Als kind wilde hij filmactuer worden in Hollywood - en werd zanger in Nederland.
In de jaren zestig was hij razend populair bij de 'meisjes van zestien' en ouder (maar ook
bij de jongens) die zich herkenden in de liedjes die hij samen met Lennaert Nijgh schreef
en componeerde. Dat hij de gevoelens van duizenden jongeren in Nederland en Vlaanderen
verwoordde in hun eigen taal, droeg aanzienlijk bij tot zijn succes. Boudewijn de Groot
viel in het gat in de markt dat niet werd opgevuld door het cabaret en de 'vriendelijke'
liedjes van collega's als Rob de Nijs, Anneke Grönloh e.a.
Na 'De eenzame fietser' werd het wat stiller om Boudewijn, die alsnog een aantal jaren
naar Amerika ging, terug kwam en iets minder opvallend zijn liedjes bleef zingen.
Nu staat hij tot veler verrassing op de planken in de titelrol van de musical Tsjechov.
Beschouwt hij dit als een come-back?
'Ik weet niet of je van een come-back kunt spreken want ik ben nooit echt weg geweest. Ik
sla gewoon even een andere weg in. Het is wel zo dat ik rond 1969 opgehouden ben en een
hele tijd niets gedaan heb, maar in de tweede helft van 1970 ben ik weer het podium
opgegaan en er zaten weer - en nog steeds - veel jongeren in de zaal. Hetzelfde gebeurde
nadat ik drie jaar in Amerika had gezeten en in de loop van de jaren tachtig weer in
Nederland en Vlaanderen optrad. De nummers die ik toen speelde, speel ik nog steeds. Heel
veel mensen vinden ze dus blijkbaar nog steeds mooi, terwijl anderen ze destijds mierzoet
en volslagen truttig vonden. In de loop der jaren zijn de onderwerpen trouwens wel wat
veranderd en niet alle fans van vroeger kunnen begrip opbrengen voor dat nieuwe repertoire.
Maar ik zing nu niet meer over zaken die in een bepaalde periode van je leven ver achter
je liggen.'
Destijds propageerde je wel duidelijk idealen en denkbeelden die vooral de jongeren
sterk aanspraken.
'Ik heb nooit de universele idealen gehad, ik heb er niet echt voor gevochten, heb nooit
geprobeerd om de wereld te hervormen of te verbeteren, wat Tsjechov trouwens wel heel
sterk probeerde. Minder direkt dan Gorki, hij zou beslist geen protestzanger geworden zijn.
Maar in zijn werk lees je duidelijk dat hij de wereld anders wilde zien. Wel heb ik
gezongen tegen oorlog en misstanden, met eigenlijk als enig alternatief het
tegenovergestelde van de bepaalde situatie. Veel meer dan liedjes schrijven en zingen deed
ik niet.'
Hoe kijk je na al die jaren tegen jezelf aan? Zijn illusies gebleven of verdwenen?
'Uiteindelijk denk ik dat ik weinig veranderd ben. Ik ben misschien wat vrijer in de
omgang geworden, minder verlegen en zelfverzekerder. Ik ben ook wel een stuk bezadigder
geworden, minder doortastend, blijf meer thuis, kom minder snel in beweging. Ik ga minder
uit, ben wat minder sociaal dan vroeger, ga zelden naar feestjes of ik moet een soort
verplicht figuur zijn en dan ben ik na een half uur weer verdwenen. Het is allemaal zo
vluchtig en loopt meestal op niets uit. Cafés aflopen vind ik ook vreselijk. Ik ontmoet
liever mensen binnen een goede vriendenkring. Ik leef nu in ieder geval zoals ik het graag
wil, heb geen imago meer op te houden, wat ik trouwens toch nooit bewust gedaan heb. Het
ontstond destijds op een volkomen natuurlijke manier.
Ik ben in mijn leven vaak verhuisd, maar zoek toch altijd geborgenheid, ik creëer steeds
weer een sfeer van huisje-boompje-beestje om me heen. Ik zou absoluut niet in een kraakpand
kunnen wonen. Vaak weet ik dat het allemaal maar tijdelijk is, maar precies dat gevoel van
tijdelijkheid wil ik vermijden. Tsjechov had bijvoorbeeld een grote behoefte aan reizen en
gaf daar ook aan toe, of hij er nu wel of niet het geld voor had. Het interesseerde hem
niet wat er daarna gebeurde en op dat punt ben ik voorzichtiger. Dat avontuurlijke, dat
niet stil kunnen zitten, begrijp ik nog wel, ik wil ook wel eens ergens anders heen, maar
dat reizen zie ik niet zo zitten. Nu ik op tournee moet wordt er natuurlijk veel gereisd
en aan een kant vind ik dat wel leuk omdat ik me gauw verveel - maandenlang in een theater
staan met hetzelfde stuk zoals bij Les Misérables, nee, ik denk niet dat ik daar tegen zou
kunnen.
Hoe heb je je voorbereid op je rol van Tsjechov?
'Ik ben vooral veel biografisch materiaal gaan lezen. In de jaren zestig was de Russische
literatuur vrij populair en ik stortte me op Gorki, Tolstoj, Poesjkin, Toergenjev
Tsjechov …, nieuw was het dus allemaal niet, maar in de loop der jaren vergeet je toch
weer veel. Ik heb ook veel foto's bekeken, wilde vooral weten hoe die man er uit zag, hoe
de mensen om hem heen waren en het viel me op dat hij zich op foto's altijd wat afzijdig
houdt, ook al zit hij midden tussen de mensen. Hij kijkt altijd in de camera, maar het is
net alsof zijn blik gericht is op meer dan het gezelschap waarin hij zich bevindt, alsof
hij daar aan voorbijgaat. Ik geloof dat die houding zijn karakter heel goed weergeeft.
