50 interviews uit 25 jaar interviewen

Boudewijn de Groot (het eerste interview uit het boek)

auteur: Ischa Meijer †
geplaatst in: Ischa Meijers boek: De Interwiewer, 2000

Protestzanger nummer één van ons landje (met 'Meneer de president slaap zacht' als zeer hoog genoteerd hitparadepaardje) is niet thuis in Amsterdam.
Hij logeert in Aerdenhout om even uit te blazen van zijn drukke werk in een omgeving die hem misschien wel de woningnood (waar hij zo charmant striemend van weet te zingen) doet vergeten maar mij wel enigszins een indruk geeft van het milieu waar prostestzangers in het algemeen tegen fulmineren.
Een aardige kennis uit Heemstede brengt mij naar het adres: een kasteelachtig huis met in contouren en opzet duidelijke Rietveld-allures, omgeven door een compleet bos.
De jongens liggen achter, roept een prettige jonge vrouw mij van een balkonnetje toe wanneer ik wat verloren tegen de machtige gevel van de villa opkijk.
Rielekst liggend in het gras ontvangt Boudewijn, voor vrienden Boudi, voor zeer schaarse intimi 'Bo', mij, verstrooid bladerend in een geïllustreerd weekblad.

(Alle fans aan dek, denk ik en ik peins hoe ik het best dit interview kan beginnen. Boudcwijn is niet onder de indruk? Waarom zou hij ook? Hij leest nog steeds in het blad. 1k denk aan zijn elpee en begin maar over meneer de president, de politiek et cetera.)

Ik: 'Ben je politiek geëngageerd?'
Boudewijn: 'Och, Ik weet d'r eigenlijk niet zoveel van.'
Ik: (verbaasd want-hij-is-toch-protest-mens) 'Heb je dan soms een mening over die hele toestand over monarchie, anarchie, republiek?'
Boudewijn: 'Kan me niet zoveel schelen.'
Ik: (nou ja, dan maar een vraag over de republiek) 'In meneer de president zing je over de president van de Verenigde Staten…'
Boudewijn: (hij is een beetje verbaasd, zet een grappig gezicht op) '0, ja?'
Ik: 'Ja, je hebt het duidelijk over het Witte Huis.' (pauze)

(Blonde miljonairszoon Jan Willem S., permanent bewoner van het huis dat nog steeds kolossaal achter mij ligt, komt thee brengen. Het is zeer behaaglijk zo in het gras met Boudewijn de Groot, die weer eventjes snoept van het geïllustreerde weekblad en dan peinzend zegt:)

Boudewijn: 'Je moet 't zo zien. "Meneer de president" is zwart-wit. Het had een cyclus moeten zijn. Met Ho Tsji Minh d'r in en nog wat van die lui. 't Is zwart-wit. Maar ze mogen altijd na een voorstelling met me komen praten (pauze). 't Liedje moet een aanleiding zijn.'
Ik: 'Je protesteert. Omdat… (ik aarzel) 't een rage is?'
Boudewijn: Ja, ik ga mee met de rage. Ik geef ze wat ze willen. Met behoud van kwaliteit natuurlijk.'
Ik: 'En als 't nou straks niet meer in is…
Boudewijn:'Ach dan is er wel weer wat anders.'
Ik: 'Je bent dus…'
Boudewijn: 'Ik ben dus commercieel. Ik zing voor Jan, Piet…'
Ik: '… en Klaas?'
Boudewijn: (vaag) 'Ja.'

(Er ontwikkelt zich een gesprek over de kwaliteit van songs, over een constant groeiend repertoire waarbij kwaliteit een eerste vereiste is. Ik neem Léo Ferré als voorbeeld. Anneke Versteeg, zijn vrouw, stoort onze traag groeiende spraak- en begripsverwarring met de uitroep: Ferré… die ouwe homofiel? Ik zwijg perplex. Probeer nog, maar Boudewijn stelt een beetje teleurgesteld vast dat ik, een beetje onterecht en niet terzake doende, een lans wil breken voor het Franse chanson. Wat een beetje waar is.)

Boudewijn: 'Ik wil niets van al die poëtische waasjes weten.'
Ik: 'En je ballades dan?'
Boudewijn:'Toch zit er bij mij ook een groei….eerst was ik de jongen met de gitaar die Neerlands eerste troubadour wilde worden…'
Ik: 'Dat is je gelukt.'
Boudewijn: (onverstoorbaar) 'Toen kwam er een viooltje bij….toen een heel orkest… nu wil nog meer rumoer... Ik ben overgeleverd aan mijn tekstschrijvers (Lennaert Nijgh: van én van Ditmar), geweldig, Harry Geelen, niet zo bij…toch werk ik aan een constante productie.'

(Ik ga maar over op concrete vragen, we drinken nog een kopje thee.)

Ik: 'Wat vind je van de hitpers?'
Boudewijn:'Te zwart-wit... bijna de... Telegraaf.'
Ik: 'Zou je daarin een interview...'
Boudewijn: 'Nu niet meer... wel toen ik nog niet bekend was...' (glimlacht alsof het een grap is, maar doet verder ernstig)
Ik: ''Meneer de president" vond je ook zwart-wit.'
Boudewijn: 'Ja, maar ik sta open voor discussie...'


(We hebben het over Lennaert Nijgh, de tekstschrijver van Boudewijn de Groot. Boudewijn brengt me een map met werk van Lennaert. Een drama in verzen. Vele aan zijn bewonderde 'Bo'. Ik staar minutenlang op een bladzij hagelwit papier van uitstekende kwa1iteit waarop, exact in het midden, het woordje trut staat. Nu even een artificiële vraag, denk ik en ik steek van wal.)

Ik: 'Wat zing je bet liefst?'
Boudewijn: 'Voor publiek natuurlijk "Meneer de president"... en voor mezelf? "Vrijgezel"... erg fijn... of... "Er kunnen andere tijden"…'
Ik: (nog een poging om iets van protest te horen in het proza van de meester zelf) 'Wat stel je je voor van die "Andere tijden"...?'
Boudewijn: (glimlacht ontwapenend weerloos) '…Nou, ik weet d'r niets van, ik hoop...misschien wel een soort Utopia.'
Ik: 'Daar zouden jongens als jij je niet thuisvoelen.' (ik bedoel, je brood niet kunnen verdienen)
Boudewijn de Groot kijkt me lachend aan en zegt: 'Och, wie weet...'


Omhoog
Terug