
wat heb ik aan die flauwekul?

U die mij hoort,
kom zegt het voort:
ik ben verzopen en vermoord.
Vermoord!


Omhoog

De werkelijkheid

Guus Vleugel / Boudewijn de Groot
van de LP Laat mij nu maar begaan 1968
Het is haast zover, nog even de ster,
de schijnwereld van de reclame.
En dan is het tijd voor de werkelijkheid,
dat is andere koek voor een dame.
Dan ziet ze geen wasgoed nog witter dan wit,
dan ziet ze een wereld die zwart is als git.
Een wereld die voos is, wormstekig en rot.
Wacht, even een lepeltje thee in de pot.

Klinkt straks de bekkenslag van het Journaal,
dan zit ik trouw aan de buis.
't Is elke avond een droevig verhaal,
vol van rumour en gedruis.
Bittere armoe en bombardementen,
stakende arbeiders, boze studenten,
brandende dorpen en brandende steden.
O wat een hel is de wereld van heden.

Maar mijn man en ik, wij zeggen altijd:
je mag je ogen niet sluiten voor de werkelijkheid.

En toch, in 't begin was ik echt geen heldin,
temeer daar ik zwak van gestel ben
en niet veel verdraag met het oog op mijn maag,
zodat ik vrij spoedig onwel ben.
Hoe dikwijls heb ik niet de boel schoongemaakt
omdat ik weer op het tapijt had gebraakt?
Maar toch bleef ik kijken naar ra,mpsoed en nood
al nam ik dan later ook een emmer op schoot.

Soms als ik bleek en verkild tot op het bot
Achter Het Nieuws gadesloeg,
werd ik wanhopig en bad ik tot God
aan wie ik nederig vroeg:
Heere, aanschouw mijn benarde positie,
strakjes brengt Brandpunt een extra editie.
Kunt u bij wijze van spreken
Frits van der Poel niet een been laten breken?

Maar dadelijk daarna had ik alweer spijt,
je mag je ogen niet sluiten voor de werkelijkheid.

't Was vreselijk die tijd, maar ik ben het nu kwijt
omdat je aan alles gaat wennen.
En wat er geschiedt, geschokt ben ik niet,
ik laat me niet langer meer kennen.
Ik drink van mijn thee en geniet van mijn sprits,
ik kan tegen Herman, ik kan tegen Frits,
en Televizier en ook Hier en Nu.
Ik vind niets te erg en ik vind niets te cru.

Keiharde beelden van 't negerprobleem
brengen mij niet in de knel.
Zie ik een baby met hongeroedeem,
dan zeg ik enkel: wel wel.
En ik zeg: Lodewijk, moet je eens kijken,
zie je die linker daar van die twee lijken?
Die draagt waarempel jouw zondagse sokken.
O, het gas kan nu uit want de thee is getrokken.

Het is ook hoog tijd, vooruit met de geit,
je mag je ogen niet sluiten voor de werkelijkheid.


Omhoog
Menu