De wonderbaarlijke herrijzenis van Boudewijn

auteur: Fabian Takx foto: Ruben Schipper
geplaatst in: Algemeen Dagblad, zaterdag 13 maart 1999

Foto, door kwaliteitsverlies tijdelijk niet beschikbaar

Opeens is hij terug, alsof hij nooit was weggeweest: Boudewijn de Groot. Al drie jaar speelt hij voor uitverkochte zalen.
Hoe is dat succes te verklaren? De zanger: 'Mijn publiek is niet veranderd. Van jong tot oud, arm tot rijk, van dom tot knap.
Een middenmoot van het Nederlandse volk.'

Boudewijn de Groot is klein van stuk. Waarom zou hij ook net zo groot moeten zijn als zijn reputatie? Laat in de middag loopt hij de artiestenfoyer binnen van theater De Flint in Amersfoort, waar hij die avond met zijn band zal optreden. Schriele gestalte, zuinige bewegingen.
Een handdruk die niet krachtiger is dan noodzakelijk. Het grijze haar dunt op de markante schedel, maar de zwierige lokken en de dromerige blik
die zoveel vrouwen in vervoering hebben gebracht, zijn er nog. Indische ongenaakbaarheid, een vleugje ironie, 55 jaar levenservaring.
In de jaren 6o en begin jaren 70 was hij de populairste vertolker van het Nederlandse lied. Iedereen kende De Eenzame Fietser uit het hoofd, iedereen dweepte met hem. Daarna ging het bergafwaarts. Hij verzoop in een Drentse commune, vertaalde jarenlang thrillers in Overveen en verdween naar Californië. Hij maakte lullige platen en trad in 1985 voor het laatst op als muzikant, en dan nog vooral in België.
Wel dook hij op in twee succesvolle musicals (Tsjechov en Anne Frank), maar de legendarische zanger van Testament,
Het Land van Maas en Waal, Meester Prikkebeen en Verdronken vlinder leek voorgoed verleden tijd.

Toch gebeurde een wonder. De troubadour kwam als uit het niets terug. De manier waarop lijkt op een kerstverhaal. Waarin de hoofdpersoon na jaren van verwijdering aanklopt bij zijn, tussen lege drankflessen rondkruipende, vriend en bohémien en die zover krijgt weer wat van zijn veelgeprezen teksten af te staan. Gevolg van dat hernieuwde contact tussen De Groot en (Lennaert) Nijgh: de cd Een nieuwe herfst. Groot succes, glorieuze tournee. Nu heeft Boudewijn de Groot alweer bijna 250 uitverkochte optredens achter de kiezen. Nog negen keer, dan is het afgelopen. Voorlopig althans.
"Ik was nogal huiverig om weer op te treden in Nederland," zegt de zanger. Het publiek was in de beginjaren van zijn carrière als podiumartiest niet in beweging te krijgen, herinnert hij zich met afschuw. "Hitjes als Het Land van Maas en Waal en Meneer de President vonden ze wel leuk, maar de rest, daar zaten ze niet op te wachten."

Tot zijn verbazing is het 30 jaar later, nu hij uitsluitend in theaters optreedt, heel anders: het publiek staat op de banken.
Zware parfums, getoupeerde kapsels, lamswollen truien, brillen en baarden, hele families zitten er in de zaal. Maar er zijn ook groepen vrouwen van 18 tot 68 die speciaal voor de zanger hun minirok uit de kast hebben gehaald. "We beginnen met slecht weer en we eindigen met slecht weer," zegt Henny, de man van het zaalgeluid. Hij laat het donderen en bliksemen. Als het donker is in de zaal, licht de witte haardos van het idool op. En daar is weer die stem, dat warme, heldere timbre van weleer, vol karakter en klinkend als een klok. Er zit iets geruststellends in die sonore klank, iets van troost. We worden gedompeld in een warm bad van geluid en gaan op in de intimiteit van de houten decordoos, ver weg van de boze wereld van Jungle, oorlog en Triphop.
De chansonnier zingt zijn ballades over de verrukkingen en kwellingen van het kleine leven, verloren en herwonnen liefdes en de drang naar vrijheid die zelfs de grootste burgerman nog wel eens in zich voelt. Uit de zaal klinkt steeds meer gezucht en gekreun van herkenning. 'Oooh!' als Boudewijn De roos zingt: 'Nooit was een geur zo zoet, en nooit een huid zo zacht!' In het donker zingen en lispelen de fans de teksten mee, van de oude èn de nieuwe nummers. Woorden als 'eenzaam', 'vagebond' en 'goeie ouwe tijd' roepen onmiddellijk associaties van weemoed en verlangen op, zonder dat duidelijk is waar de tekst eigenlijk over gaat. Achter me zingt een dikke man luidkeels mee. Hij applaudiseert hard met zijn grote slagershanden en roept, als de zanger het over een schilderij van een mooie jonge vrouw door Frans Hals heeft, 'Mona Lisa!' Maar de tekst van Malle Malle Babbe kent hij, en dat zal hij laten merken ook.
Gaandeweg wordt duidelijk dat Boudewijn de Groots goddelijk stemgeluid dient als begiftigd klankbord voor de mystiek- poëtische teksten van Lennaert Nijgh en dat de zanger als mens onbelangrijk is. Hij is instrument. "Voor mij is de muzikale communicatie die wij hebben met elkaar het mooiste wat er is," heeft Ernst Jansz, lid van de begeleidingsband van tevoren nog gezegd en dat is zo. Het optreden van de band is in balans, het zweept op, troost, ontroert. De viool van Monique Lansdorp, de accordeon van Ernst Jansz, de cello van Peter van Straten en de meeslepende arrangementen van Jakob Klaasse, je kunt horen dat er een paar honderd jaar ervaring op de bühne staat.

