Interview SP

"Ik hoef niet zo nodig ergens bij te horen"

auteur: Christine de Vos, Foto: Akke van Eck.
geplaatst in: SP Tribune, website-nieuwsblad 9906, december 1999.

Het succes van liedjes als Welterusten meneer de President en De eeuwige soldaat brandmerkte Boudewijn de Groot als "protestzanger". Het kostte hem jaren die ongewenste titel kwijt te raken. "Eigenlijk wilde ik me helemaal nérgens mee bemoeien. Ik ging alleen wel eens een eindje met verschillende stromingen mee. Tot ik het niet meer leuk vond." Bij een politieke partij wil De Groot ook niet horen. "Ik ben niet eens lid van een omroep."

Op mijn eenentwintigste werd ik bijna van de ene op de andere dag beroemd. Dat besefte ik eigenlijk pas achteraf. Op het moment zelf ging het totaal langs me heen. Het was ook niet zo'n euforisch gebeuren, daarvoor ging het allemaal veel te snel. In 1964 waren Lennaert en ik begonnen met twee liedjes die het niet zo goed deden. Begin 1965 kwam Een meisje van zestien uit en dat werd meteen een hit. Ik heb niet zo hard hoeven knokken zoals bijvoorbeeld De Dijk, die eerst tien jaar in kleine cafés en jeugdclubs werkte, tot opeens de vonk oversloeg en de band een landelijk succes werd. Ik kan me voorstellen dat zij wél zoiets hadden van "Ja, gelukt!"
De hitparade had vroeger lang niet zo'n grote impact en economisch belang als nu. Het was onderdeel van het grote geheel, maar geen absoluut doel waar je je als artiest op richtte. In de trant van: als ik op tien sta, heb ik het gemaakt en als ik op één sta heb ik het nog veel meer gemaakt. We hadden een hit en dat was leuk, meer niet. Tegenwoordig moeten artiesten constant in de hitparade staan. Je móét hits blijven maken, anders zak je weg. Het publiek van tegenwoordig is veel sneller uitgeluisterd en wil ook sneller weer iets nieuws. En dat kan. Het aanbod is enorm. Als ik in die specialistische CD-winkels kom, staan er honderden namen in de schappen waar ik nog nooit van heb gehoord. Ik heb me nooit zorgen gemaakt om mijn plaats in de hitlijsten. Mijn platen waren zo weinig hitgevoelig dat ze over een heel lange periode bleven verkopen. Pieken waren er wel altijd even. Net na het uitkomen, bij een her-release en toen de LP overging in de CD. Maar dat had meer te maken met de naam die ik had opgebouwd, dan dat de plaat veel op de radio werd gedraaid.

Toen mijn zoons de muziek in wilden, heb ik nooit gezegd: "Jongens waar beginnen jullie aan. "Uit eigen ervaring weet ik dat het niet per se een onzeker bestaan hoeft te zijn. Wat ik niet weet is, of het in je voor- of nadeel werkt als je een beroemde vader hebt. Kind zijn van schept altijd verwachtingen. Als je succes hebt kan je bovendien verweten worden, dat dat alleen te danken is aan de aanwezigheid van een kruiwagen. Natuurlijk, het is waar dat er voor Marcel en Jim - als zoons van Boudewijn de Groot - makkelijker deuren opengingen. Maar zonder talent, waren ze er nooit gekomen. Zoons van mij of niet. Mijn dochter (actrice Caya de Groot - red.) heeft het helemáál op eigen kracht gered. Nu heb ik geen naam in de toneelwereld, dus ik kón haar niet eens van dienst zijn.
Ik ben best kritisch ten aanzien van mijn kinderen. Te kritisch soms. In het begin was ik bang om alleen maar de trotse ouder te zijn, dus begon ik vaak onmiddellijk kritiek te spuien. Totdat mijn dochter op een gegeven moment aangaf daar ontzettend van te balen. Als je nou eerst eens zegt wat er wél goed is, zei ze, dan wil ik daarna wel naar je adviezen luisteren.

