Nachtwacht
Boudewijn de Groot
single 1970
De stad spoelt in het donker dicht,
de toren slaat het laatste uur
en langs de grachten vonkt rood licht
als imitatie hellevuur.
De nachtwacht met z'n blinde kop,
klimt langs de bruggen, stijf en grijs,
zijn roep weerkaatst in steeg en slop,
een trage langvergeten wijs.
Twaalf, één, ik houd de wacht,
de klok heeft geslagen,
't zal spoedig weer dagen
en koud is de nacht.
Zijn zachte voetstap in 't plantsoen,
die tweelingschimmen vluchten doet,
trekt slepend door het donkergroen,
hij glimlacht wijs en bitterzoet.
Een grijze man ligt op de straat
en zingt zijn lied van brandewijn,
wanneer de nachtwacht langs hem gaat
dan stemt hij in met het refrein.
Twaalf, één, ik houd de wacht,
de klok heeft geslagen,
't zal spoedig weer dagen
en koud is de nacht.
Dan wordt de hemel porselein,
het laatste rode licht, dat dooft
bij 't fluiten van de eerste trein,
de nachtwacht schudt zijn bruine hoofd,
ontvlucht het zonlicht in een kroeg
en steunend op z'n hellebaard
verdrinkt hij daar de dag al vroeg,
een dauw van tranen in zijn baard.
Hij kan niet leven overdag,
hij vliegt zich in de zon kapot,
geen mens die hem ooit anders zag
dan als een grote grijze mot.
Twaalf, één, ik houd de wacht,
de klok heeft geslagen,
't zal spoedig weer dagen
en koud is de nacht.
Wijlen Tom Manders (Dorus) heeft in 1957 een liedje opgenomen
dat De Nachtwacht heet.
Dat was de B-kant van zijn succesnummer 'Twee motten'. (Bedankt Leen van van Zwol!)
In 1968 is het lied terechtgekomen op een reclameplaatje Honig. Een tekstfragment:
Ik ben de nachtwacht van het Rembrandtplein
maar niet van Rembrandt van Rijn.
Ik kijk in sloppen en stegen
bij storm en regen
of 't er inbrekers zijn.
En doet er soms eentje een beetje verdacht,
dan lever ik hem over aan de 5 maal 8.
Ik ben de nachtwacht van het Rembrandtsplein
maar niet van Rembrandt van Rijn.