50 jaar nederpop

Testament van een eeuwige jeugd

auteur: Jan van de Plas
geplaatst in: Oor, nr1 januari 2008

Boudewijn de Groot is onbetwist onze grootste singer/songwriter. Dat was hij al in de jaren zestig en is hij nog steeds. Zijn comebackhit Avond staat bovenaan in de Top 2000 tussen de Bohemian Rhapsody's en de Hotel California's. En vroegwijze liedjes als Strand en Testament doen het nog altijd goed op ieder strandfeest. Het testament van een eeuwige jeugd.

Beelden uit het Polygoonjournaal van Nederland in de jaren vijftig: knikkerende jongens, touwtje springende meisjes, moeders die de stoep schrobben en vaders met kort Amerikaans geknipte koppen die naar de fabriek fietsen. Het afslaan naar rechts wordt keurig met de arm aangegeven en de overstekende voetganger krijgt op het zebrapad nog ruim baan. Op de schaarse kleurenfilms uit die tijd zijn de luchten ook altijd onwaarschijnlijk helder blauw.

De eerste kreukels in dat knusse beeld ontstaan in september 1956 als de film Rock Around The Clock in première gaat. De jongeren komen niet naar de bioscoop om te kijken naar het zoetsappige verhaal, maar om te dansen in de gangpaden. Zoveel onrust is de gezagdragers een doorn in het oog. In Apeldoorn en Leeuwarden wordt de film verboden, terwijl in Gouda de film zonder geluid wordt vertoond, in de rest van het land zien bewakers erop toe dat het publiek niet uit de stoelen opstaat. Is de jeugd nu helemaal gek geworden? Vrijwel alle kranten en tijdschriften besteden aandacht aan het nieuwe fenomeen. De teneur van de stukken is altijd hetzelfde. Zoals in Panorama: 'Rock & roll heet het geluid, dat rampspoed bracht in Amerika. Zet u maar schrap in Nederland. Er is geen ontkomen aan. Ook wij zullen geconfronteerd worden met deze nachtmerrie in ritme.
De verboden vruchten smaken echter lekker en binnen enkele jaren telt ook Nederland duizenden gitaargroepen. De rock & roll spreekt vooral arbeidersjongeren aan, maar ook door de universiteiten en hogescholen waait een zucht naar vrijheid. In de studentenkamers weerklinken Franse chansons en Amerikaanse folkzangers. Maar ook de EP's van de Leidse student Jaap Fischer. Zijn liedjes vertolken als geen andere het ontluikende cynisme van jongeren in de vroege jaren zestig. Twijfel aan de kerk (De Monniken), het gezag (De Cipier), de consumptiemaatschappij (Het Ei), het militarisme (Jan Soldaat) en het huwelijk (Om Je Geld). Liedjes ook waarin sprake is van seks voor het huwelijk (Vlinder, Tem Me Dan), op dat moment nog volstrekt taboe. Zijn plotselinge roem bevalt Fischer slecht en binnen de kortste keren verdwijnt hij met de noorderzon, zijn fans verwonderd achterlatend.

