Och was ik maar bij moeder thuis gebleven, och was ik maar met jou niet meegegaan. Och had ik naar jouw ogen niet gekeken, dan had mijn hart nu niet zo'n pijn gedaan. Ik kan niet slapen en niet eten, want ik kan je niet vergeten met je rode mond, je blauwe ogen, je haar zo blond. Och was ik maar bij moeder thuis gebleven. Och was ik maar met jou niet meegegaan. Toen ik van verlof kwam trof ik in de trein 't allerliefste meisje, die mooie Madelein. Ik heb mijn hart verloren,, zij gaf mij haar woord. Maar gisterenavond stond ze met een ander aan de poort. Och was ik maar bij moeder thuis gebleven, och was ik maar met jou niet meegegaan. Och had ik naar jouw ogen niet gekeken, dan had mijn hart nu niet zo'n pijn gedaan. Ik kan niet slapen en niet eten, want ik kan je niet vergeten met je rode mond, je blauwe ogen, je haar zo blond. Och was ik maar bij moeder thuis gebleven, och was ik maar met jou niet meegegaan. Och was ik maar bij moeder thuis gebleven, och was ik maar met jou niet meegegaan.
|
|