Van Boudewijn de Groot en de dingen die blijven

auteur: Jos Jägers
geplaatst in: nn 1996

Boudewijn de Groot zit inmiddels zo'n 32 jaar in het vak. Hij zong, schreef, produceerde, vertaalde, speelde in een film, een musical en een toneelstuk. En levert nu, na bijna twaalf jaar, gewoon weer een nieuw album af, Nieuwe Herfst. Alsof er niets gebeurd is. Op deze pagina's maakt De Groot een reis door zijn oeuvre.

Een Meisje Van Zestien (1965)


De grote doorbraak van Boudewijn de Groot. Daarvoor had hij al twee singles gemaakt. Strand en Elegie Prénatale, maar die werden met gemengde gevoelens ontvangen. Want hij had het wel over een buitenechtelijk kind en over moeten trouwen, dat soort dingen.
Boudewijn de Groot: "De wat ouderen vonden dat te ver gaan. Er waren zelfs mensen van mijn eigen leeftijd die het maar schunnig vonden. De vooruitstrevende mensen vonden het wel leuk, dat sfeertje. Maar ja, dat gitaartje en dan nog dat Aerdenhouts accent, dat was toch ook weer niet echt progressief. En dan had je nog een groep van jongere muziekliefhebbers, maar die hoorden veel liever beatmuziek met veel instrumenten. Dus eigenlijk vond niemand het wat."
"Ik had me er al bij neergelegd dat ik iets heel anders zou gaan doen. Maar de producer zag er blijkbaar toch iets in, want hij zei: 'Als je nu iets commerciëlers doet, dan kent het publiek je naam en dan kun je daarmee iets doen dat je zelf echt goed vindt.' Maar ja, ik wilde niets weten van die halve smartlappen over meisjes die langs de kant van de weg liggen en ik wilde al helemaal niets weten van elektrische gitaren. Ik hield het liever bij m'n akoestische gitaar. Maar hij zei: 'Doe het nu maar, zo slecht is het niet.' En uiteindelijk gaf ik met gebalde vuisten en geklemde kaken toe. Ha, naar buiten toe was ik de integere artiest die zei: 'Ik sta er niet achter.' Maar dat was meer uiterlijk vertoon, want tegelijkertijd hoopte ik stiekem op een hit. Eigenlijk wilde ik maar één ding: beroemd worden."
"Bij de opnamen van die eerste plaatjes stond ik alleen met m'n gitaar in de studio. Nu was het allemaal veel grootser: er waren veel mensen bij, vreselijk spannend. En ik betrapte me erop dat ik het eigenlijk wel leuk vond, dat werken met die muzikanten en dat gehannes met zo'n arrangement. Ik zag dat dat hele puristische gedoe van mij, dat ik niets moest hebben van elektrische gitaren en slagwerk, eigenlijk op niks gebaseerd was. Het was meer 'n soort arrogantie dan dat ik er van nature echt achterstond. En de producer kreeg gelijk. Het werd een hit en ik kreeg meer ruimte om te doen wat ik zelf wilde."

Welterusten Meneer de President (1966)


De tweede helft van de jaren zestig. Vietnam oorlog. Bombardementen. De wereld stond in brand. Demonstraties. En wat deed De Groot?
"Ik werd meegesleept. Ik heb geen idee waarom. Want ik was en ben niet agressief en ik had en heb geen verstand van politiek. En met de hele provo beweging die zich tegen van alles verzette, hield ik mij niet bezig. Het enige dat ik kan aanvoeren als reden voor dat lied is dat ik het eens was met de mensen die tegen oorlog waren."
"Het stempel 'protestzanger' kon me op zich niet zoveel schelen. Ik heb er nooit echt last van gehad. Ik had gewoon een hekel aan stempels in het algemeen. Een etiket, een imago, ik was bang dat dat me zou beperken. Ik had absoluut geen zin om voortaan te moeten gaan voldoen aan welk verwachtingspatroon dan ook. Ik was gewoon zanger en wilde m'n eigen ding doen."
"Nee, ik ben niet in dienst geweest. Wel goedgekeurd, maar ik hoefde niet. Ik ben aan het eind van de oorlog geboren, tijdens de grote baby boom. Ze hadden er dus genoeg die er wel in wilden. Ze waren heel soepel met het verlenen van uitstel en afstel. Ik werd buitengewoon dienstplichtig. Ze hebben me later wel een paar keer opgeroepen voor de BB, de Bescherming Bevolking. Maar die oproepen heb ik steeds omzeild doordat ik vaak verhuisde. Telkens als ik net weg was, bleek er op m'n oude adres een oproep te liggen. Dat wist ik wel, maar dat hoefden zij niet te weten."