Ik zag mezelf als artistiek en intellectueel. Bij die jeugdbewegingen wilde ik helemaal niet horen
Tegen die achtergrond groeien Boudewijn de Groot (geboren 1944) en Lennaert Nijgh (1945) op in heemstede. 'We woonden in dezelfde straat', herinnert De Groot zich. 'Maar we scheelden een jaar. Op die leeftijd is dat veel. Ik kende Lennaert via mijn jongere broer, ik ging niet veel met hem om. Dat veranderde toen we aan het eind van de middelbare school tot dezelfde vriendenclub gingen behoren.'
'Het begon in een kuil op het strand', zou Lennaert Nijgh later zich in zijn bundel Tekst En Uitleg herinneren. 'We vormden een hecht groepje destijds, in de zomers van 1961 en 1962. Het strand was waar het gebeurde. Of waar we dachten dat het zou gaan gebeuren.' Boudewijn treedt in die jaren op met de akoestische gitaar en heeft succes bij de meisjes. Lennaert publiceert in een ouderwets bloemrijke schrijfstijl in de schoolkrant. 'Ik was een Couperus in de dop, die zich woest onanerend, afvroeg waarom Marjolein het wel met Boudy deed en niet met mij. Nogal logisch dat een meisje het niet met Couperus doet, zou je zeggen. Maar wist ik veel.'
In de wintermaanden is de vriendenkring cultureel actief. In het najaar van 1962 maken ze een 8 mm filmpje, Feestje Bouwen. Lennaert is regisseur en Boudewijn speelt de hoofdrol. 'Het was een zwart-wit wereld waar iedereen ongelofelijk jong is en lachen streng verboden', aldus Nijgh. Bij een van de vertoningen is nieuwslezer Ed Lautenslager aanwezig. Het filmpje vindt hij niks, maar hij is we gecharmeerd van de twee zelfgeschreven liedjes die Boudewijn erin zingt. Hij brengt hem in contact met platenmaatschappij Phonogram en enkele weken later staat hij in de studio.
In de herfst van 1964 wordt Boudewijn de Groot gepresenteerd als dé opvolger van Jaap Fischer, met een EP vol akoestische liedjes. Ook zijn plaatje is omstreden. De Morgen gaat over seks voor het huwelijk, Elégie Prénatale over een voorechtelijke zwangerschap ('Dat was nog echt taboe in die tijd'). Alleen de VPRO draait de liedjes.
De teksten op het plaatje zijn overigens niet van Boudewijn de Groot maar van Lennaert Nijgh. Vanaf dat moment gelden zij als een twee-eenheid. Een nogal romantische voorstelling van de werkelijkheid, vertelt De Groot nu. 'In al die jaren hebben we altijd volstrekt los van elkaar gewerkt. Lennaert gaf mij teksten en daar probeerde ik een melodie op te maken, ik prikte zijn tekst aan de muur, ging er met mijn gitaar voor staan en volgde de tekst. Al fluitend en zingend ontstond dan een melodie. Vaak vragen mensen of ik het niet moeilijk vind om andermans teksten te zingen. Mijn standaardantwoord was altijd dat we uit hetzelfde milieu kwamen en elkaar al lang kenden. En waarschijnlijk werkte dat ook zo. De teksten van Lennaert heb ik altijd gemakkelijk kunnen zingen.'

De teksten waren in die beginjaren heel wat wereldwijzer dan hun maker. 'De romantische beschrijving van het heimelijke minnen berustte op van-horen-zeggen. Want ik had het nog steeds niet gedaan', bekende Nijgh later in Tekst En Uitleg.

In de zomer van 1965 breekt Bob Dylan door bij het poppubliek met het elektrisch versterkte Subterranean Homesick Blues en Like A Rolling Stone. De platenmaatschappij dringt er bij Boudewijn sterk op aan om ook een plaat te maken met begeleiding. Er is al een liedje uitgezocht: Une Enfant De Seize Ans van Charles Aznavour, dat door Lennaert Nijgh wordt vertaald tot Een Meisje Van Zestien. De openingsregels 'Ze woonde in een villawijk, haar ouders waren stinkend rijk' slaan in als een bom. Tot afgrijzen van de makers wordt het lied hun eerste grote hit. Nijgh: 'Ik had alles precies vertaald zoals het er stond. Op een paar plekken liep het niet helemaal lekker. De regel als een stormwind speelt met een enkel bladbijvoorbeeld. De zanger van Tröckener Kecks vertelde laatst dat hij jarenlang heeft gedacht dat een enkelblad iets is wat aan een voet groeide, familie van het schouderblad zeker.'

'Die elektrische gitaren, drums en blazers vond ik maar niks', zegt Boudewijn de Groot. 'Het was te veel nozemmuziek. Ik zag mezelf als artistiek en intellectueel. Bij die jeugdbewegingen wilde ik helemaal niet horen. Op mijn exemplaar van de single had ik met dikke letters geschreven: Dit eens, maar nooit weer!'

