Humo sprak met BOUDEWIJN DE GROOT (59)

Wij waren jongens die niet beter wisten

auteur: Rudy Vandendaele, Foto: Johan Jacobs
geplaatst in: HUMO, 17 februari 2004

'Na zoveel huwelijken en relaties vind ik het wel genoeg, nu. Ik zie slechte tijden niet langer als het einde van een relatie;
ik wil het nodige doen om er overheen te komen.'

'Ik heb mijn moeder nooit gekend - ze stierf toen ik één was. Mocht ik een brief uit Madrid krijgen waarin iemand schrijft
dat hij me alles over haar kan vertellen, dan zal ik onmiddellijk in de auto springen en naar Madrid rijden.'


Mocht ik mijn nostalgie niet beu zijn - vannacht heb ik ze moeizaam afgeworpen als de adder zijn versleten vel - dan zou ik nu enkele bladzijden lang het oeuvre van Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh kunnen bezingen, desgewenst in jambische pentameters.
'Voor de overlevenden' kreeg ik op mijn dertiende, en sindsdien heb ik elke nieuwe plaat van Boudewijn de Groot gekocht of anderszins bemachtigd. Ik mag nog steeds graag naar al dat oude werk luisteren, zonder dat ik de indruk krijg dat het passé is. Zelfs 'Picknick',
een plaat die onlosmakelijk met de psychedelische droomfase van de jaren zestig is verbonden, beluister ik nog regelmatig, al was het maar om me voor de zoveelste keer te verbazen over de onovertroffen arrangementen van de George Martin der Lage Landen: wijlen Bert Paige, die in zijn geboortestad Gent gewoon naar de naam Albert Lepage luisterde.

In Gent ontmoet ik Boudewijn de Groot in de hotelbar van het Sofitel. Nu hij in de nieuwe serie van 'Flikken' acteert, logeert hij hier.
Hij heeft ook een nieuwe cd uit: 'Het eiland in de verte' is zijn eerste werkstuk na de dood van Lennaert Nijgh, maar er staan nog acht nagelaten nummers op van de beste Nederlandstalige liedjesdichter allertijden. 'Deze cd is geen in memoriam, maar met acht 'nieuwe' nummers van Lennaert is hij wel een klein monument geworden,' lees ik in de hoestekst van Boudewijn de Groot.

BOUDEWIJN DE GROOT: "Deze plaat is vooral geen grafrede; ze is ook niet het ultieme statement over onze samenwerking.
Tot anderhalf jaar geleden hoopte ik nog dat er een plaat zou komen met alleen maar teksten van Lennaert, maar lang voor hij overleed,
zag ik al dat het niet zover zou komen."
HUMO: In zijn columns in de Haarlemse Courant deed hij weleens ironisch over zijn verval.
DE GROOT: "Hij koketteerde ermee. Hij zag er iets romantisch in, en hij stelde zich graag op als de lijdende kunstenaar, als iemand die geteisterd werd door invloeden van buitenaf,
waar hij niks tegen kon doen."
HUMO: Hoe keek jij aan tegen die romantische houding, die op de duur geen pose meer was maar bittere werkelijkheid?
DE GROOT: "Ik hou niet van lijden, want ik put er geen inspiratie uit. Lennaert deed dat wel, hoewel hij ontzettend vrolijk kon zijn, en zich ook best vrolijk kon maken over zijn lijden. Lijden betekende voor hem ook: de onbereikbare liefde, een vast thema in zijn werk. Zo'n onbereikbare liefde vond hij op zich niet leuk - hij was niet per se een masochist - maar als hij er eenmaal overheen was, kon hij er als Dante op terugkijken, en daar was het hem om te doen."
HUMO: Maakt 'Het eiland in de verte' deel uit van een rouwproces?
DE GROOT: "Neen. Ik heb niet echt om hem gerouwd, toch niet in artistiek opzicht, want we hebben samen voldoende gedaan om trots op te zijn. Of, voor mijn part, om dankbaar om te zijn, of blij. Dat hij nog maar weinig nieuwe teksten maakte, is niet van de ene dag op de andere gekomen: het was een slepende zaak. Ik heb in de loop der jaren heel vaak op teksten van hem moeten wachten -teksten waar vaak niets van in huis kwam. Op de duur ben ik gaan inzien dat het niet alleen geestelijk onvermogen, writer's block of angst was, maar ook een lichamelijke kwestie: angst voor wat hij onder de leden had. Hij ging er in de loop der jaren ook steeds slechter uitzien, en dat was niet louter aan zijn onbezonnen levensstijl te wijten: het was een ziekte die hem uitholde."
HUMO: Zei je hem ook dat hij er slecht uitzag?
DE GROOT: "Neen, want er was over het algemeen weinig bespreekbaar met hem, en ziekte al helemaal niet. Dat fysieke lijden kon hij wel zien als iets dat belangrijk was voor zijn kunstenaarschap, maar dat het een minder romantische oorzaak en een nog veel minder romantisch gevolg had, daar durfde hij niet aan te denken. Hij durfde niet naar de dokter, puur uit angst voor de diagnose."

