Op de klapstoel

Ik heb helemaal niks met de jeugd

auteur: Peter van Brummelen, foto's Wubbo de Jong
geplaatst in: Het Parool 19 augustus 2000

Boudewijn de Groot (1944) is zanger en acteur. Bekend werd hij in de jaren zestig met songs als Welterusten mijnheer de president en Het land van Maas en Waal. Vanaf komende week speelt hij voor het tweede seizoen de hoofdrol in Tsjechov, de musical van Robert Long en Dimitri Frenkel Frank.

Batavia
"Ik ben geboren in een jappenkamp. In Kramat was het, een wijk in Batavia waar ze prikkeldraad omheen hadden gezet en waar zoveel mogelijk mensen in werden gepropt. Een jaar na mijn geboorte overleed mijn moeder. Toen ik twee was, ging ik naar Nederland. Het is een periode waar ik dus eigenlijk helemaal niets van weet. Maar er zijn wel bepaalde geuren en kleuren die ik associeer met Indië. Bepaalde gevoelens ook."
"Nee hoor, die hebben niet met angst te maken. Aan liefde zal het me niet hebben ontbroken. Mijn moeder was er dat eerste jaar, ik had een oudere zus en er zaten ook tantes in het kamp. Ik denk ook niet dat de Japanners zo wreed waren dat ze het leuk vonden een klein kind te pesten. Naar verluidt was ik een weldoorvoede baby; ik kreeg van alle kanten wat toegestopt. Ik ben nooit teruggeweest.
Ik heb er niets te zoeken, ik heb mijn eigen beeld gevormd. Ik ben bang dat het verdwijnt, of in elk geval hevig wordt verstoord, als ik er heen ga."

Cameraman
"Wilde ik worden, ja. Nadat ik ervan had afgezien filmster te worden. Op mijn twaalfde was ik vastbesloten het te gaan maken in Hollywood. Glenn Ford was mijn held, een B-acteur, die ik vooral vond in 3:10 to Yuma. Een echte cowboyfilm, in het Nederlands: De trein van tien over drie.
Ford moest een boef spelen, maar was daar eigenlijk veel te aardig voor. Ik zag mijn leven als gevierd acteur in Amerika al helemaal voor me. Gelukkig getrouwd, twee kinderen, een mooi huis en zo'n grote station wagon voor de deur. De American Dream, hè. Ik zal een jaar of vijftien zijn geweest toen ik besefte dt die droom onhaalbaar was. Vooral omdat ik zelf totaal niet avontuurlijk ben ingesteld."
"Daarna had ik geen enkel idee wat ik wilde worden. Toen op de middelbare school die vraag eens klassikaal werd gesteld en ik met angst en beven mijn beurt naderbij zag komen, hoorde ik een jongen vóór me zeggen dat hij naar de filmacademie ging. Nooit van gehoord, maar toen ik aan de beurt was, zei ik dat ik dat ook ging doen. Hij is nooit naar de filmacademie gegaan. Ik wel - voor de opleiding tot cameraman. Ik heb de school wel afgemaakt, maar als cameraman heb ik nooit gewerkt. Ik heb ooit nog bij de NTS gesolliciteerd, in dezelfde tijd dat mijn eerste plaatje uitkwam. Ik dacht toen: ik zie wel wat het best uitpakt."

ABN
"Ik ben opgegroeid in Heemstede, en het grootste deel van mijn leven in de buurt van Haarlem gebleven, en ja, daar word je geacht ABN te spreken. Maar als je mijn eerste plaatjes terughoort, klinken die vooral bekakt. Ik woonde in die tijd in Amsterdam en werd me er al snel van bewust dat al die mensen om me heen heel anders klonken dan ik. Daar ben ik toen iets aan gaan doen."
"Toen ik na verloop van tijd zelf het idee had echt Amsterdams te spreken, wezen anderen me er op dat het ABN was; het bekakte was eraf, maar plat was het zeker niet. Zo'n blanco uitspraak van het Nederlands was vroeger heel gewoon op de radio. Maakte niet uit of er een tango van Malando werd aangekondigd of het overlijden van Wilhelmina, die presentatoren klonken altijd even officieel. Het had iets overtuigends en vertrouwenwekkends, nieuws werd er wáár door. Zo kan het nu niet meer natuurlijk, maar ik vind wel dat presentatoren tegenwoordig vaak doorslaan naar te populair, te nonchalant."

Lennaert Nijgh
"Onmisbaar. De afgelopen 35 jaar heb ik een paar keer gedacht dat ik wel zonder hem kon, wat ik in principe ook wel kan, maar in tijden van onzekerheid en stuurloosheid was hij toch altijd weer het baken waarop ik me richtte, om maar even een van zijn geliefde zeemanstermen te gebruiken. Natuurlijk kan ik ook werk van anderen zingen, maar hij schrijft teksten waarmee ik de meeste affiniteit heb. Mijn muziek sluit er altijd naadloos op aan. Die komt ook meestal vanzelf.
Als dat wél moeite kost, is het niet zo'n goede tekst. Als boezemvrienden zou ik ons niet omschrijven. We gaan niet met elkaar stappen of zo, en als ik hem spreek, is dat meestal door de telefoon. Maar ik heb wel, na een echtscheiding, een jaar of vier, vijf bij hem in huis gewoond."

