HAARLEM vrijdag.
Lennaert Nijgh vertelt een verhaal. Of liever gezegd, hij
mompelt het. Maar als de beste Nederlandse tekstschrijver van
na de oorlog iets mompelt, dan luistert het volk. Al helemaal
in zijn stamkroeg, zo een van het soort waar vaste klanten nog
geregeld worden uitgegooid, vlak voor ze een gevaar voor hun
omgeving dreigen te worden, in plaats van alleen voor
zichzelf, zoals normaal het geval is.
Het verhaal gaat over het ouderlijk huis, John F. Kennedy en
het testbeeld van een zwart-wit tv, waar klassieke muziek uit
klinkt. Het houdt het hele café minutenlang in een
ijzeren greep tot Boudewijn de Groot intervenieert: er klopt
niets van. Hij kan het weten want hij was erbijj.
Lennaert Nijgh haalt de schouders op. Wat heeft de waarheid
nou met een goed verhaal van doen? De client&e#232le mompelt
instemmend. Boudewijn de Groot legt zich moeiteloos bij de
meerderheid neer. Zijn protest is immers genotuleerd in het
geheugen van de schaarse aanwezigen die dat nog niet hebben
opgedronken. En per slot van rekening staat er in zijn
biografie dat hij zijn tweede verjaardag vierde in het Kanaal
van Suez, hoewel dat in werkelijkheid ergens onderweg was van
Java, waar hij in 1944 in het Jappenkamp was geboren, naar
Haarlem, waar hij na veel omzwervingen weer woont, met zijn
derde vrouw Anja, ooit de tweede mevrouw Nijgh. Over
vriendschap gesproken!
In de loop van de hunne, die al langer dan 35 jaar duurt, zijn Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot elkaar in gezelschap gaan aanvullen als een komisch duo, waarbij de om beurten de rol van aangever en afmaker vervullen, zonder twijfel om hun totaal verschillende karakters geen vijandschap voor het leven te laten genereren.
Vijftig
Lange scheidingen, waarin beiden min of meer deden wat ze lang
hadden beweerd te willen doen, hebben daar altijd goed tegen
geholpen. Na verloop van tijd lag de weg dan weer vrij voor
samenwerking om te doen wat ze het beste doen: het Nederlands
repertoire te verrijken met liederen waarvoor hun meest
illustere voorgangers zich niet hadden hoeven schamen en zo de
artistieke woordvoerders te blijven van hun generatie, nu, net
als zij, rond de vijftig.
Nijgh: "We hebben nu wel geaccepteerd dat we met gouden
kettingen aan elkaar zitten, maar zoiets is ook gemakkelijker
als je vijftig bent, dan wanneer je dertig bent. Toen
Boudewijn in 1969 zonder mij 'Nacht en Ontij' maakte, nog wel
met steun van Hitweek, het artistieke en commerciële
vakbijbeltje van onze generatie, dacht ik dat het voorgoed met
de samenwerking, nee met de vriendschap, was gedaan."
De Groot: "Ik ook. Ik las dat ik me had bevrijd van 'die
aanstellerige teksten van Lennaert Nijgh' en dacht: dat komt
nooit meer goed. Met terugwerkende kracht laat zich
vaststellen dat 'Nacht en Ontij' aanzienlijk pretentieuzer was
dan alles was Lennaert geschreven had tot dan, maar wat helpt
het me als ik nu zeg dat ik het nooit zo meer zou doen? 'Nacht
en Ontij' is een typische cultplaat, die nog steeds voor
scheiding der geesten kan zorgen. Ik denk wel eens dat wat
beide 'kampen' ons nog steeds kwalijker nemen, is dat Lennaert
en ik onze scheiding nooit definitief gemaakt hebben."
Nijgh: "Succes was inderdaad een vies woord. Ik kan dan ook met mijn hand op mijn hart verklaren dat ik er nooit naar heb gestreefd. Bo en ik deden gewoon wat we op het lyceum al deden: liedjes schrijven voor de gelegenheid. Alleen was de gelegenheid al gauw geen schoolfeest meer, maar plaatjes in de Top 40. Onze derde single was al een hit."
