Boudewijn de Groot speelt door, maar nu zonder Lennaert Nijgh
Boudewijn de Groot zong als eerste in het Nederlands over het levensgevoel van de
alternatieve jeugd. Doe Maar, De Dijk en rapper Extince zijn schatplichtig aan hem en aan
zijn vaste tekstschrijver Lennaert Nijgh. Nijgh is overleden en De Groot tourt nu met diens
laatste teksten door Nederland. 'Nu jij niet meer kunt schrijven, moet ik het zelf maar
leren.'
Het was een grappig moment, vorige maand in het tv-programma Vara Laat de in
oversized trainingspak gehulde nederhopper Extince was klaar met zijn optreden, en de
camera's zwenkten. Maar hij had nog steeds de microfoon in zijn hand, en kon het niet laten
iets te zeggen over de hoofdgast van die avond - een grijsbekuifde zanger die volgende
maand de eerbare leeftijd van zestig zal bereiken. 'Yo!' riep hij vol vuur. 'Respect voor
Boudewijn de Groot.'
Het contrast tussen de twee was enorm, maar vreemd was het eerbetoon van de rapper niet.
Want vrijwel iedereen die tegenwoordig in het Nederlands zingt, is schatplichtig aan de
oervader van het Nederlandse poplied. Ook Extince, die wellicht nooit in zijn moerstaal
gerapt zou hebben als De Groot en zijn vaste tekstschrijver Lennaert Nijgh niet in de jaren
zestig de Nederlandstalige muziek op een nieuw spoor hadden gezet.
Omdat het veertig jaar geleden is dat hij zijn eerste
In de Top 2000 aller tijden liet De Groot groepen als Doe Maar en De Dijk ver achter zich
plaatje maakte, trekt Boudewijn de Groot momenteel door het land met de jubileumtour
Eeuwige jeugd, die op voorhand al zo goed als uitverkocht was. Het gaat hem goed.
Maar zo is het tijdens zijn grillige loopbaan lang niet altijd geweest. Zijn laatste echte
hit, 'Jimmy', dateert uit 1972. En sindsdien was hij welbeschouwd vaker uit the picture dan
erin.
Maar De Groots muziek is tijdloos geworden, en hijzelf definitief verheven boven de grillen
van de muziekindustrie. Zijn eerste plaat sinds acht jaar, Eiland in de verte, werd
in een mum van tijd 'goud'. En toen Radio 2 eind vorig jaar de Top 2000 aller tijden
uitzond, bleek hoe diep zijn muziek verankerd zit in bet collectieve geheugen van Nederland.
De Groot was niet alleen de hoogst genoteerde Nederlandse artiest (nummer 8), maar ook
degene met veruit de meeste noteringen (14), waarmee hij groepen als Doe Maar en De Dijk
ver achter zich liet.
'Dat is een mooi, en verdiend tribuut,' zegt Tom ter Bogt, bijzonder hoogleraar popmuziek
aan de Universiteit van Amsterdam. 'De Groot is een cultureel icoon. Hij was de eerste die
Nederlandse teksten zong van een heel hoog niveau, die echt ergens over gingen, en dat was
uniek. Voordien had je het levenslied: Willy Alberti, Johnny Hoes, muziek van het volk. Het
hoger opgeleide publiek keek daar op neer. Voor hen was er cabaret, niet veel anders. Dat
veranderde met De Groot, en met Lennaert Nijgh, want volgens mij moet je ze echt zien als
een team.
De Groot en Nijgh kenden elkaar van de lagere school in Haarlem, en liepen elkaar opnieuw
tegen het lijf op de Amsterdamse filmacademie, waar ze allebei studeerden. Films maken was
het doel. Ook de eerste liedjes die De Groot schreef, waren bedoeld voor een filmpje. En
het was min of meer toeval dat een demobandje terechtkwam bij platenmaatschappij Phonogram.