Beter te spreken was het duo over de volgende single, Welterusten Mijnheer De President, 'we deden in die tijd veel protestliedjes, The Universal Soldier van Buffy Sainte-Marie, A Well Respected Man van The Kinks en The Times They Are A-Changin' van Bob Dylan . President was onze poging zelf zoiets te schrijven', herinnerde Lennaert Nijgh zich. 'Het sloeg enorm aan en we waren er heel tevreden over. Maar terugkijkend zie ik dat die andere liedjes iets universeels hadden en die van ons nogal tijdgebonden was. Het was gewoon niet zo goed.'
Niettemin is Welterusten Meneer De President nog altijd een van de populairste liedjes uit hun repertoire. Tot genoegen van Boudewijn de Groot. 'Ik vind het namelijk een prachtig nummer!'

Boudewijn en Lennaert slijten in die jaren hun uren in De Waag, een klein theatercafé in Haarlem waar folkzangeres Cobi Schreijer de scepter zwaait. De zanger doet er zijn eerste optredens. De schrijver mag er zijn drankrekeningen met liedteksten betalen. Begin 1965 werkt er achter de bar een zekere Joke, een blond Haarlems meisje. Lennaert is op slag verliefd. Bijna een jaar duurt de relatie. 'Toen Joke het in januari 1966 uitmaakte, stortte mijn hele wereld in.'
De romanticus pur sang verwerkt zijn verdriet door een liederencyclus aan haar te wijden. De titel is ook de titel van het album: Voor De Overlevenden. Veel van die liedjes worden klassiekers: Vrienden van Vroeger, Naast Jou, Beneden Alle Peil en Verdronken Vlinder. Maar één springt eruit: Testament. 'Het lied was in een kwartier klaar', herinnert Boudewijn de Groot zich. 'Ik schrok even toen ik die enorme lap tekst van Lennaert kreeg. Maar we hadden ook Strand gemaakt, dus ik was wel wat gewend. Bovendien zat er een heel makkelijk metrum in. Ik hang die tekst op en begin te zingen, en als vanzelf ga ik van het ene naar het andere akkoord. Het zijn simpele akkoorden en voor de hand liggende overgangen, maar het werkte perfect. Er zit geen refrein of tussenstuk in, maar dat was niet nodig. De tekst was kort genoeg en de melodie krachtig genoeg om de aandacht vast te houden: het perfecte liedje. In de studio kwam onze arrangeur Bert Paige met de suggestie om een klavecimbel te gebruiken. Het idee vond ik eerst niks, want dat was een instrument voor ouwelullenmuziek. Maar het werkte fantastisch en het gaf het nummer direct een eigen klank. Op Testament zijn we altijd enorm trots geweest.'

Na eenentwintig jaren in dit leven
Maak ik het testament op van mijn jeugd
Niet dat ik geld of goed heb weg te geven
Voor slimme jongen heb ik nooit gedeugd

Maar ik heb nog wel wat idealen
Goed van snit, hoewel ze uit de mode zijn
Wie ze hebben wil die mag ze komen halen
Vooral jonge mensen vinden ze nog fijn

Mijn vriendinnetje, ik laat jou alle nachten
Dat ik tranen om jouw ontrouw heb gestort
Maar onthoud dit wel - ik zal geduldig wachten
Tot ik lach omdat jij ook belazerd wordt.
(Testament)

