Boudewijn de Groot wordt honderd: 60+40

De torenklok van het eeuwig heimwee

auteur: Herman Veenhof, Foto: Nederlands Dagblad/Jaco Klamer
geplaatst in: Nederlands Dagblad: Het Katern, 20 februari 2004

Vandaag verschijnt de nieuwe plaat van Boudewijn de Groot. Dat op zich is al bijzonder, want het is zijn tiende album met nieuw werk in maar liefst veertig jaar. Die spaarzame productie was altijd een keuze voor, nooit gebrek aan. De zanger is een muzikaal perfectionist en stelt dito eisen aan zijn teksten. De lat dag dan ook hoog voor Het eiland in de verte. Maar Boudewijn de Groot springt er ruimschoots en weemoedig mooi overheen. Niet gek voor een honderdjarige.

Op 20 mei wordt de even gelouterde als gelauwerde zanger zestig jaar oud. Het is dan ook veertig jaar geleden dat hij met een gitaartje de studio's van Phonogram betrad, met een handvol liedjes waarvan een deel alleen door de VPRO met te stout werd bevonden.
Dat maakt samen honderd. Dit jaar viert Boudeiijn de Groot dus zijn eeuwfeest Hij strompelt daar niet heen, maar onderneemt van maart tot en met mei een jubileumtour ('Eeuwige Jeugd') langs de betere theaters in Nederland en - zeer nadrukkelijk - Vlaanderen.
Dat gaat samen met de zeven al even gelouterde muzikanten met wie hij ook deze plaat maakte. Ernst Jansz op vleugel, de Jannen Hendriks en De Hont op akoestische en elektrische gitaar, Lené te Voortwis op bas, Mark Stoop op slagwerk, Monique Lansdorp op viool en Åke Danielson op accordeon en toetsen.
Zijn laatste drie albums kenden steeds kortere intervallen, om het met ironie te zeggen. Na Maalstroom (1984), de enige - en onderschatte - plaat waarop Boudewijn de Groot zelf tekende - Voor muziek en de meeste teksten - kwam Een nieuwe herfst (1996) en nu al weer Het eiland in de verte. Als dat zo met de logaritmische rekenlineaal doorgaat, moet de volgende plaat in 2007 uitkomen. Boudewijn de Groot is dan 63. Nieuwe liedjes van Lennaert Nijgh zullen er niet meer bij zijn. Maar hij heeft er nog twee, 'Hogeduin' en 'Het jagen voorbij'. ,,Daar ga ik zeker nog muziek bij maken. Toekomstmuziek."

Scharnier
Het overlijden van Lennaert Nijgh - op 28 november 2002 - is een scharnier in het proces dat leidde tot de plaat die vandaag uitkomt. Het liefst had Boudewijn dat alleen met zijn teksten gedaan. Maar hem "ontbrak de discipline en kracht" liedjes af te maken. "Toen ben ik verder gaan zoeken." Uiteindelijk werden het acht nummers van Nijgh, drie van Freek de Jonge, twee van De Groot zelf en van Jan Rot en Marcel Verreck elk één.
De plaat duurt ruim een uur en ontroert, grijpt naar de keel, door weemoed en heimwee die even onbeschaamd als onvervalst zijn. The Best Of Boudewijn is nieuw werk, geen laatste ademtocht van een zichzelf herhalend minstreel. Lennaert Nijgh is nadrukkelijk aanwezig, want ook in de teksten van anderen wordt aan hem gerefereerd. Zoals in 'Hoe moet ik het de stad vertellen'

      dat je nooit meer langs de boten 
      dat je nooit meer in de kroeg
      dat je nooit meer aangeschoten
      dat je nooit meer 's ochtends vroeg 
      dat je nooit meer met een glimlach 
      dat je nooit meer op het plein
      dat je nooit meer op een dinsdag 
      dat jij nooit meer hier zal zijn
      

"Deze plaat is geen in memoriam, maar wel een klein monument", schrijft Boudewijn op de hoes. "Het is geen lyriek bij een graf, maar eerder een kort dankwoord, zoals je dat na een vergadering uitspreekt. De rode draden door het album zijn die van verlangen en onbereikbaarheid, en dat is helemaal Lennaert", zegt hij in Overveen, waar we in een etablissement hebben afgesproken.