Piepend geneurie
HUMO: Na het einde van een relatie heb je ooit vijf jaar lang met hem onder één dak gewoond. Hoe comfortabel was dat?

DE GROOT: "Uitermate comfortabel (lachje).
"In al die jaren dat ik hem ken, heb ik hem misschien twee keer echt kwaad gezien; voor de rest wist je nooit wat hij werkelijk voelde, daar liet hij zich niet over uit. En ik kon in die periode alleen maar vaststellen dat hij zijn talent slecht behandelde. Het samenwonen maakte onze verhouding niet intiemer, en ook niet vertrouwelijker. Het betekende in geen geval dat ik dieper tot hem kon doordringen, en meer openheid van hem kreeg. Ik vond zijn aanblik deprimerend, en ook wel zorgwekkend. Ik ging denken dat er misschien iets aan te doen was, maar dat was niet zo. Er was geen beginnen aan. De situatie was uitzichtloos."
HUMO: Jullie hebben samen al die klassiek geworden liedjes geschreven. Was er sprake van een wederzijdse afhankelijkheid?
DE GROOT: "Of die afhankelijkheid wederzijds was, weet ik niet. De laatste tien jaar wou hij alleen nog voor mij schrijven, niet meer voor anderen, maar ik weet niet of dat uit afhankelijkheid voortkwam. Nu ja, hij zal wel het meeste bevrediging gevonden hebben in de muziek die ik bij zijn teksten geschreven heb, en ook in de manier waarop ik die teksten zong. Omdat hij gewoon minder kon schrijven, moest hij zich wel tot mij beperken.
"Ik ben altijd op zoek geweest naar teksten die ik goed kan uitvoeren. Van wie ze zijn, maakt me niet zo vreselijk veel uit. Alleen: met Lennaert voelde ik me het meest verbonden. Zijn teksten heb ik altijd heel goed aangevoeld - intuïtief was dat voor mij vertrouwd gebied, al was ik het niet altijd eens met zijn manier van denken. Als ik teksten van anderen neem, vraag ik me niet af: zijn ze zo goed als die van Lennaert, maar wel: voel ik er hetzelfde bij als die van Lennaert? In 99,5 procent van de teksten die hij me gaf kon ik me vinden; bij anderen is dat tien procent - maar die tien procent zijn dan wel prima, en van de kwaliteit van Lennaert"
HUMO Bij 'Eeuwige jeugd' en 'De vondeling van Ameland', teksten van Freek de Jonge, heb je werkelijk prachtige muziek geschreven. Naar mijn gevoel ontstaat in die nummers dezelfde symbiose als bij de teksten van Lennaert Nijgh. Bovendien doen Freeks teksten me aan die van Nijgh denken: de zee zit erin, en ze hebben de allure van zeemanslegendes. Die symbiose bereikte je destijds ook met 'Kinderballade' van Gerrit Komrij: als je die muziek hoort, voel je dat er geen andere muziek bij die tekst geschreven kon worden.
DE GROOT: Van Freek hoop ik nog meer teksten te krijgen - ik heb er overigens nog enkele liggen, waarmee ik aan de slag moet. En wat Gerrit Komrij betreft: ik heb met de gedachte gespeeld meer teksten aan hem te vragen, en ik speel er nog steeds mee. Maar ik aarzel steeds. Ik denk dat ik bang ben een soort hoongelach te horen vanuit Portugal (lacht). Of: "t Was één keer leuk, maar het hoeft niet meer.' Hopelijk ben ik ten onrechte bang. Tussen haakjes: ken je de versie die dEUS van 'Kinderballade' heeft opgenomen? Die vind ik prachtig: zo kaal, zo uitgekleed en zo mooi, en veel wranger dan mijn versie, die veeleer Victoriaans en pastoraal is."
HUMO: Vroeger componeerde je letterlijk at fluitend. Doe je dat nog steeds?
DE GROOT: "Neen, nu breng ik meer een hoog piepend geneurie voort (lacht)."

Fikkie stoken
HUMO: In 'De blauwe uren', je zelfgeschreven hommage aan Lennaert Nijgh, zing je dat de melodieën, in tegenstelling tot teksten, je komen aanwaaien.