Nacht En Ontij (1969)


Eerst zong De Groot nog over Het Land van Maas en Waal ('67) en maakt hij nog Picknick ('67) die flower power plaat, met dat liedje, Meester Prikkebeen, een duet met Elly Nieman (van Rikkert). Maar De Groot begon genoeg te krijgen van zomaar wat liedjes zingen. Hij wilde wel 'ns wat anders. Een conceptplaat bijvoorbeeld. Nacht En Ontij verscheen. Die bestond uit twee gedeelten: Babylon en Heksensabbath.
De Groot: "Ik had het idee om iets filmisch te maken. Een verhaal waarbij muziek moest worden gemaakt. Ik zag een mysterieus bos voor me, met zo'n berg waar heksen en magiërs kwamen. Dat leek me wel een aardig uitgangspunt. Ik hou wel van mysteries en occulte dingen. Maar het is niet zo dat ik me in de praktijk bezighoud met pentagrammen en dansende tafels en dat soort dingen. In die tijd kwam ik alleen maar mensen tegen die zeiden: 'Wat een rare plaat, ik moest maar weer gauw gewoon liedjes gaan schrijven.' Later kreeg ik te horen dat de plaat een heel selecte groep aanhangers had. Die vonden het mijn beste werk. Die zaten dan gezellig bij elkaar, draaiden de plaat, blowden wat en ja, die hadden een ongelooflijke trip."

Captain Decker (1970)


De Groot wist nog steeds niet wat hij wilde. Hij was onzeker. Hij werd weliswaar wel gevraagd in jeugdhonken, maar het publiek kende alleen de studioversies van zijn nummers. Het verwachtte een complete band. En wat kregen ze? Eén man met een gitaar! Wat een sof. Bovendien zong die nog in het Nederlands ook. Dat was helemáál mis.
De Groot: "Die hele zaal reageerde zich af op mij. Ik wist niet hoe snel ik door m'n repertoire heen moest komen. Die optredens waren een hellevaart, verschrikkelijk. Op een gegeven moment werd het me te veel en heb ik toegegeven: ik zou in het Engels gaan zingen en een band formeren. Met een eigen band zouden alle deuren weer voor me opengaan."
"Niet lang daarna zaten we met z'n allen op een boerderij in Dwingelo. Dat was vanaf het begin geen succes. Iedereen leefde van mijn portemonnee, logisch, want iedereen was daar op mijn verzoek. Dus ik zat maar: we moeten wat doen, we moeten wat doen! Terwijl verder iedereen vreselijk stoned rond zat te kijken van: ja, wow, te gek, laten we wat doen. En dan volgde weer joint. Er gebeurde niets. Bovendien gingen de financiën snel achteruit. Ik ben in die tijd vaak heel schichtig de bank binnengelopen, bang dat ze zou zeggen: 'Meneer De Groot, wat doet u hier? U heeft al lang geen geld meer. Wilt u hier nooit meer komen!' Daar kwam nog bij dat het een vreselijk strenge winter was. En we waren a: allemaal stadsmensen, b: we aten niet zo best, c: we waren altijd stoned."
"Toen gebeurde iets geks: ik heb mijn verstandskies laten trekken en meteen toen ik terugkwam, heb ik gezegd: 'Geen gezeik meer. Iedereen weg!' Ik maakte ook meteen m'n verkering uit. Want weet je, als je een lichamelijk pijn ondergaat werkt dat door op je psyche. Dan ben je snel geneigd om rigoureuze maatregelen te nemen."

Waar Ik Woon En Wie Ik Ben (1975)


De Groot was aan een tweede carrière begonnen. Zijn vorige album, Hoe Sterk Is De Eenzame Fietser uit '73, was een groot commercieel succes geworden, de single Jimmy werd zelfs een hit. De Groot stond aan de top. Hij kon bij de platenmaatschappij een potje breken. Daarom wilde hij Waar Ik Woon En Wie Ik Ben per se in Amerika mixen. Omdat hij vond dat Amerikaanse platen beter klonken. En omdat het tien jaar na zijn start was en hij wel weer 'ns anders wilde. Maar de opnamen in Nederland waren niet lekker verlopen. De Groot had zelfs een paar keer huilend de gloednieuwe studio verlaten omdat hij niet kon werken in die vreemde omgeving. De opnamen dreigden mislukken en De Groot gaf alles en iedereen de schuld. Verschrikkelijke toestanden waren dat. Maar uiteindelijk stonden de nummers erop en toog De Groot met de tape in z'n koffer naar Amerika in de overtuiging dat hij mooiste plaat zou mixen die ooit was gemaakt.
"Ik kwam daar in de studio, speelde de band af en ik zag meteen de gezichten vertrekken. Ze vonden het helemaal niks. Alle zangpartijen moesten over. Net als de gitaarpartijen. Eén liedje was helemaal mis en dat heb ik ter plekke compleet van nieuwe muziek voorzien. Vreselijk. Ik heb me daar echt bijna een polsbreuk zitten spelen. En nog steeds als ik die plaat beluister, hoor ik een soort droefenis in m'n stem. En vermoeidheid en wanhoop. Dat draagt misschien wel bij tot de sfeer voor de plaat, maar het was onbedoeld."