Zangeres Cobi Schreijer, die later bekend zou komen te staan als de 'priesteres van het
luisterlied', bestierde in die tijd het Haarlemse folkcafé De Waag - een roemruchte plek
waar onder anderen Pete Seeger, Simon en Garfunkel en Joan Baez optraden. Schreijer,
inmiddels tweeëntachtig jaar en gezegend met 'een geheugen als een ijzeren pot', ziet nog
voor zich hoe De Groot en Nijgh haar op een avond in 1964 opwachtten voor de ingang van het
café. 'Schuchtere jongens. Die ene kende ik van gezicht, want hij was een vaste bezoeker
van De Waag. De ander had een gitaar bij zich. God, wat was hij een mooie jongen. Maar het
mooiste was dat hij dat zelf niet zo in de gaten had.'
Of hij een paar liedjes mocht zingen in het café, was de vraag. Toevallig had ze De Groot
de avond tevoren op televisie gezien, waar hij zijn eerste singletje 'Elégie prénatale' ten
gehore bracht - een lied over een jong stel dat moest trouwen omdar zij zwanger was geraakt.
Schreijers interesse was meteen gewekt.
'Het was heel wat om in die tijd over zoiets te zingen,' zegt ze. 'Later kwam ik erachter
dat het ook echt waar was: Boudewijn kreeg een zoon, en had daarom moeten trouwen. Ik wilde
weten wie de tekst had geschreven. "Hij, mevrouw," zei Boudewijn en wees op Lennaert. We
spraken af dat Boudewijn zes avonden bij mij op zou treden. En tegen Lennaert zei ik: denk
erom, jij schrijft elke wek een nieuw liedje.'
Met de optredens in De Waag groeide De Groots bekendheid snel - ook al was hij op het
toneel een zeer introverte verschijning. 'Maar het hing aan hem,' zegt Schreijer. Toen hij
het jaar daarop een hit kreeg met 'Een meisje van zestien' (een vertaling van Arznavours
'Une enfant de seize ans'), stonden er plotseling lange rijen voor de deur van De Waag
wanneer De Groot er optrad. Schreijer: 'Allemaal veertienjarige jongens met spuuglokjes,
die de hele avond teerden op één cola. Dat overviel mij, en Boudewijn ook.' Je kon altijd
een speld horen vallen in de ietwat elitaire Waag, waar het publiek kwam om te luisteren.
Deze jongens wilden alleen dat ene liedje horen. 'Toen we voor aanvang stonden te praten,
zei Boudewijn: "Ik vind dat het publiek hier wel een beetje achteruit gaat." Waarop ik
antwoordde: "Dat is jouw publiek, hoor, niet het mijne."' Het was typerend voor De Groot
dat hij die avond stoïcijns weigerde zijn succesnummer te spelen. Muziek op bestelling,
daar heeft hij nooit aan gedaan.
Wie de vroege platen van De Groot nu voor het eerst hoort, zal niet meteen begrijpen dat er
iets bijzonders aan de hand was. Ze klinken vooral oud, afkomstig uit een tijd dat
Nederland een heel ander land was. Rustige muziek, gezongen met een brave stem, waar nog
een archaïsch sausje overheen ligt dat mensen van onder de veertig automatisch doet denken
aan het Polygoon-journaal.
Maar bijzonder was het wel degelijk, meent Ter Bogt. 'Hij was de eerste die met poëtische
stillevens het levensgevoel verwoordde van de alternatieve jeugd die in die dagen opkwam.
Hij zong over zaken als het niet volwassen willen worden, of over het losbreken van je
ouders, zoals in "Verdronken vlinder" of "Testament". Liedjes die je vader en moeder
absoluut niet begrepen, en niet wilden begrijpen. Vooral daarmee heeft hij een stempel op
die tijd gedrukt. Hij wordt nog altijd gezien als een protestzanger, maar voor mij zit het
hem vooral daarin. Er zijn maar een paar nummers die letterlijk een protest inhielden.'
Een van die liedjes zou De Groot zijn verdere carrière blijven achtervolgen. In navolging
van zangers als Dylan en Donovan, wier songs ook in vertaling op zijn eerste elpee
verschenen, nam hij 'Meneer de president' op, gericht tegen de Vietnamoorlog. Het sloeg in
als een bom. Daarmee was hij voor hij het goed en wel in de gaten had, een vertolker van de
tijdgeest. Tegen het stigma van de protestzanger heeft hij zich lang verzet. 'Ik nam deel
aan het spel,' zei hij onlangs in Humo, 'maar ik was geen instigator, niet iemand
die een voortrekkersrol wilde spelen. Dat werd soms wel zo gezien.'