"Mijn publiek is niet veranderd," zegt De Groot. "Het is hetzelfde publiek als altijd al op mijn optredens afkwam. Van jong tot oud, arm tot rijk, van dom tot knap. Een middenmoot van het Nederlandse volk. Deze leeftijdsgroep schuift met mij mee. Naarmate ik ouder word, wordt het grootste gedeelte van mijn publiek ook ouder. De meesten van hen zijn tussen de 35 en 45. Naar boven en naar onder dunt het wat uit, al komen tegenwoordig ook weer vrij veel tieners."
En Lennaert Nijgh? Schrijft die alweer nieuwe teksten? "Hij is ermee bezig," zegt De Groot glimlachend. "Hij is er niet aan bezig."
De protestliederen van toen vindt de zangfer gedateerd, maar de overige klassiekers vertolkt hij nog met overgave. Want andermans persoonlijk getinte teksten zingen is geen probleem voor De Groot. "Omdat Lennaert en ik dezelfde achtergrond hebben en over veel dingen hetzelfde dachten, is het voor mij nooit een probleem geweest me in zijn teksten te verplaatsen," antwoordt de zanger droog.
Het zijn niet de minsten met wie hij optreedt. Helden van vroeger, plaatjes uit het grote Nederlandse popmuziekalbum. Gitarist Jan de Hont bijvoorbeeld, die nog bij ZZ & De Maskers speelde (Ik heb genoeg van jou) en bij Neerlands Hoop, is al bijna VUT-gerechtigd met zijn 57 jaar. Of gitarist Jan Hendriks en toetsenist Ernst Jansz, bekend van Neerlands beroemdste meidengroep aller tijden, Doe Maar, dat in 1983 ophield te staan. "Ik ken Bo al vanaf 1968, toen ik bij CCC Incorporated zat," zegt Jansz, die inmiddels ook al weer 50 is en huisvader. "Weet je wie toen onze manager was?" vraagt hij. "Lennaert Nijgh! We kwamen elkaar toen vaak tegen in de kroeg in Haarlem. Bo heeft nog eens auditie gedaan bij CCC als gitarist, maar om de een of andere reden is dat niet doorgegaan." Jansz toert al vanaf 1976 met De Groot. Toen speelde ook een gitarist uit Tilburg mee, een zekere Henny Vrienten. Die was toen reggae-fanaat en hoefde slechts te worden overgehaald Nederlandstalig te gaan zingen. Waarmee Jansz maar wil zeggen: eigenlijk is oprichting van Doe Maar aan Boudewijn de Groot te danken.
Voor het concert glijden de uren voorbij. De musici doen hun soundcheck, improviseren wat. Stagemanager William, een Molukker met zijn lange haar in een golvende staart, zegt dat hij Indische mentaliteit van Bo herkent. "Dat gereserveerde, hè! Hij kropt alles op en dan komt er in één keer uit. Dat heb ik ook!" William heeft vanaf vroeg in de morgen met de jongens van geluid en het licht het decor opgebouwd, een hoge, wigvormige muur van pallets. Reinier Tweebeeke heeft het licht ontworpen dat prachtig op de ruwe planken en door de kieren van een het wigvormige muur van pallets valt. Eén keer donderde de metershoge constructie in elkaar, in België. "Gelukkig na de show," zegt William.

Geluidsman Lex zegt dat hij voor de tour enorm opkeek tegen De Groot. "Toch een jeugdidool, hè." Boudewijn heeft zijn hart gestolen toen hij hem een kist met 200 singletjes uit de jaren cadeau heeft gedaan. "Hij wist dat ik ze verzamelde. Hij wilde er niets voor hebben!"
Als de band voor het optreden in een van die keurige restaurants zit, die zowel satèschotels als ribeyes serveren, praten ze over versterkers en of ze gaan overnachten in een Van der Valkhotel. En natuurlijk over de raadselachtig grote, nooit aflatende roem van 'Bo' de Groot. "Weet je hoeveel cd's er zijn verkocht van De Beste van Boudewijn de Groot?' vraagt Jansz.'500.000!" Hij herhaalt het nog maar eens, lettergreep voor lettergreep: "Vijf-hon-derd-dui-zend!"
Het optreden is een sentimental journey van drie uur. Bij de meezingers De engel is gekomen en Land van Maas en Waal gaan de dikke man en zijn familie volledig uit hun dak. Alles aan hem en zijn dikke zussen lilt en trilt, schudt en beukt in het luchtledige. Een zee van rode schouwburgstoelen deint op en neer. "Maar liever dàt nog dan het bord voor z'n kop van de zakenman," zingen we. "Want daar wordt-ie alleen maar slechter van." Bij Testament klinkt er vanaf de voorste rijen zowaar een spontaan vrouwenkoor op, een zoete, smachtende lokroep van provinciale sirenes die alle schroom van zich afwerpen nu hun droomman na 30 jaar weer is verschenen.
"Ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof in jou en mij!" zingt Boudewijn de Groot. En iedereen in Amersfoort gelooft hartstochtelijk met hem mee.


Omhoog
Terug