De volgende tekst waarmee Nijgh op de proppen komt is iets totaal anders: het surrealistische Het Land Van Maas En Waal. 'Mensen vroegen ons altijd of dat voortkwam uit LSD-gebruik. De waarheid was dat Boudewijn en ik op een dag in 1966 door Artis liepen. Boudewijn vertelde over een kinderboek waarin de zin '...en toen vlogen ze samen over het Land van Maas en Waal' voorkwam. Ik geloof dat er inderdaad wel een prettig sigaretje was gerookt, maar zo out of the mind waren we nou ook weer niet. Ik bleef gewoon kauwen op die zin.'
Het Land Van Maas En Waal wordt dé carnavalshit van 1967. 'Dat was helemaal niet de bedoeling', memoreert Boudewijn de Groot. 'Ik wilde iets in de geest van Rainy Day Women #72 & 35 van Bob Dylan; een langzame, dronken polonaise. Vandaar ook dat lachje op het eind, zoiets had Dylan ook. Onze arrangeur Bert Paige kwam echter met een heel braaf arrangement. Vrolijk en inventief, maar veel te netjes. Onze producer Tony Vos heeft toen een tijdlang op me in zitten praten. Hij wees erop dat het perfect paste bij het lied en dat voor mijn idee geen studiomuzikanten te vinden waren. Zo heb ik me laten overhalen. Mokkend ben ik overstag gegaan! Maar toen de plaat uitkwam vond iedereen het een leuk nummer. Op oudejaarsavond was het de uitsmijter van het belangrijkste muziekprogramma en in de aanloop naar carnaval knalde het door naar de eerste plaats. Tegen die tijd was ik Rainy Day Women allang vergeten...'
Het Land Van Maas En Waal vormt de opmaat voor het surrealistische album Picknick. Boudewijn: 'Het moest onze Sgt. Pepper's LonelyHeart Club Band worden, een psychedelische plaat met een doorlopend verhaal. In plaats van een openluchtconcert van een orkest hadden wij dan een picknick waarbij allerlei muzikanten meededen. Voor de hoes werden Simon [Posthuma] & Marijke [Koger] ingeschakeld, die ook een deel van de hoes van Sgt. Pepper's hadden gemaakt [en met hun kostuums, decoraties en hoesontwerpen gezichtsbepalend waren voor de Britse psychedelica-underground]. En in de studio was het eindeloos experimenteren met vreemde geluiden en uiteraard hadden we een Indiaas nummer en een jarendertigliedje. Op het eind van het slotnummer Prikkebeen hebben we zelfs zo'n lang uitklinkende piano.'
Maar Picknick is niet de artistieke en commerciële triomf die Sgt. Pepper's wel was. Behalve Prikkebeen staan er weinig memorabele stukken op. De plaat zinkt al snel in de vergetelheid. De ster van Boudewijn de Groot verflauwt even gauw als hij gekomen is. Helemaal als hij in 1968 de samenwerking met Lennaert Nijgh verbreekt. 'Voor mijn optredens kwam ik steeds meer in jeugdclubs terecht, waar voornamelijk beatmuziek werd gespeeld. De hits vonden ze daar nog wel leuk, maar zodra ik een luisterliedje als Testament of Verdronken Vlinder inzette haakte het publiek af. Dat was uitermate frustrerend. Ik raakte helemaal de weg kwijt. Ik ben eerst met een oud-studiegenoot een experimentele geluidscollage gaan maken: de lp Nacht En Ontij. Daarna vond ik dat ik net als iedereen met een band Engelstalige rockmuziek moest maken. Alles liever dan in m'n eentje in een feesttent ergens in de provincie. In al die plannen kwam Lennaert niet meer voor, dus die samenwerking verdampte.'