DE GROOT: "Zeker bij teksten van Lennaert: het is alsof die melodieën met die teksten meegekomen zijn."
HUMO: Heb je ooit het gevoel gehad dat jij en Lennaert, bij wijze van spreken, een huwelijk vormden?
DE GROOT: "Neen, want er zat geen plan achter onze samenwerking, en ambitie hadden we eigenlijk ook niet. We waren jongens die niet beter wisten. We stookten spontaan een fikkie, en de hele straat liep uit om dat fikkie met enthousiasme te begroeten en er blij omheen te gaan staan. Was men toen meteen met de brandspuit tekeergegaan, dan hadden we het fikkie stoken waarschijnlijk wel gelaten. Het is al bij al wonderlijk dat er een carrière uit is voortgevloeid."
HUMO: Anders was je cameraman geweest, want daarvoor ben je ooit opgeleid aan de filmacademie.
DE GROOT: "Ja, maar de muziek zat toch diep in me. Misschien had ik zonder Lennaert bij een beatbandje gezeten, en had ik in het Engels gezongen."
HUMO: Twee van je platen wijken af van de rest van je discografie, vind ik: 'Waar ik woon en wie ik ben', met teksten die je in samenwerking met de cineast René Daalder hebt geschreven en 'Maalstroom', waarvoor jij de meeste teksten hebt geschreven. Het zijn vast je meest persoonlijke platen, platen waarop je niet langer de gevoelswereld van Lennaert Nijgh vertolkte, maar ik moest meer moeite doen om ervan te houden dan gewoonlijk.
DE GROOT: "Het basismateriaal van die platen heeft veel te bieden, als je tenminst meer in de persoon van Boudewijn de Groot dan in de zanger geïnteresseerd bent. Jammer dat die platen door de productie tekort zijn gedaan: ze zijn te ontoegankelijk gemaakt. Op 'Waar ik woon en wie ik ben' wou ik mezelf blootgeven, en ik dacht dat dat geen tierlantijnen verdroeg; alle opsmuk is in de productie weggehaald, en daar heb ik nu spijt van. Het was de bedoeling me kenbaar te maken aan de fans, en achteraf bekeken had ik de deur niet op zo'n klein kiertje moeten zetten. 't Is bijna -hoe zal ik het zeggen - schijnheilig. Maar ik ben toen heel erg uitgegaan van de integriteit van het werk; later ben ik tot de verbijsterende ontdekking gekomen dat integriteit niet altijd leidt tot de beoogde resultaten."
HUMO: Wat bedoel je met 'integriteit'?
DE GROOT: "De trouw aan de basisgedachte: mezelf blootgeven, mezelf zo eerlijk en zo open mogelijk vertonen.
" 'Maalstroom' was een ander probleem: op die plaat heb ik te veel zelf willen doen, en ik had ook te weinig zelfkritiek toen ik 'm aan het maken was. Ik wist bij God niet wie die plaat zou moeten arrangeren - Ik had een verschrikkelijke behoefte aan een nieuwe Bert Paige, maar ik hoorde niemand in Nederland die ook maar in de buurt van die man kwam. Ik was toen net uit Amerika terug en ik dacht: Technisch gesproken kan ik niet arrangeren, maar ik ben doordrongen van de muzikale americana, en vanuit dat gevoel zal het me wel lukken. Dat was een enorme zelfoverschatting."

De Amerikaanse periode
HUMO: Tot twee keer toe heb je in L.A. gewoond: je ging er muziek studeren. Vond je misschien dat je in muzikaal opzicht tekortschoot?