De Groot: "'Een meisje van zestien' was een zware concessie
voor me. Elektrische gitaren waren volstrekt uit den boze,
voor een beetje 'folkie'. Maar ik had al gauw door dat
commercieel succes artistieke vrijheid gaf. Tussen '65 en '69
hebben we praktisch kunnen doen wat we wilden. Dat hebben we
met dusdanig jeugdig enthousiasme gedaan, dat het een wonder
mag heten dat er zoveel 'klassiekers' uitgekomen zijn.
'Testament', 'Het Land van Maas en Waal', 'Verdronken
vlinder', 'Picknick', het hield niet op. We waren de
hitmachine geworden waar we op school al op af hadden gegeven.
En hij was volledig dolgedraaid. Net als wij trouwens."
Nijgh: "Na de eerste 'breuk' heb ik Boudewijn minstens drie
jaar niet gezien. Hij zat in een boerderij in Dwingeloo de
geretireerde popster uit te gangen. Ik zat thuis verongelijkt
te wezen. Ik was van plan dat nog heel lang vol te houden,
maar toen Bo weer bij me aanklopte, of er niets was gebeurd,
kroop het bloed al snel weer waar het niet gaan kon. Dat is
het bloed geworden waar 'Hoe sterk is de eenzame fietser'
onder kwam te zitten.
De Groot: "Toen ik uit Dwingeloo terugkwam, dacht ik: dat
nooit meer. Had ik daarvoor jaren gesmacht naar afwisseling,
alleen om in een situatie terecht te komen waarin elke dag
sprekend op de vorige leek? Maar toen het met Lennaert weer
van een leien dakje ging - we schreven zelfs zoveel dat we
hofleverancier van Rob de Nijs konden worden - ervoer ik het
al net zo snel als vroeger weer als benauwend. Op deze rijpe
leeftijd kan ik wel toegeven dat me tegen het onvermijdelijke
verzette - het besef dat Lennaert en ik in gemeenschap en
vereniging tot de best mogelijke resultaten komen - maar toen
wist ik niets beters te doen dan zoveel mogelijk afstand
tussen ons te scheppen. Niet alleen figuurlijk door twee
platen - 'Waar ik woon en wie ik ben' en 'Maalstroom' - zonder
hem te maken, maar ook letterlijk, door in Los Angeles te gaan
wonen en werken."
Geld
Nijgh: "Ik moet toegeven dat die periodieke afstand niet
altijd door Bo wordt geschapen. Ik kan behoorlijk bokkig
worden, als ik me weer eens in de steek gelaten voel. In '83
heb ik hem bijna gedwongen 'Maalstroom' alleen te doen, door
geen letter uit mijn handen te laten komen. En toch zag ik nog
kans boos te worden toen Bo concludeerde dat we toen kennelijk
minder gemeen hadden dan ooit. Dat maak ik zelf wel uit, snap
je? Vragen, bidden, smeken, vloeken, schelden, het helpt
allemaal weinig als ik in zo'n stemming ben.
Geld, bijvoorbeeld de 80.000 gulden voorschot die ik kreeg voor 'De Engel van Amsterdam', werkt nog het beste, maar geld komt tussen vrienden natuurlijk niet ter sprake, tenzij achteraf.
De Groot: "Voor de negen teksten van Lennaert op 'Een nieuwe herfst' heb ik viereneenhalf jaar moeten schooien. Met twee teksten van deze kwaliteit per jaar zou ik genoegen nemen als ik niet zou leren dat Lennaerts werktempo door iets prozaïsch als een 'deadline', mits door een buitenstaander, bijvoorbeeld een platenmaatschappij, en niet door mij, drastisch kan worden verhoogd. Nu de gang er weer een beetje inzit, hoop ik over uiterlijk twee jaar een plaat met alleen maar teksten van Lennaert uit te hebben."
"Dat is althans mijn droom. Is die vervuld, dan staat -
zoals ik in '2 Vandaag' al met enig gevoel voor dramatiek
memoreerde - niets me meer in de weg in het harnas te sterven.
Als het maar niet gebeurt op de komende tournee."
|
|