Recensie

Tsjechov

auteur: Tonnus Oosterhof
geplaatst in: Volkskrant, 24 februari 2000

Toen in 1991 de musical Tsjechov in première ging, waren de meeste critici aangenaam verrast door de eenvoud ervan. Het geesteskind van Dimitri Frenkel Frank (tekst) en Robert Long (muziek) werd in NRC Handelsblad een 'muzikaal soort Kammerspiel'genoemd, en de Volkskrant verheugde zich over de afwezigheid van 'folkloristische rifraf' en 'Amerikaanse flutverhaaltjes'. Henk van Gelder zag 'alleen een paar gemarmerde blokken waarin het licht alle accenten aangeeft. Geen groot uitgespeelde emoties, geen wervelende dans, geen glitter of glycerinetranen', en hij vond: 'Het idee klopt: hier passen geen brede gebaren of psychologisch doorleefde stiltes.
Het allerblijst was men met de manier waarop Boudewijn de Groot de Russische schrijver speelde, of eigenlijk wás. Frank Verhallen schreef in Trouw: 'Zijn natuurlijke introvertie maakt hem uitermate geschikt voor de moeilijke rol van Tsjechov.' Henk van Gelder kenschetst Tsjechov als de buitenstaander, de observator, de mens die met distantie en distinctie het gedoe om hem heen beziet en pas op latere leeftijd emotioneel bij iemand betrokken raakt. De Groot speelt die rol met precies het goede understatement en met grote zuiverheid.
Nu is de musical in reprise gegaan, met dezelfde regisseur, Eddy Habbema, en dezelfde hoofdrolspeler. 'De heldere eenvoud van de eerste productie van dit muzikale Kammerspiel', zegt Henk van Gelder, 'maakt plaats voor een veel meer uitgedoste voorstelling. Distantie en distinctie zijn vermengd met de emotionele stijl van de hedendaagse mega-musical.' Hij vraagt zich af of het intelligente understatement van deze musical - en de kleinschaligheid van het twaalfkoppig ensemble - zich daartoe lenen'.
Deze gespletenheid wordt door meer recensenten gesignaleerd. Peter Liefhebber stoort zich aan 'de frutsels en de poes-pas en de loopjes, die nodeloos aandacht afleiden van waar echt om gaat. Zoals er ook wordt geprobeerd om ons te amuseren door randfiguren in het koddige te trekken'. Stanislavski en Tolstoj worden respectievelijk als rare druif en halve zool neergezet. 'Een beetje dimmen zou geen kwaad kunnen.'
Voor Hein Janssen (de Volkskrant) maakt deze vergroting 'pijnlijk duidelijk hoe mager Tsjechov, de musical is.' Het verhaal leert ons weinig over deze schitterende schrijver, er zitten maar een paar goede liedjes in. Je kunt beter naar een stuk van Tsjechov zelf gaan.
Hoe vergaat het Boudewijn de Groot? Hij zal toch niet het slachtoffer worden, nu de tijdgeest vaardig raakt over Eddy Habbema? 'De Groot is volledig zichzelf: ongedwongen, rustig en precies de ongrijpbare Tsjechov die de makers voor ogen moeten hebben gestaan.' (Nico Heemelaar, AD) Goddank, alles in orde! De berichten in de NRC zijn echter minder goed: 'Plotseling botst de ambivalentie van de hoofdpersoon op de clichématige Les Misérables-rebellie die Danny de Munk als Gorki ten beste geeft. En opeens is Boudewijn de Groot minder losgezongen van het gewoel dan voorheen. Hij gaat er meer in op en verliest daardoor iets van zijn verstilde afstandelijkheid. Zijn dictie is bovendien iets luier geworden, ten koste van zijn verstaanbaarheid.'
Als we Janssen mogen geloven valt de confrontatie met De Munck nog ongelukkiger uit, voor beide spelers eigenlijk. Terwijl de overrompelende musicalster wijdbeens met de rode vlag staat te wapperen lijkt het alsof hij de afslag naar Les Misérables heeft gemist. Het niet-acteren van De Groot wordt op den duur een maniertje. Zijn zangstem is bescheiden, maar veel zeggingskracht heeft hij niet.'
Dat gebeurt blijkbaar als je Boudewijn de Groot in de glitter zet: wat destijds als integer werd ervaren, ziet er nu uit als een maniertje. Wie het grote publiek wil behagen, loopt gevaar dat alles voos wordt. Toen Tsjechov vernam dat Gorki bezig was een volkstheater op te richten, waarschuwde hij: 'Volkstheaters en volksliteratuur, dat is allemaal dwaasheid, volksbedrog. Men moet niet Gogol omlaag brengen naar het volk, maar het volk omhoog heffen tot Gogol.'


Omhoog
Terug