Begin jaren zeventig probeert Boudewijn de Groot de Engelstalige groepen The Tower en Session van de grond te krijgen. Tevergeefs. 'Nadat ik was gestopt met zingen in het Nederlands kwam ik steeds meer mensen tegen die zeiden hoe jammer ze dat vonden. Toen de dubbel-lp Vijf Jaar Hits met onze oude liedjes wel een enorm succes werd, groeide het idee om toch weer platen in het Nederlands te gaan maken. In de loop van 1972 zijn Lennaert en ik weer bij elkaar gaan zitten om liedjes te gaan schrijven. De hernieuwde samenwerking blijkt inspirerend. Eerst helpen ze Rob de Nijs terug de hitparade in met Jan Klaassen De Trompetter, Dag Zuster Ursula en Malle Babbe. Daarna volgt het album Hoe Sterk Is de Eenzame Fietser, dat met gejuich wordt onthaald. De single Jimmy ('als hij maar geen voetballer wordt, dan schoppen ze hem misschien wel dood') is een van de grootste hits uit Boudewijns carrière. Minder bekend is dat de tekst hiervan niet van Lennaert Nijgh is maar van Boudewijns toenmalige zwager Ruud Engelander… en dat de zin Hoe sterk is de eenzame fietser niet gelezen moet worden als een vraag maar als een constatering, 'ik vond het een prachtige tekst, maar had de grootste moeite er muziek op te maken. Het was echt passen en meten. Aan het eind hield ik nog een stukje over: Maar liever dat nog dan het bord voor z'n kop van de zakenman, want daar wordt hij alleen maar slechter van. Dat heb ik er toen maar een apart melodietje aan geplakt. Het is een prachtig lied geworden, waar ik heel trots op ben, maar het maakte me ook duidelijk dat ik met de teksten van Lennaert toch het makkelijkste werk.'
Ook in de 21e eeuw kun je gewoon met een gitaar op het podium een liedje populair maken
In 1975 stagneert de samenwerking met Lennaert echter opnieuw. Wederom is het Boudewijn die de kont tegen de krib gooit. 'Ik kwam in contact met René Daalder, een oude vriend van de Filmacademie. Hij vond dat ik een plaat over mezelf moest maken in plaats van steeds weer teksten van Lennaert te zingen. Op dat moment was ik daar gevoelig voor. Dus hij heeft me geholpen mijn zielenleven op papier te zetten.'
Het resultaat, het album Waar Ik Woon En Wie ik Ben stelt echter teleur en belandt al snel in de uitverkoopbakken. Voor de geschiedenis van de Nederpop is het niettemin een belangrijke plaat. In de begeleidingsband die voor de navolgende tournee wordt geformeerd leren toetsenist Ernst Jansz en bassist Henny Vrienten, de latere frontmannen van Doe Maar, elkaar kennen. 'We reden altijd met twee auto's naar de zaal van die avond', herinnert De Groot zich. 'Ernst en ik gingen altijd samen. Henny reed mee met de besteleend van drummer Johnny Lodewijks. Wij draaiden altijd rustige muziek, meestal iets van de Everly Brothers of zo. Johnny had altijd keiharde reggae op staan. Dat was in die tijd nog heel bijzonder, echte undergroundmuziek. We zagen die auto altijd heen en weer schommelen, en er kwamen enorme rookwalmen uit. Tijdens die tour is Henny's liefde voor reggae begonnen.'

Voor zowel Lennaert Nijgh als Boudewijn de Groot begint in 1975 het grote dwalen. De tekstdichter schrijft voor Rob de Nijs de hits Zet Een Kaars Voor Je Raam Vannacht en Het Werd Zomer, maar ziet zijn musical Ik Jan Cremer floppen. Vanaf de tweede helft van de jaren tachtig schrijft hij vooral columns in het Haarlems Dagblad. Boudewijn vertrekt naar de Verenigde Staten, waar hij een tijdlang woont. Als het geld op is, keert hij terug naar Nederland. Hij maakt enkele platen en gaat op tournee, maar merkt dat het heilige vuur is verdwenen. In 1984 neemt hij voor onbepaalde tijd pauze. 'Ik had met Maalstroom een plaat gemaakt waarop ik alles zelf deed: de teksten, de melodieën, de arrangementen. Dat had ik altijd al gewild, maar het resultaat viel tegen. Mooie liedjes, maar volstrekt onder de maat uitgewerkt. Ik heb toen gezegd: en nu even niet. Even werd dus twaalf jaar.'
Om aan de kost te komen vertaalt Boudewijn detectives, onder meer van Stephen King. Ook produceert hij platen voor anderen, zoals Rowwen Hèze. Begin jaren negentig staat hij weer eens op de planken als hoofdrolspeler in de musical Tsjechov. 'Die werd goed ontvangen en dat voelde toch wel prettig. Langzamerhand kreeg ik weer de drang om een plaat te maken. Nu waren de albums zonder Lennaert me slecht bevallen, dus moest het weer een plaat van ons samen worden. Een goed idee, vond ook Lennaert, maar de uitvoering stuitte op de nodige problemen. Hij had al zo lang geen liedteksten meer geschreven dat de routine eruit was.
'Het verleden woog ook zwaar. Op een gegeven moment ben ik ook met anderen gaan schrijven, want ik voorzag dat de plaat er anders nooit zou komen.'