Tekstflarden
Zelf schreef hij 'De Blauwe Uren'. Daarin laat hij bekende tekstflarden ('vaarwel, misschien tot ziens') de revue passeren, met de bewust kaal gehouden regel 'iets anders weet ik niet'. "Maar het zijn wel de fragmenten en titels die juist mijn eigen inbreng in zijn liedjes waren." Er ligt een filmpje geluid op de gezongen strofen, alsof iemand aan een beademingsapparaat ligt. Het is geen macabere allegorie op Nijghs overlijden, maar een inval van de technicus, die sfeervol genoeg bleek.
"Lennaert gaf mij altijd veel vrijheid in zijn teksten, als ik er muziek bij maakte. Dus veranderde ik woorden of zinnen, paste ze metrisch aan. Dat ging vrij ver. Van sommige liedjes, zoals 'Aeneas nu' zijn maar enkele woorden overgebleven. 95 procent is dan van mij. Dat gaat al spelend. Mijn eigen teksten begin ik ook gewoon met een inval en dan leiden ze me vanzelf naar een eindpunt of afronding. Alleen 'Hoogtevrees' schreef ik in één keer, maar dat was dan ook een droom."

Het openingsnummer 'Berlijn' intrigeert. Niet alleen door het geluidsfragment met de vlot stappende herenschoen, de stadsgeluiden en de klok van de Gedächtniskirche ('gewoon maar een cd'tje met effecten. hoor!'), maar ook door de tekst. Nijgh dichtte ooit:

      midden in de stad
      staat het geraamte van een kerk
      tot monument gebombardeerd
      wat overblijft is mensenwerk
      god heeft zijn lesje wel geleerd
      

De Groot zingt het zo:
      midden in de stad
      staat het geraamte van een kerk 
      tot monument gebombardeerd 
      alsof dat nodig is in deze stad
      die eeuwig door de oorlog wordt verteerd
      

Waarom? "Jouw eerste versie komt uit Tekst en uitleg, waarin Lennaert zijn verzen bundelde, in 1991. Mijn versie is ook van hem, maar uit Ik doe wat Ik doe, uit de pluche-reeks van Nijgh & Van Ditmar, in 2000. Die zing ik."

Klokken
Het eiland in de verte klinkt als een klok. Letterlijk. De kerken zijn een metafoor voor de macht van vroeger, de torenklokken luiden van eeuwig heimwee. Vooral in 'Klok onder water', dat Lennaert Nijgh in zijn laatste dagen vurig aanbeval. Er moést muziek bij komen.
Het werd een langzame pianowals, die wonderwel het onheilspellende gebeier van door de Duitsers geroofde klokken in de Zuiderzee weergeeft. Dat langzame vleugelspel van Jansz kenmerkt ook een ander sprookje van Nijgh, over een verboden liefde tussen broer en zus, 'Het Land van Koning Jan'. Beide liedjes hebben open einden, maar goed aflopen kan het nooit.

Muzikanten gaan nooit met vut of pensioen en Boudewijns stem is alleen aan de randen een beetje geruwd. Vriend en vijand zijn het erover eens dat hij bij optredens beter zingt dan ooit; zijn acteren - als Otto Frank in Het dagboek van, Anne Frank (1995) en twee keer als Tsjechov (ingehouden in 1991 en voluit in 2000) heeft de zeggingskracht van zijn zang vergroot, terwijl het zingen hem beter deed acteren.
"Je moet er wel aan werken. Als je een tijd niet zingt, wordt de stem stroef. En ik heb zangles genomen. Voor mijn repertoire moet je echt kunnen zingen." Dat blijkt verrassend uit het laatste nummer, 'Het Einddoel', geschreven door Jan Rot. Het is een bijna provocatief croonend big bandstuk. "Ja, zoiets wil ik in de toekomst meer gaan doen." De tekst is van Jan Rot, maar werd scherp geslepen tijdens de Andere Tijden-toernee van Boudewijn.

      toen ik wist waarom ik huilde 
      vielen beide ogen droog
      wat mijn tranen zo vervuilde 
      was de waarheid die ik bog

      toen ik wist waarom ik beefde 
      werden angsten minder groot
      en toen ik wist waarom ik leefde
      was ik niet bang meer voor de dood
      