Bij zijn eerste platen Boudewijn de Groot en Voor de overlevenden werd De
Groots muziek omschreven als folk, chanson of kleinkunst - genres die als cultureel
verantwoord werden beschouwd. Maar de oprukkende popcultuur veranderde alle regels. En De
Groot ging enthousiast mee in de geest van de sixties. Ter Bogt: 'Aan zijn muziek, maar ook
aan bijvoorbeeld de platenhoezen, kun je heel duidelijk zien hoe Nederland compleet
veranderde tussen 1964 en 1968. Hij was bijvoorbeeld de eerste die de psychedelica
introduceerde in het Nederlands. Dat begon al met "Het Land van Maas en Waal". Een groene
hemel, een blauwe zon, een orkest in een regenton... Van die tekst valt werkelijk geen
chocola te maken.'
Was het door Sgt. Pepper geïnspireerde Picknick, volgens het blad Hitweek
'de eerste Nederpopelpee', al tamelijk experimenteel, op Nacht en ontij gingen alle
remmen los. Die plaat bevatte onder meer het vijfentwintig minuten durende 'Heksensabbat',
met gierende gitaren en bizarre teksten vol toverkollen, kobolden, saters en ander gespuis.
'Er kwam veel zwarte Afghaanse hasj aan te pas,' zegt De Groots zoon Marcel lachend. 'Maar
bij wilde dat echt maken. Hij was zwaar into Jeroen Bosch. Een vérre plaat noemde hij het.
Tegelijkertijd was het ook: uitproberen hoe ver je kunt gaan. De ganse natie loopt met je
weg, laten we eens kijken hoe we dat zo snel mogelijk om zeep kunnen helpen. Dat bewonder
ik in hem. Hij heeft zich nooit laten dirigeren door wat of wie dan ook, nooit willen
beantwoorden aan het beeld dat er van hem bestond.'
Nacht & ontij was de eerste plaat die De Groot zonder Lennaert Nijgh maakte, na vier
zeer succesvolle jaren van samenwerking. Tijdens de presentatie was er een 'heksendans'
georganiseerd in een kasteel, compleet met dwergen. Maar zelfs voor de bloemenkinderen was
dit iets te far out. De plaat was geen succes. Kort daarop meldde De Groot tot veler
verbazing dat hij aan zijn afscheidstournee begon.
'Volgens mij was hij vereenzaamd,' zegt Ernst Jansz, inmiddels zijn vaste bandlid en
producer van Eiland in de verte, destijds lid van hippiecollectief CCC inc. Bij hen
kwam De Groot indertijd solliciteren naar een plek als gitarist in zijn band, maar die
functie was net vergeven. 'Hij wilde Engelstalige muziek gaan maken, zei hij. Maar ik
De Groot was de eerste die Nederlandse teksten zong die echt ergens over gingen
denk dat hij ook graag deel wilde uitmaken van een team. Hij was ontzettend beroemd. En dat
is zwaar.' Als voormalig lid van Doe Maar weet Jansz daar alles van. 'Mensen gaan zich
anders gedragen, willen je vriend zijn. En je kunt er niet op vertrouwen dat dat oprecht is.
Dan is het heel moeilijk om te weten wie je nou eigenlijk bent. Met Doe Maar zijn we daar
ook niet tegen bestand geweest. En wij konden het nog met zijn vieren delen. Hij moest al
die roem in zijn eentje dragen.
De jaren zeventig kwamen eraan, en het viel De Groot niet makkelijk tegen wil en dank een
legende te zijn. Hij zat vol twijfels over zijn muziek, scheidde van zijn vrouw en toog
naar het platteland om in communeverband muziek te maken. Daar keerde hij gedesillusioneerd
van terug. Hoewel De Groot in de pers had verteld dat hij en Nijgh in muzikale zin uit
elkaar waren gegroeid, werkte het duo weer samen bij de volgende plaat, het succesvolle
Hoe sterk is de eenzame fietser. Daarna scheidden hun wegen zich weer, en nu voor
veel langere tijd.