Maalstroom (1985)


Als kind wilde De Groot 'n beroemde filmster worden. Hij had erover gelezen in de bladen. Daarin stonden van die gelukkige Amerikaanse gezinnen met van die grote sleeën van auto's en van die grote villa's. Dat fascineerde hem mateloos. Amerika was het beloofde land. De Groot heeft er later dan ook twee keer gewoond. De eerste keer, in '76, vertrok hij met vrouw en kind en bleef hij een jaar. Voornamelijk om zich aan een muziekstudie te wijden en om te werken aan het album Van Een Afstand, dat in '80 verscheen. Vlak daarna vertrok hij voor een tweede keer, alleen, voor een periode van twee jaar. Hij pikte z'n studie aan de muziekschool weer op en hij werkte er aan een nieuw album, Maalstroom. En aangezien bij De Groot eens in de tien jaar de dingen nu eenmaal helemaal anders moeten, besloot hij deze keer alles helemaal alleen te doen: muziek maken, arrangeren, produceren. En teksten schrijven. Een bezigheid die hij zeer serieus en gedisciplineerd aanpakte.
"Ik had van Gerard Reve gelezen dat hij altijd iedere dag om negen uur opstond en dan net zo lang aan z'n bureau bleef zitten tot er wat kwam. Dat leek mij wel wat. Dus 's ochtends vroeg zat ik aan tafel en zei: 'Kom maar op'. Uren heb ik soms zitten wachten. En echt, uiteindelijk kwam er altijd wel wat. Zo heb ik tien hele mooie teksten geschreven." "Ik had maar weinig geld, dus heb ik daar ontzettend zuinig geleefd. Ik woonde in L.A. in een kamertje achterin een garage. En ik deed alles op de fiets. Ik was uren onderweg, maar ik deed het graag, want het was goedkoop. Bonen uit blik, dat was zo'n beetje m'n dagelijkse maaltijd. M'n levensstandaard was erg laag. Maar ik was blij dat ik in Amerika was."
"Ik ging terug naar Nederland om de plaat af te maken. Maar een bijkomend probleem was dat ik in Amerika behoorlijk aan het snuiven was geraakt. En dat is een foute manier om goed te functioneren, tenminste voor mij. Mijn lijf kan er niet tegen. Ik ben dan veel te wazig met de dingen bezig. En aangezien ik alles in de studio zelf deed, ging het allemaal veel te traag. Het werd een plaat vol met gemiste kansen. Ik weet zeker dat tachtig procent van het materiaal goed is. Maar de uitwerking is slecht. Het had iets heel moois kunnen worden en dat had ik kapotgemaakt. Dat neem ik mezelf bijzonder kwalijk."

Let The Music Dance (1990)


