In de jaren zestig was Boudewijn de Groot (Meneer de President slaap zacht) onze bekendste protestzanger. Hoe kijkt hij daar nu op terug? Het protest van de jaren tachtig vinden we terug bij Vuile Mong en zijn Vieze Gasten. Popmuzikanten tegen kernenergie: in Amerika kwamen de sterren hun huizen uit onder het motto 'No Nukes', in Engeland vonden in het verlengde van de Rock Against Racisme-beweging ontwikkelingen plaats waarbij muzikanten een hoofdrol spelen. Peter Gabriel, The Jam en vele anderen zorgden voor een soundtrack bij het massale verzet tegen de nieuwe kernwapens.
Ongeveer een week na de grote Vredesdemonstratie van 21 november zit ik met Boudewijn de Groot in het Amsterdamse etablissement Keyzer. Als we onze hoofden in de richting van de leestafel draaien, kunnen we aan de overkant van de straat het nu in een regengordijn gehulde Museumplein zien liggen. Op de vraag of hij op die bewuste dag ook muziek was komen maken als men hem daarvoor had gevraagd, antwoordt hij (na een impulsief eerste 'Nee'): "Misschien dat ik díl had gedaan, omdat ik de indruk had dat het muziekgebeuren op het podium in eerste instantie bedoeld was om de mensen een beetje bezig te houden. Maar als het was gegaan om een speciaal 'protestprogramma', dan niet, gewoon omdat ik daar het repertoire niet voor heb. Dát specifieke repertoire van mij is vijftien jaar oud en zeer tijd gebonden, ik had het over de situatie van toen, Vietnam en zo, en het zou onzin zijn daarmee opeens weer op te draven. Dat vind ik teren op iets dat weliswaar historisch gezien deel uitmaakt van je image, maar dat verder niets te maken heeft met de actualiteit van jezelf als zanger en liedjesschrijver."
Hij heeft net een toernee door België en Nederland achter
de rug en ik vraag hem waar zijn repertoire op de bühne
nu uit bestaat.
"Het is een overzicht van vijftien jaar muziek, maar die
protestsongs laat ik daar bewust uit, nogmaals, omdat die
golden voor de situatie van toen. Toen hadden ze een functie,
hoewel ik soms dat nog betwijfel... Ik bedoel, al die
zogenaamde protestsongs komen altijd voort uit een beweging,
ze zetten nooit zelf een beweging in gang. Het is altijd een
exponent van iets dat al bestaat als stroming of
sociaal fenomeen. De enigen die volgens mij ooit vanuit een
sociale situatie in plaats vanuit een sociale
beweging met, laat ik voorzichtig zeggen,
protestachtige muziek zijn gekomen, zijn de Sex Pistols. Wat
betreft is dat ook de enige en meest pure vorm van
protestsongs schrijven en spelen."
Hoe zie je iemand als Bob Dylan dan?
"Bob Dylan kwam uit een culturele beweging. Hij is gaan
zwerven en kwam in Greenwich Village in contact met
intellectuelen en kunstenaars die vanuit het café via
redeneren tot de conclusie kwamen dat er bepaalde dingen mis
waren in de maatschappij en dat daar iets aan gedaan zou
kunnen worden. Terwijl de Sex Pistols veel intuïtiever
muziek maakten, zij kwamen zelf uit een situatie waar
werkloosheid en misstanden heersten. Zij wáren meer dan
dat zij het erover hádden."
Als je terugdenkt aan je eigen protestperiode, wat was dan
volgens jou de sociale of politieke zin van die
muziek.
"Dat is moeilijk te zeggen want er was een beweging en de zin
lag in die beweging zelf. Dus zoals er politici het podium op
kwamen om te preken voor eigen parochie, en er dichters en
schrijvers bezig waren met open deuren, zo waren er ook
zangers en groepen die diezelfde open deuren nog eens
openmaakten. Iedereen was het er bij voorbaat mee eens. Dat
was nu eenmaal de situatie waarin je bij zo'n manifestatie of
festival werd uitgenodigd. Het was eigenlijk alleen maar een
beetje de stemming erin houden wat je deed.
Onderschat je dan niet een beetje wat er aan de hand was?
Zonder due verschillende exponenten was de beweging toch ook
minder groot en krachtig geweest?
"Oké, het escaleerde wel, maar het hield op een gegeven
moment ook op. En die zangers gingen niet door toen de
beweging stopte, ik niet, Dylan niet, zelfs Armand niet. Want
toen kwam de flower power en toen waren alle bekende artiesten
opeens gekleed in bloemetjesjurken en kralen en liepen te
glimlachen in het Vondelpark. Ik ook"
|
|