In 1996 verschijnt Een Nieuwe Herfst, 'Van de veertien liedjes waren er acht met een tekst van Lennaert. Maar de helft daarvan dateerde al uit de jaren zeventig. Meer zat er gewoon niet in. Avond, het prijsnummer van die plaat, stamde al uit 1973. We schreven het voor Rob de Nijs en het stond op zijn lp In De Uren Van De Middag. Niemand was het ooit opgevallen, maar zelf vond ik het altijd een heel mooi liedje. Vandaar dat ik het zelf opnam.'
Oude koek of niet, Een Nieuwe Herfst luidde de succesvolste comeback uit de Nederlandse popmuziek in. Sinds 1996 zijn de albums steevast goed voor platina en de theaters tot aan de nok gevuld. Avond reikte zelfs tot de eerste plaats van de Top 2000 van Radio 2, boven Bohemian Rhapsody, Hotel California en Stairway To Heaven. 'zelfs boven The Beatles', grinnikt Boudewijn, met een mengeling van ongeloof, sarcasme en trots. 'Dat is de impact van veel optreden in het theater, denk ik. Al bij de eerste concerten na het uitkomen van Een Nieuwe Herfst had Avond veel succes. We hebben het op single uitgebracht, maar die flopte. Ook daarna was het niet vaak op de radio te horen. Toch zag je het nummer ieder jaar hoger klimmen in die lijst. Mensen hoorden het in het theater, kochten de plaat en zijn ervan gaan houden. Zo zie je maar weer dat de radio en de hitparade niet zaligmakend zijn. Ook in de 21e eeuw kun je gewoon met een gitaar op het podium een liedje populair maken. Dat vind ik wel een mooie gedachte.'
Want je kunt niets zeker weten
En alles gaat voorbij
Maar ik geloof, ik geloof, ik geloof, ik geloof,
ik geloof in jou en mij
(Avond)
Het lied verwoordt een universeel gegeven waarmee iedereen zich kan identificeren, weet ook Boudewijn de Groot. 'Iedereen kan er voor zichzelf iets uithalen. Voor de één is er je kunt niets zeker weten, voor de ander ik geloof in jou en mij.' Voor hemzelf kreeg Avond mettertijd meer lading. 'Lennaert schreef de tekst destijds voor zijn toenmalige vrouw Anja Bak. Tegenwoordig is zij mijn vrouw. Toen ik het lied zelf opnam heb ik de tekst ook op een paar punten iets aangepast.'

