Zijn laatste cd verscheen tien jaar na zijn vorige. Recent kwam een fraaie bloemlezing uit en vanavond staat hij met groot orkest op de planken. Toch werkt Boudewijn de Groot niet aan een come-back. Hij is al zo vaak opnieuw begonnen.
HEEMSTEDE - De terugkeer van Boudewijn de Groot zat al in de
lucht. Toen twee jaar geleden een verzamelplaat verscheen,
waarop groepen als The Scene, Shine en Bettie Serveert eer
betoonden aan de godfather van de Nederlandstalige pop, viel
weer eens op hoe bijzonder zijn oeuvre eigenlijk was. Dit
jaar verscheen er voor het eerst sinds Maalstroom (1984) weer
een album. Een Nieuwe Herfst werd recent gevolgd door een
fraai uitgegeven boekwerk met 4 cd's: Wonderkind aan het
strand, met een bloemlezing uit zijn repertoire, van zijn
eerste single Strand (1965) tot en met Een wonderkind van
vijftig van zijn laatste plaat. 'Een toevallige samenloop van
omstandigheden', zegt Boudewijn de Groot over de plotselinge
drukte.
Ook het derde project van 1996, een
live-uitvoering met de originele orkestarrangementen van werk
van albums als Voor de overlevenden, was niet van te voren
gepland. Vanavond (3 dec 1996) geeft de 52-jarige zanger een
eenmalig concert in het Amsterdamse Paradiso, met begeleiding
van het Metropole Orkest en een grote groep bevriende
muzikanten, onder wie Henny Vrienten, Jan Rot en Elly
Nieman. Hoewel hij zijn carrière begon als zanger
van cabaret-achtige akoestische liedjes werd een groot deel
van zijn songs vanaf zijn eerste hit Een meisje van zestien
(1965) regelmatig voorzien van orkestarrangementen. 'Heel
sporadisch' had De Groot wel eens iets met een groot orkest
gedaan. 'Vroeger met het Grand Gala Du Disc bijvoorbeeld,
maar dat waren altijd maar een of twee nummers. Het was al
heel lang een wens van mij om de arrangementen van Bert Paige,
zoals die op de plaat staan, live uit te voeren. Maar ik ben
niet iemand die Ahoy vult. En optreden met een groot orkest is
erg duur. Maar nu deed de gelegenheid zich voor.
Bekendste nummer van Voor de overlevenden is Het Land van Maas
en Waal, dat met zijn feestelijke orkestratie en
surrealistische tekst een van de klassiekers is uit het
Nederlandse poprepertoire. In het boekwerk bij Een wonderkind
van vijftig beschrijft De Groot hoe Lennaert Nijgh de tekst
schreef met een gevoel van zeshoog het raam uit. 'Wanhoop en
verlangen' bepaalden de sfeer van de songs - een
liederencyclus met als thema de 'onbereikbare liefde'. Nijgh
schreef ze voor een meisje aan wie hij zijn hart verloren had.
Het oeuvre dat het duo Boudewijn de Groot-Lennaert Nijgh
in die jaren samen schreef, weerspiegelt de snelle
veranderingen in het muzikale klimaat van de sixties - van de
folk en chanson van de eerste liedjes via de protestsong
(Welterusten mijnheer de president) tot aan de psychedelische
muziek van Picknick, die was geïnspireerd door Sgt.
Pepper van The Beatles.
Opnieuw luisterend naar het
eerste werk valt het De Groot op hoe 'benauwd' nummers als
Strand, klinken. 'Alsof ik geen kant opdurfde. Bangig en heel
voorzichtig.' Zijn keurige Heemsteedse accent was nog luid en
duidelijk aanwezig in de declamatie. 'Dat viel me in die tijd
nog helemaal niet op. Het duurde een jaar of twee, drie
voordat ik me bewust werd hoe ontzettend bekakt en truttig het
eigenlijk klonk. Maar dat is waar ik vandaan kom.'
Hij
groeide op in Heemstede bij Haarlem (waar hij nog altijd
woont), een omgeving die een muzikale carrière als
zanger van een beatgroep bijna uitsloot. 'Het was allemaal
dixieland, later moderne jazz, het Franse chanson of Jaap
Fischer. In die trant zat ik thuis wat te proberen. Mijn
karakter is ook niet ontzettend wild, dus ik zag mezelf niet
staan rausen, raggen en rammelen met een gitaar. Wat er
spontaan en intuïtief uitkwam, was een soort
ballade-achtig getokkel.'
Toch ontgroeide hij de
folksfeer van zijn eerste werk opmerkelijk snel. De Groot:
'In Heemstede deed ik altijd braaf wat me verteld werd. Toen
ik naar de filmacademie ging in Amsterdam, werd ik ontzettend
gevoelig voor alles wat er om me heen gebeurde. Ik ging
opeens naar nachtconcerten, jazz in het concertgebouw, ik
liet mijn haar groeien, ging met een meisje naar bed, dus ik
moest trouwen, en ik ging trouwen. Opeens waren er stakingen
en rellen, ik vond het fantastisch, wilde daarbij zijn.
Flowerpower kwam daarna. Heel belangrijk was dat, niet
zozeer omdat ik dacht dat het de wereld zou veranderen, maar
omdat het niet de gezapigheid had van de wereld waaruit ik
kwam.'
Glimlacht: 'Alleen besefte ik toen nog niet dat
die gezapigheid een onderdeel van mijn eigen karakter was.
Ik ben helemaal geen avonturier of een barricadevechter. Ik
vind het wel ontzettend spannend wanneer er iets
verandert'.
'Die tweespalt zit in me: ik ben erg behoudend, maar ik raak
aan de andere kant ook snel verveeld met dingen die hetzelfde
blijven. Daarom ben ik in mijn carrière al zo vaak
opgehouden. Dan had ik er geen zin meer in, wilde iets anders
doen. Vervolgens had ik daar weer geen zin in, en dan ging ik
toch maar weer terug.'
Van een come-back is daarom nu ook geen sprake, vindt hij.
'Dat is al zo vaak gezegd, op een gegeven moment bij elke
volgende plaat. Voor mezelf gaat dat alleen op voor Hoe sterk
is de eenzame fietser.'
De Groot maakte dat album (met de hit Jimmy) in 1972, na een
'frustrerende periode' waarin
hij een mislukte poging deed om over te schakelen op
Engelstalig repertoire. Vervolgens streek hij met een groep
muzikanten neer in een boerderij in Dwingelo, maar het
experiment leverde weinig meer op dan 'roken en slap
ouwehoeren'. 'Niemand verdiende wat en mijn geld raakte snel
op.'
Na de 'domper van Dwingelo' wendde hij zich in 1972
weer tot Lennaert Nijgh. 'Ik wilde weer terug naar de
randstad, terug naar het Nederlandstalig, terug naar de mensen
met wie ik gewerkt had. Het was voor mij een terugkeer in
elke zin van het woord.'
Met zijn recente plaat Een Nieuwe Herfst ligt het anders.
'Het voelt in ieder geval niet zo.
Ik ben het gewend dat ik na verloop van tijd de draad
toch weer oppik. Of dat nou drie jaar later is of tien jaar,
dat maakt niet uit.'
|
|