Het was een raadselachtige relatie, waar ook intimi van De Groot maar moeilijk de vinger
op kunnen leggen. Volgens Marcel de Groot waren ze tot elkaar veroordeeld. 'Het talent van
de een kwam niet tot volle wasdom zonder de ander. En dat was niet altijd tot hun beider
genoegen. Dat is logisch, er komt een moment dat je denkt je alleen verder te kunnen
ontwikkelen als je je partner loslaat. Maar hij kwam toch steeds weer terug bij die malle
Nijgh.'
Ernst Jansz: 'Lennaert gaf Boudewijn de woorden om een rijk innerlijk leven uit te drukken,
en omgekeerd was Boudewijn Lennaerts stem. Wanneer hij liedjes van zichzelf of van anderen
zong, was het nooit slecht, maar het leek wel of het minder Boudewijn was. Ze waren op een
heel intuïtieve manier met elkaar vergroeid, zoals broers dat kunnen hebben. Dat is iets
heel moois, vind ik, maar het lijkt wel of ze elkaar soms kwalijk namen dat ze elkaar nodig
hadden.'
Een brave stem, waar een archaïsch sausje overheen ligt dat mensen van onder de veertig doet
denken aan het Polygoon-journaal
De Groot wilde niet langer Nijghs biografie zingen, ook omdat steeds duidelijker werd dat
ze in vele opzichten elkaars tegenpolen waren. Maar zonder diens teksten was hij stuurloos.
Met cineast Renee Daalder schreef hij het zeer persoonlijke Waar ik woon en wie ik ben.
In de tour die daarop volgde, speelde Ernst Jansz mee, en ook een nog een vrij onbekende
muzikant - een zekere Henny Vrienten. De Nederlandse popgeschiedenis heeft dus nog meer aan
De Groot te danken dan alleen zijn eigen repertoire.
Hij bleef een man van impulsieve beslissingen. Twee keer vertrok hij voor langere tijd naar
Amerika om er muziek te studeren. Wegens geldgebrek moest hij terugkeren. Zijn concerten in
Nederland en vooral in Vlaanderen waren nog altijd druk bezocht, maar de tijdgeest waarmee
De Groot ooit zo pardoes samenviel, was nu eerder een vijand geworden. Zijn twee volgende
platen, Van een afstand en het inktzwarte Maalstroom, werden nauwelijks
opgemerkt.
Kort na het verschijnen van die laatste plaat zette hij opnieuw een punt achter zijn
loopbaan. Hij was opnieuw gescheiden, en zeer depressief. In een onthutsend interview met
Ischa Meijer in Vrij Nederland maakte hij zo ongeveer korte metten met zijn hele
muzikale verleden, en vertelde over zijn gevoel van minderwaardigheid ten opzichte van
muzikanten die hij beschouwde als 'de serieuze jongens'. 'Ik schaamde me enigszins voor wat
ik deed. Het was in die dagen toch: pop, beat, rock. Engelstalig. Mijn muziek was geen pop,
beat of rock. Mijn muziek was een heleboel niet. Tegelijkertijd vond ik de jongens en
meisjes die hetzelfde genre beoefenden als ik, niet interessant genoeg om mee te verkeren.'
Ook bekende hij dat er tussen hem en Nijgh 'absoluut geen vriendschap' bestond, 'hoewel hij
zeker teleurgesteld zal zijn wanneer ik dit zeg'.
Hij heeft zich nooit laten dirigeren door wat of wie dan ook, nooit willen beantwoorden aan
het beeld dat er van hem bestond
Volgens zijn zoon Marcel tekent zulke openhartigheid zijn vaders karakter. 'Hij is een
behoorlijk solitair en gesloten persoon, en nodigt niet uit tot intimiteiten. Maar als je
hem uitdaagt, laat hij wel het achterste van zijn tong zien. Dan kan hij enorm rechtdoorzee
zijn, ook als hij weet dat het kwetsend is voor anderen. Hij is niet iemand die ten koste
van alles aardig gevonden wil worden.'