De samenwerking tussen Lennaert Nijgh en Boudewijn de Groot had alle kenmerken van een knipperlichtrelatie. Dat Anja eerst met de tekstdichter was en later met de componist, lijkt ook een complicerende factor. Toch was de relatie tussen de beide schrijfpartners verre van tumultueus. 'Eerder nogal vrijblijvend', herinnert Boudewijn zich. 'Een ander zou het misschien vanzelfsprekend noemen. Lennaert was geen boezemvriend in de zin van dat ik enorme gesprekken met hem had en alles van hem wist. Maar als ik hem nodig had, dan was hij er. Als mijn relatie stukliep, kon ik midden in de nacht bij hem aanbellen. Hij was gastvrij, maar geestelijk bleef hij altijd op afstand, wat er in zijn hoofd omging wist niemand.'
Over hun liedjes praatten ze zelden. 'Hij schreef zijn teksten voor mij, met mij als mogelijk onderwerp. Dat ging ook gemakkelijk, want jarenlang verliepen onze levens tamelijk parallel, zeker in die beginperiode deelden we dezelfde esthetiek en dachten we ook min of meer hetzelfde.
Onze karakters verschilden wel, maar dat maakte voor de teksten weinig uit. En als een tekst voor hem klaar was, moest ik maar zien wat ik ermee deed. Als ik iets wilde schrappen of veranderen vond hij dat nooit erg. Daar hoefde ik niet met hem over te discussiëren. Andere tekstdichters zijn daar veel gevoeliger in.'
Die nuchterheid is kenmerkend geweest voor hun samenwerking, meent Boudewijn 'We schreven als er een plaat moest komen. Een plaat kwam er niet omdat er al liedjes waren. Daarom is ons oeuvre ook vrij klein. Voor ons lol samen gaan zitten om iets te schrijven, deden we niet. Maar ik kijk met veel trots naar wat Lennaert en ik hebben gemaakt. Daar past geen valse bescheidenheid. Samen stegen we boven onszelf uit. Als je het mij vraagt zit dat 'm in de onderwerpkeuze, de eenvoud en de consequentheid. Lennaert bleef altijd bij zijn onderwerp. Alle beelden die hij gebruikte hadden altijd te maken met dat waar het lied over ging, waar bij andere tekstdichters toch vaak een soort vrijblijvendheid overheerst. Anderen willen nog wel eens zijpaden inschieten die als zelfstandig beeld of woordgrap wel leuk zijn en niet al te zeer uit de toon vallen. Bij Lennaert versterkte ieder beeld het geheel, zonder dat hij in herhaling verviel. Hij zette je nooit op een dwaalspoor, maar bleef wel telkens verrassen.'
Lennaert was gastvrij, maar geestelijk bleef hij altijd op afstand
In 2002 OVERLIJDT Lennaert Nijgh. 'Het is vreemd om degene die decennia lang mijn teksten schreef te moeten missen. Maar de laatste jaren van zijn leven ging het samenwerken al moeizaam. Dan weer had Lennaert geen zin, dan weer geen fut en dan weer geen vertrouwen. Ik heb aan het gevoel kunnen wennen.'
De overgebleven teksten vinden hun weg naar het album Het Eiland In De Verte (2004). ' Het meeste materiaal op Het Eiland In De Verte kwam uit de oude doos, maar Lennaert heeft er nog wel een wezenlijke hand in gehad. Zo drong hij er sterk op aan dat ik iets deed met Berlijn. Een tekst die mij in eerste instantie niet zo aansprak, maar omdat Lennaert zo aandrong heb ik mezelf een beetje aan de kant geschoven. Gelukkig maar, want het lied is erg goed gelukt. Na die plaat was het op. Voor Lage Landen heb ik de drie laatste schetsen die er nog lagen voltooid. De map is nu echt leeg.'
Op zijn jongste studioalbum Lage Landen (2007) tekent Boudewijn de Groot zelf voor de meeste teksten. 'Eerst wilde ik enkele bekende tekstdichters materiaal laten schrijven. Wat ze aanleverden vond ik wel mooi, maar ik kreeg er geen ideeën voor de muziek bij. Dus ben ik zelf maar gaan schrijven. Ik zag daar aanvankelijk enorm tegen op, maar gaandeweg ging het steeds beter en vond ik het ook leuk worden. Door de jaren heen heb ik wel vaker mijn eigen teksten geschreven, Als De Rook Om Je Hoofd Is Verdwenen bijvoorbeeld. Maar ik was er altijd onzeker over. Zelfs toen ik Achter De Hemelpoort had geschreven, waar mensen om me heen nogal van onder de indruk waren, had ik het idee dat het een eenmalige uitschieter was. Waar die onzekerheid vandaan komt, snap ik ook niet goed. Doordat ik altijd met Lennaert heb gewerkt, lag de lat natuurlijk wel erg hoog. Inmiddels speelt die onzekerheid niet zo'n rol meer. Tekstschrijven is mijn nieuwe hobby geworden.'
Lage Landen is een van zijn succesvolste albums en maakt nieuwsgierig naar nieuw werk. Na tien jaar vrijwel onafgebroken toeren last Boudewijn de Groot dit jaar echter eerst een sabbatical year in. In 2009 hoopt hij met een nieuw zelfgeschreven album terug te keren. Hoewel Lennaert Nijgh intussen ruim vijfjaar dood is, worden hij en Boudewijn de Groot nog altijd in één adem genoemd. Het stoort de zanger niet. 'Nee, integendeel. Ik ben trots op het oeuvre dat we samen hebben opgebouwd. Ik moet ook toegeven dat ikzelf met regelmaat aan Lennaert denk. Ik betrap me er ook op dat ik me dan afvraag waar hij nu is. Wat merkwaardig is, want bij andere overledenen die me na hebben gestaan, heb ik dat niet. Blijkbaar toch een verkapte hoop hem nog eens te zien.'




Bronnen: meerdere interviews van de auteur met Boudewijn de Groot in de jaren 2003-2007. Quotes van Lennaert Nijgh uit de begeleidende teksten in zijn Liedbundel Tekst En Uitleg (Uitgeverij Conserve, 1991). Vorige maand verscheen bij uitgeverij De Buitenspelers het boek Testament, Leven En werk Van Lenneart Nijgh door Peter Voskuil.


Omhoog
Terug