Kritiek heb ik zelf ook genoeg gehad. Vooral in de tijd dat Welterusten, meneer de President uitkwam en ik ineens werd gebombardeerd tot protestzanger. Nee, dat is níet het mooiste wat een linkse jongeling in de jaren zestig kan overkomen. Een linkse jongen wil helemaal niet gebonden zijn aan wat voor ketenen of aan wat voor beperkende omstandigheden dan ook. Meneer de President en De eeuwige soldaat was het enige wat we aan protestsongs hebben uitgebracht, maar toch heeft het jaren geduurd voor ik protestzanger-af was. De kritiek die we op die nummers kregen was, dat we het voor het geld hadden gedaan. We zouden meevaren op de stroom van het pacifisme en de anti-oorlogsbeweging. En wat deed ik dan allemaal wel niet met de vele guldens die de platen opleverden... Dat soort dingen. Onzin! Onze hele generatie was bezig met Vietnam en protesteren en schoppen tegen heilige huisjes. Lennaert en ik waren geen uitzonderingen. Net als veel anderen werden we meegesleept door de golf van wat er op dat moment gebeurde. Het liefst had ik me helemaal nergens mee bemoeid, maar ik vond dat ik een standpunt moest innemen. Dus liep ik mee met de provobeweging en stemde ik PSP. De CPN sprak me niet zo aan. Dat vond ik té politiek, té extreem. Provo voerde meer het antimilitarisme en vrede in het vaandel dan harde politieke zaken. Wereldrevolutie was niet aan mij besteed. Extremiteit ligt niet in mijn natuur. Lennaert ging nog meer zijn eigen gang dan ik. Hij bekeek zaken van een afstand. Het was vooral op mijn verzoek dat hij de provo-ideeën in zijn teksten verwerkte. Een paar jaar later waaide de flower power over vanuit Amerika Toen de Beatles Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band uitbrachten, riep ik tegen Lennaert: "dat kunnen wij ook!" Het leek me geweldig een beetje met arrangementen en geluidseffecten te experimenteren. Bovendien had Hitweek, een popblad uit die tijd, ons er min of meer toe uitgedaagd. Dat konden we natuurlijk niet over onze kant laten gaan. Dus ging Lennaert achter de schrijfmachine zitten en schreef de teksten voor Picknick. Of hij het écht zag zitten, weet ik niet. Maar dat wist je nooit met hem. Hij zag het zitten om een plaat te maken, dat was genoeg. Lennaert was net zo min hippie als hij enige jaren daarvoor provo was geweest, hij vond het allang leuk dat er iets gebeurde.

De burgermaatschappij ging gewoon door en daaruit schoten stromingen omhoog, zoals de nozems met hun rock 'n' roll, de beatniks en de jazz, de provo's, de hippies en de punk. Dat vond Lennaert interessant. Zelf bevond hij zich in de smalle marge tussen de burgermaatschappij en de erupties. Hij was alleen toeschouwer, ik ging steeds een eindje met de stroom mee. Tot ik het niet meer leuk vond.
Ik heb me nooit echt beziggehouden met politiek. Ik probeer wel affiniteit te hebben met een partij, maar hoef niet zo nodig ergens bij te horen. Lid worden van een politieke partij zal ik nooit, ik ben niet eens lid van een omroep. Stemmen doe ik wel, maar daar blijft het bij. Ik zweef links van het midden. D66 was het de laatste keer. Daar ben ik niet echt blij meer mee, maar dat ben ik eerlijk gezegd met geen enkele partij. De scheidslijn links-rechts is niet zo duidelijk als hij vroeger was. PvdA is flink richting midden opgeschoven. Ook PSP en PPR waren voor hun eenwording met GroenLinks veel progressiever. Het lijkt wel een soort natuurwet dat eens in de zoveel tijd een linkse club naar het midden wordt gezogen en er als tegenhanger iets nóg linksers uitplopt. Over een jaar of tien krijgen we dan de Semi-Anarchisten, KatholiekLinks, of de Oecumenen of zo.'


Boudewijn de Groot (55) timmert al ruim dertig jaar aan de weg als zanger. Met zijn vaste tekstschrijver Lennaert Nijgh tekende hij onder meer voor hits als Meester Prikkebeen, Land van Maas en Waal en Jimmy. Na jaren van stilte verscheen de cd Een nieuwe herfst. Onlangs werd het tweetal geridderd in de Orde van de Nederlandse Leeuw.
In januari speelt De Groot voor het tweede seizoen de titelrol in de musical Tsjechov.


Omhoog
Terug