Amerika
"Eind jaren zeventig heb ik er een jaar gewoond en begin jaren tachtig nog eens twee jaar. met die jeugddroom had het niet te maken, niet concreet tenminste, maar ik heb in die tijd wel in Hollywood gewoond. Die foto's van vroeger had ik blijkbaar in me opgenomen; toen ik Hollywood binnenreed, voelde het niet of ik er voor het eerst was, maar of ik terugkwam."
"Ik heb in L.A. muziek-workshops gevolgd. Ik was beslist geen briljante student, een van de minsten zelfs, maar men was diep onder de indruk toen ik vertelde dat ik in Holland profesioneel zanger was. Een bekende? Ja hoor, een bekende. Met platen ook. Vele platen zelfs. Hits misschien? Vele hits! Stukje bij beetje heb ik ze meer gevoerd. Toen ze erachter kwamen dat ik ook een hele serie gouden platen heb, platina zelfs, was het: oh wow! Ik was niet meteen de held van de klas, maar het is opvallend hoe kinderlijk gevoelig Amerikanen zijn voor succes."

Otto Frank
"Anderhalf seizoen heb ik in de toneelbewerking van Het dagboek van Anne Frank gestaan, als haar vader. En dat is het mooie van toneel: je speelt zo iemand niet alleeen, je wórdt hem voor een deel ook. Ik had niet alleen een relatie met mijn mede-acteurs, ik had ook een relatie met hun karakters. Ik voelde me echt de vader van Anne. Zelfs buiten het toneel had ik dat. Ik zei en deed dingen die typisch Otto waren. En als ik op tv iets zag over Anne, of iets over haar las in de krant, dacht ik: hé, mijn dochter. Een heel vreemde ervaring. Ik heb werk van Stephen King en Scott Turow in het Nederlands vertaald en ging toen ook helemaal op in die boeken."

Tsjechov
"Bij hem heb ik het ook, maar wel op een andere manier dan bij Otto Frank, die we eigenlijk alleen via Anne kennen. Bij Tsjechov ben ik me echt in de figuur gaan verdiepen. Ik ben zijn stukken, verhalen en brieven gaan lezen. Dan krijg je toch een vrij duidelijk beeld van zo iemand. Van Otto Frank wist ik niet zo veel, maar ik denk wel dat hij absoluut niet zo was als ik. Met Tsjechov daarentegen voel ik me heel verwant. Hij was introvert en onzeker, net als ik, en hield er ook van te observeren. Als ik Otto Frank speelde, was er echt sprake van een metamofose, de omgang naar Tsjechov is veel minder ingrijpend. Hij is wel heel lekker om te spelen. Vooral omdat ik bij hem meer durf. Bij zo'n stuk over Anne Frank durf je geen haarbreed van de werkelijkheid af te wijken, ik was bang Otto Frank te theatraal te maken. De musical Tsjechov is geënt op de realiteit natuurlijk, maar we zien hem wel door de ogen van Dimitri Frenkel frank. Als acteur durf ik daarom veel meer.

De jaren zestig
"Hadden heel veel kleuren. En als een kameleon ben ik door dat veelzijdige decennium gegaan. Eerst de jaren van de jazz en het modernisme, die ik me vooral herinner van de tijd die ik in Amsterdam heb doorgebracht in café De Groene Kalebas. Daarna de provoperiode, toen alles op straat gebeurde. en toen de flowerpower waarbij ik meteen aan het Vondelpark moet denken en waarbij ik heel veel zon zie. Ik heb ontzettend genoten van die tijd: van uiterlijkheden, van de boodschappen, die ik niet altijd even goed begreep. Zonder meer een van de meest fascinerende periodes in mijn leven."

De jeugd
"Heb ik helemaal niks mee. Ik zie te veel agressiviteit en arrogantie. En ik zie niets inventiefs, positiefs en blijvends. De muziek? Soms hoor ik iets aardigs, maar gezien alle mogelijkheden die er tegenwoordig zijn, valt het me in het algemeen flink tegen. Ik heb er helemaal niets op tegen dat muziek met behulp van computers wordt gemaakt, integendeel, maar ik vind het resultaat vaak zo mager.
Die dance-muziek is alleen maar ritmisch, leuk als je van dansen houdt, maar melodisch of harmonisch valt er niets te beleven. Oh ja hoor, sommige jongeren zulllen me best een oude lul vinden. Voor een deel hebben ze daar ook gelijk in: ik ben inderdaad oud.

Acda & De Munnik
"Ik vind dat er na De Dijk, de Scene en de Tröckener Kecks niet echt veel spannends meer is gebeurd in de Nederlandstalige popmuziek. Bij De Kast, Bløf, Abel en Acda & De Munnik had ik bij hun eerste nummer elke keer zo'n gevoel van: zó, dat is niet mis. Maar nooit werd zo'n nummer dan opgevolgd door iets van dezelfde kwaliteit. Blijkt het toch een ingeving van het moment te zijn geweest."
"Bløf heb ik live gezien. Vond ik leuk. Die goser heeft een fantastische stem, je laat je ook meeslepen door de energie in zo'n zaal. maar thuis, in de rust van je kamer en met de kilheid van je cd-speler, blijft er niet veel van over. Nee, er is op dit gebied tegenwoordig niet veel dat me werkelijk weet te boeien. De uitzondering is Lichterlaaie, een Haagse band met materiaal dat wél van een constante kwaliteit is, zeker de teksten."

Ronald Jan Heijn
"Ken ik niet goed genoeg om iets zinnigs over te zeggen. En in Oibibio heb ik nooit een stap gezet. Op dat gebied heb ik in de jaren zestig mijn portie wel gehad in Fantasio en later De Kosmos, dat waren ook van die centra waar men zich bezighield met het esoterische en macrobiotische. Toen vond ik het prachtig, ik was een echte hippie, nu heb ik niets meer mee."


Omhoog
Terug