Wel graag tussen de mensen willen zijn en van daaruit de wereld inkijken, maar dan al
heel snel verlangen om weer alleen te zijn. En als je dan alleen bent, snakken naar
mensen. Dat herken ik heel sterk in mezelf, en mijn vader was ook zo. Die vond het
heerlijk om tussen de mensen te zijn, als hij maar niets hoefde te zeggen, alleen kijken
en observeren. Misschien is dat wel een karakteristieke eigenschap van acteurs. Ook die
onzekerheid over de kwaliteit van het kunstenaarschap. Anderzijds is dat natuurlijk toch
de drijfveer om steeds weer door te gaan.'
Optreden met andere mensen in een toneelvoorstelling is ongetwijfeld een nieuwe
ervaring voor je.
'Zeker, maar ik doe graag verschillende dingen. Ik zou bijvoorbeeld ook graag een nieuwe
plaat maken met Lennaert of in een grote, professioneel opgezette film spelen, een
scenario en filmmuziek schrijven, met alle nodige armslag en niet een budget van twee
gulden en een regisseur die de muziek dan helemaal wegmixed. Daarom spreekt een uitdaging
als TSJECHOV me ook zo aan. Het is weer iets nieuws , ik wil zien hoe dat is. Musical is
een andere manier van zingen en daar komt nog eens bij dat ik mijn eigen muziek niet zing.
Het zingen van iemand anders muziek is zo totaal anders. Met Robert Long heb ik de
toonsoorten doorgenomen, maar veel verder is het contact bewust niet gegaan. Ik wilde zo
min mogelijk weten hoe hij het zag, want dan zou ik waarschijnlijk teveel geprobeerd hebben
zijn interpretatie te volgen en dat wilde ik vermijden. Ik neem aan dat Robert het zelf ook
liever zo wilde. Maar het blijft heel vreemd voor me, ook het acteren, wat ik nog nooit
gedaan heb, tenzij op de middelbare school waar ik zelfs veel toneel gespeeld heb. Maar
mijn liedjes zong ik altijd vrij vlak in die zin, dat er geen lichamelijke expressie bij
nodig was. Nu zal het wel moeten en dat is meer dan alleen maar met een gitaar en een
microfoon op een podium staan.
Ik heb me er fysiek op voorbereid door wat vaker op de fiets te stappen om in conditie te
blijven voor mijn rol. Na dertig jaar zonder beweging moest er toch wat aan die stramme
ledematen gedaan worden.
En dan heb je de teksten. Lennaert (Nijgh) gebruikte vroeger nogal eens woorden en
uitdrukkingen die ik niet uit mijn mond kon krijgen en dan veranderde, maar daar heb ik
nu geen last van. De onderwerpen liggen vast en ik vind ze goed en adequaat verwoord.
Robert Long is tenslotte iemand die ontzettend makkelijk schrijft, zijn teksten lopen
altijd soepel en de rijmwoorden zitten er zo logisch in verwerkt dat ze nauwelijks
opvallen. Dat vind ik heel knap. En ze moeten zo vast in mijn hoofd zitten, dat ik ze
onder elke omstandigheid vlekkeloos kan zingen en desnoods ook nog aan iets anders kan
denken, want uit ervaring weet ik dat ik me op het podium vreselijk snel laat afleiden.
Als er maar iets gebeurt ben ik meteen mijn tekst kwijt en volledig van slag. Sommige
mensen kunnen het weer oppikken, ik niet, ik moet helemaal opnieuw beginnen, anders kom ik
er niet uit.
Met dialogen lijkt het me iets gemakkelijker. Je verzint even iets of je tegenspeler helpt
je er wel uit. Maar ik heb geoefend, elke dag thuis de liedjes gezongen, mezelf
begeleidend op de piano die ik zomaar van een vriend kreeg. Die vond dat ik die nodig had
en dat bleek ook zo.
Door de constante herhaling gaat het op een gegeven ogenblik wel zitten. Als de
première-koorts waar ik altijd vreselijk last van heb - maar die heb ik nodig om de juiste
energie voor de voorstelling te krijgen - achter de rug is, zal het allemaal wel soepel
lopen.
Dat ik nu onder de leiding sta van iemand anders en niet meer alles zelf bepaal, kan ik
best accepteren, maar toch kan men je niet alles vertellen. Het deel dat de regisseur
inbrengt zijn de aanwijzingen en dat moet een harmonisch geheel, een goede balans
vormen met het deel van zichzelf dat de acteur inbrengt. Ik wil best wel eens eigenwijs
zijn, het beter willen weten dan wie ook. Maar in dit geval heb ik me nogal bescheiden
opgesteld, ook omdat Eddy Habbema iemand is die vertrouwen wekt. Ik luisterde en keek naar
hem en was ook veel meer geneigd om heel ver te gaan in her wegcijferen van mezelf. Wat
natuurlijk ook weer niet overdreven moet worden - dan zou hij trouwens geen goede
reisseur zijn.
Mijn grootste onzekerheid is dat men meer naar Boudewijn de Groot dan naar Tsjechov zal
komen kijken, dat men zal zeggen: 'Nu moet hij ook nog zonodig 'acteren' en dat ik mensen
zal teleurstellen. Als ik van tevoren aan al dat soort dingen ga denken, word ik
bloednerveus, maar het is natuurlijk prettig om te proberen te bewijzen dat ik het kan.
Ik wil het heel graag en als anderen denken dat ik het kan, denk ik zelf ook wel dat ik
het kan.'
|
|