Elf jaar zou het duren voor De Groot weer een plaat maakte. Hij werd huisman, en verdiende
de kost met het vertalen van thrillers. Begin jaren negentig speelde hij met succes in de
musical TsjechovHet dagboek van Anne Frank.
Tot het weer begon te kriebelen, en hij zich wendde tot Lennaert Nijgh. Het resultaat was
Een nieuwe herfst, een succesvolle plaat die ook het einde markeerde van een periode
vol onrust en omzwervingen. 'Nu geef ik toe aan wie ik eigenlijk ben,' zei De Groot zelf.
'Ik zoek rust, geborgenheid, vertrouwdheid, organisatie, regelmaat.'
'Ik denk dat hij de moeilijkste jaren uit zijn leven achter de rug had zegt Hans Kusters,
die sinds de jaren zestig De Groots muziekuitgever is geweest. 'Scheidingen, perioden dat
hij zijn kinderen niet zag. En er was een hoop geld verloren gegaan. Maar opeens had hij er
weer zin in. Dat had ook alles te maken met zijn nieuwe vrouw Anja.'
Anja Bak, die tevens zijn manager werd, was bizar genoeg ooit de echtgenote van Lennaert
Nijgh. Cobi Schreijer, die al die tijd contact is blijven houden met het duo dat zij
gekscherend 'mijn kinderen' noemt, sprak Nijgh vlak nadat de vlam tussen zijn ex en De
Groot was opgelaaid. 'Hij was helemaal enthousiast. "Hij is met Anja!" riep hij. "Mijn
Anja! Het is toch fantastisch als die twee van elkaar gaan houden. Dan is de cirkel rond."'
In november 2002 overleed Lennaert Nijgh. Het was niet totaal onverwacht. Nijgh hield er
een vrij roekeloze levensstijl op na, en De Groot had steeds langer moeten wachten op
nieuwe teksten. Mede daardoor verscheen Eiland in de verte' later dan gepland. In
interviews was De Groots reactie op zijn dood tamelijk onderkoeld, wars als hij is van al
te veel sentiment. 'We hadden geen emotionele band,' zei hij. 'We waren niet echt
boezemvrienden. (...) Ik blijf dus niet ontredderd achter.'
Maar velen om hem heen zien het anders. 'Boudewijn sprak op de begrafenis,' zegt Emst Jansz.
'Zijn naam stond op de rouwkaart. Er sprak een enorme intimiteit uit. Misschien dat die
vriendschap voor hen onduidelijk was, omdat ze zulke verschillende persoonlijkheden waren,
maar voor mij was het zo klaar als een klontje.'
Met de woorden van Nijgh, zei De Groot meermalen, doemden er in zijn hoofd als vanzelf
melodieën op. En in die zin staat hij er nu alleen voor. 'Nu jij niet meer kunt schrijven,
moet ik het zelf maar leren,' zingt De Groot in het door hemzelf geschreven lied 'De blauwe
uren'. Waarna hij al mijmerend en citerend uit Nijghs oeuvre uitkomt bij de slotsom: 'Mijn
God... dit is een lied.'
Volgens Jan Rot, die evenals Freek de Jonge en Marcel Verreck een tekst leverde voor
Eiland in de verte, waren Nijgh en De Groot 'The Beatles van het Nederlandse
grondgebied'. 'Dus ja,' zegt hij, 'er was sprake van enige schroom. Hij is zeer kritisch,
maar dat is logisch, want hij is gewend te werken met de beste tekstschrijver van de
laatste veertig jaar. Ik had hem al eerder een pak teksten gestuurd, maar die kwamen
helemaal niet aan. Dan kreeg ik wel een e-mail van drie kantjes waarom dit en dat niet
werkte.' Maar Rot hield aan. 'Ik vond het verheffend om op die manier met hem te werken.
Nu ben ik in stilte bezig om heel erg goed te worden, zodat ik zijn nieuwe compagnon word.
Hij weet dat nog niet, maar ik heb me als een teckel in zijn broek gebeten.'
|
|