Na het debacle van Maalstroom schreef De Groot lange tijd niets meer. Het ligt nu eenmaal niet in zijn aard om na een mislukking revanche te willen nemen. Hij denkt niet: goddomme, wat een blamage, dat moet ik snel even rechtzetten. Nee, dat komt niet bij hem op. De Groot denkt: laat maar gaan, Hij berust. Hij ziet wel wat er op afkomt. En voorlopig was dat genoeg. Optreden in België bijvoorbeeld. En vertalingen maken van boeken. En productiewerk in studio's. En, zoals in '91, spelen in Tsjechov, de musical van Dimitri Frenkel Frank. En spelen in het toneelstuk Het dagboek van Anne Frank. En eerder al in die film van Pim de la Parra, Let the music dance.
"Ik had nauwelijks speelervaring. Ja, als kind stond ik thuis voor de spiegel en ging scènes spelen. Hey, are you talking to me? Van die dingen. En eigenlijk doe ik dat nog steeds. Ik sta niet meer voor de spiegel, maar ik ben wel iemand die hardop praat als hij alleen is. Ik speel altijd een ander personage dat wat tegen mij zegt. 'n Soort rollenspel. Ik ben soms een meervoudige persoonlijkheid, denk ik, ha."
"Ik kende Pim van vroeger, van de Filmacademie. Ik zei hem een keer dat ik vrijscènes zo interessant vond en dat ik me niet voor kon stellen dat een man zo'n scène met een mooie naakte vrouw kon spelen zonder een erectie te krijgen. Volgens Pim was dat alleen zo bij toeschouwers, maar niet als je het zelf moest spelen. Hij zei dat hij 'ns een mooie rol voor me zou schrijven. Dat heeft hij gedaan. Alleen kwam er maar een minimale vrijscène in voor, waarbij ik nog kleren aanhad ook. Dus nu weet ik nog niks"
"Acteren is voor mij op een prettige manier afzien. Je kunt nergens op terug vallen dan op jezelf. Dat maakt je kwetsbaar. Acteren is net als zingen een goede manier om even die onzekerheid van mij wat tegengas te geven."

Nieuwe Herfst (1996)


In 1994 werd De Groot vijftig. Bovendien zat hij dat jaar precies dertig jaar in het vak. En hij kreeg een cadeau: Als De Rook Is Verdwenen, een CD eerbetoon waarop Nederlandse en Belgische bands zijn nummers spelen. Zeer vereerd was hij. Zo zeer zelfs dat hij zelf een mystery track zong: Een Wonderkind Van Vijftig. Maar eigenlijk had hij zichzelf een ander cadeau toebedacht: een nieuw album van zichzelf en daaraan vast een tournee met een groot orkest. Alleen, dat zou veel te veel geld gaan kosten. Bovendien zat Lennaert Nijgh nog op meer inspiratie te wachten, wat betekende dat er niet genoeg teksten voorhanden waren. De plannen verdwenen in de koelkast. Tot nu. Bijna twaalf jaar na Maalstroom verschijnt Een Nieuwe Herfst, met veertien nummers, waaronder, jawel, Een Wonderkind Van Vijftig.
"Nee, dat nummer gaat niet over mij, het is een tekst van Lennaert over een schrijver uit de jaren dertig. De enige overeenkomst tussen die schrijver en mij is dat we allebei twintig zijn geweest en op een gegeven moment op ons vijftigste zijn beland. Maar verder: die schrijver heeft geen succes, hij pleegt zelfmoord. En ik niet. Van Lennaert is ook het nummer Avond. Dat schreef hij ooit voor z'n toenmalige vrouw. Grappig: nu zing ik het met dezelfde bezieling voor míjn vrouw, want dat is toevallig een en dezelfde: Anja. Lennaerts ex-vrouw."

Kijken Hoe Het Morgen Wordt


Dit nummer schreef De Groot al in '82 voor Rob de Nijs. Hij heeft het nu opnieuw opgenomen omdat hij vindt dat het dit verdient. Maar daar gaat het niet om. Wij willen weten hoe De Groot in het werkelijke leven naar de dag van morgen kijkt. Of er nog meer platen komen. Nog meer theaterstukken. Maar De Groot weet het niet. Want De Groot kijkt niet naar morgen. Op de een of andere manier lijkt het of de dingen hem toch altijd wel komen aanwaaien. Zo heeft hij van z'n leven nog nooit ergens naar hoeven solliciteren. Ja, voor Tsjechov moest hij auditie doen, maar verder. Hij heeft zich ook nooit afgevraagd hoe het verder zou moeten als ze hem ineens niet meer vragen, als het ineens over is. En hij heeft ook echt geen pensioen opgebouwd. Hij gaat ervan uit dat alles wel op z'n pootjes terecht zal komen, Ook na z'n 65ste. En als de dag des oordeels dan een keer komt, och. Komt tijd, komt raad.
De Groot: "Ik plan niks. Maar er zijn wel wat dingen die ik ooit nog zou willen doen. Een goed filmscenario schrijven bijvoorbeeld. Want dat er geen fatsoenlijke Nederlandse speelfilms zijn, ligt meestal niet aan de regisseurs of acteurs, maar aan die verrot slechte scenario's. Maar ik heb nog geen zin om me daar nu aan te zetten. Het geschikte moment zal zich ongetwijfeld een keer aandienen. De dingen komen op me af en ik laat ze gebeuren. Ik moet niks. Ik zie het wel. Deze simpele kinderhand is gauw gevuld."

De oorspronkelijke spelling is aangehouden.


Omhoog
Terug