Hij praat opmerkelijk veel over toekomst, terwijl hij toch 'een onverbeterlijk nostalgicus' is en vaak en veel mijmert over vroeger. "Het zijn heden en vooral verleden die mij bezighouden. ik plan niet veel." Het klinkt ingehouden. Zingevingsvragen zijn niet in dit gesprek voorzien. Op de cd worden ze tussen de regels door gesteld. Dat is genoeg.
Dood gaan en jong van hart blijven zijn voor De Groot geen tegenpolen. 'Eeuwige jeugd' heet een tekst die Freek de Jonge voor hem schreef. Het Indische kind en de domineeszoon met koopmansgeest gingen een interessant één-tweetje aan. "Hij schrijft teksten voor mij, komt zo aan de muziek en dan zijn ze min of meer gedeeld bezit, ook voor anderen."
'Eeuwige jeugd' en veel andere teksten op Het eiland in de verte zijn cirkels. Het kind ziet zichzelf als oudeheer in de rimpelingen van een vijver en de grijsgewordene herkent zich juist na die rimpelingen als kind. Plaats onttrekt zich zo aan tijd en omgekeerd. I am younger than that now, zong een andere bard, wiens stem wel kapotging. "Ja, maar voor Dylans rocksongs maakt dat niet uit. Hij fraseert en dat is genoeg." Eeuwige jeugd betekent voor Boudewijn de Groot niet jonger doen dan je bent, maar je jonger voelen dan je bent. "Het is een toestand van tijdloosheid. Lennaert bleef tot zijn dood zeggen: 'Later, als ik groot ben. '"

Oud worden
En toch, oud worden, ook als chansonnier. In zekere zin is dat gemakkelijk. Boudewijn de Groot deed toch al nooit concessies aan de muziek of trends van het nu. Het leven is daarvoor te kort en te serieus; zelfs voor iemand die met een 'Ballade van de onsterfelijkheid' Dylans 'Rainy Day Women' en zijn eigen onbedoelde carnavalshit 'Land van Maas en Waal' in de juiste proporties hergroepeert, grijnst eens de dood.
\ De ballade is van Lennaert Nijgh en is een ironische, donkere polonaise, een hoempa-nummer over vergrijzing, 'zitten bij het raam, beetje praten, beetje pitten en dan roepen ze je naam'. Zo slepend was die carnavalshit uit 1967 - Boudewijns enige nummer-één-hit - ook bedoeld.
De Groot moest het nummer tot kotsens toe zingen. Nu kan het wat vaker in de kast blijven liggen, ten faveure van een nieuwe kraker in swingend marstempo, 'De zwembadpas' een ander nummer van Freek de Jonge, waarin Kees de Jongen terugkomt als oude zwerver.
Ironisch is het album zelf ook wel. Al zullen er wel weer putdiepe analyses op worden losgelaten. "Dat had Lennaert ook altijd met zijn teksten. Hij verbaasde zich over wat de horde exegeten er allemaal in zag."
Die hoes alleen al: het gedroomde waddeneiland (Vlieland?, waar Nijgh in betere dagen met zijn kotter De Jonge Jacob graag aanlegde) met de groene zee en door een bleke zon beschenen donderwolkjes blijkt een interessant fotoshopje te zijn. "Iemand maakte een foto van Durgerdam vanuit het IJsselmeer, we maakten daar een eilandje van en plakten het tussen zee en lucht. Het is een montage van drie prenten."
Het langste - en mooiste - nummer van de plaat het 'Op weg naar mijn lief'. Muziek én tekst van Boudewijn de Groot. Ook al een cirkel, met zorgen aan het begin en zorg aan het eind, een reisavontuur langs barre oorden dat vertrekt uit liefde en aankomt in liefde. Daar tussenin brandende daken en een gestopte trompet.

      laat je niet misleiden 
      hier in mijn armen
      maar ga naar al die landen 
      help eerst de allerkleinsten 
      en tot het einde der dagen 
      heb ik je lief
      

www.boudewijndegrootthuispagina.nl


Omhoog
Terug