DE GROOT: "De eerste keer ging ik er gewoon been om te kijken hoe het er was, en om eens een jaartje weg te wezen uit Nederland, om eens ergens anders te zijn."
HUMO: Was het een vlucht?
DE GROOT: "Nee, gewoon eventjes veranderen van omgeving - de sanatoriumgedachte, zal ik maar zeggen (lachje). Maar goed, ik had er een muziekschool ontdekt, Dick Grove's School of Music, meer een verzameling workshops. Ik vond het in de eerste plaats interessant om te zien waar Amerikaanse muzikanten hun muzikaliteit vandaan halen, en ik vroeg me ook af of hun muzikaliteit meer op opleiding en theoretische kennis dan op praktijk was gestoeld. In ieder geval waren ze niet bang voor theoretische kennis, en ik op de duur ook niet meer. In Nederland mocht je in de jaren zestig, ten tijde van de beatmuziek, vooral geen theoretische kennis hebben, en dus niet weten wat voor noten je speelde."
HUMO: Is het waar dat je het verre van breed had in je Amerikaanse tijd?
DE GROOT: "Ja. Maar hoe pijnlijk en moeilijk het ook was, ik had het ervoor over. Ik heb er ook een soort Lennaert-gevoel gehad, zo van: de kunstenaar moet lijden. Ik zag mezelf de hoofdrol spelen in een deprimerende film over een lijdende muzikant die peuken zocht op straat (lachje). Ik ben er niet in de goot beland, maar ik moest er wel heel zuinig zijn."
HUMO: Als ik denk aan het repertoire dat jij geschreven hebt, verbaast het me dat je niet stinkend rijk bent.
DE GROOT: "Dat zeggen meer mensen me, maar ik kan niet met geld omgaan. Ik heb me niet laten adviseren - de vraag is trouwens wat ik met zo'n advies had gedaan - ik ben niet zakelijk aangelegd, en ik heb veel periodes achter de rug waarin ik weinig inkomsten had, omdat ik me weinig met muziek bezighield: ofwel had ik toen geen gezin, ofwel zat ik artistiek op een dood spoor en had ik geen alternatief. Ik heb nooit gedacht dat het uit was tussen de muziek en mij, maar ik heb wel al vaak gedacht: welke kant wil ik ermee op? En: wat kan ik nog anders dan ik al gedaan heb? Dat ik het even niet meer weet, maakt me niet ongelukkig, maar als ik denk dat ik geen alternatief heb, kan ik me wel behoorlijk beroerd voelen. Juist als je geen inkomsten hebt, dreig je in gedachten heel materialistisch te worden, precies omdat je niet kunt leven zoals je zou willen leven, zelfs niet zoals je minimaal zou willen leven. Altijd kwam er wel iets uit de lucht gevallen: auteursrechten, royalty's, waar ik dan weer een tijdlang mee verder kon. Maar een bestendige geldstroom is er nooit geweest.
"Daar komt nog bij dat geld mij niet interesseert. Met geld kunnen omgaan betekent dat je weet hoe je je kapitaal moet vermeerderen. Daar ben ik niet mee bezig, erger nog: ik ben er bang voor. Bang om een dubbeltje te investeren als ik niet honderd procent zeker ben dat het tot een gulden leidt. Ik beleg dan ook niet, en investeren doe ik al evenmin. Ik laat dat geld dus maar zijn wat het is. Maar inmiddels heb ik het breed genoeg, hoor."

De jaren zestig
HUMO: De status die je nu als artiest hebt, lijkt me comfortabel: je bent tijdloos geworden en je hoeft niet hip meer te zijn om mee te tellen.

DE GROOT: "Ik ben als privé-persoon altijd hipper geweest dan als muzikant, want ik ging mee met stromingen: eerst het existentialistische sfeertje in jazzclubs in Amsterdam, gevestigd in kelders die toen naar goed modernistisch gebruik caves heetten: visnetten en druipkaarsen. En daarna raakte ik gefascineerd door provo, meer als cultureel spektakel dan als politieke en sociale beweging. Ik wist niet waar zij het in politiek opzicht over hadden, en in die tijd had je mij ook nooit op een politieke discussie kunnen betrappen. En de hippiebeweging, de wazigheid van de wierook, vond ik ook een mooi toneelstuk, een mooie sfeer."
HUMO: En jij bekeek het van op een afstand.
DE GROOT: "Neenee, ik nam deel aan het spel, maar ik was geen instigator, niet iemand die een voortrekkersrol wilde spelen. Dat werd soms wel zo gezien, omdat ik een bekende zanger was die liedjes zong die strookten met de geest van de tijd. Maar goed, de wereld werd in dejaren zestig wel kleurrijker en gevarieerder dan voorheen."
HUMO: Veel artiesten die met de jaren zestig geassocieerd worden, krijgen een bloedhekel aan die tijd.
DE GROOT: "Ik kijk graag terug, want ik ben een onverbeterlijke nostalgicus. Ik voel heimwee - het verdriet dat bij Shakespeare sweet sorrow heet. Ik wentel me daar graag in."
HUMO Dat had je dan met Lennaert Nijgh gemeen.
DE GROOT: "O neen, hij was helemaal niet nostalgisch. Als kind was hij oud, en later werd hij 'jonger': hij was de vleesgeworden tijdloosheid. Hij leefde eigenlijk niet in de wereld zoals die is; hij filterde de wereld, en uit het residu dat in zijn geest bezonk, werd zijn wereld geboren. Als kind was hij al zo: hij had geen vriendjes met wie hij echt. speelde; hij zag ze meer als acteurs of als figuranten in zijn innerlijk spektakel. Hij gaf ook heel graag bijnamen aan die vriendjes; hij durfde ze nauwelijks bij hun eigen naam te noemen, want dan werden ze te echt in zijn wereldje. Ik was Bo voor hem, nooit Boudewijn. Niet dat hij zijn vriendjes manipuleerde, maar hij wilde een bijna theatrale relatie met ze, hij wou dat ze een personage waren."
HUMO: Zijn 'Het land van Koning Jan' is misschien wel het merkwaardigste nummer van 'Een eiland in de verte': het gaat over een incestueuze verhouding tussen een broer en een zus, twee kinderen, maar het is zo lieflijk dat je dat vergeet.
DE GROOT: "Ik weet ook niet of de wet incestueuze verhoudingen tussen kinderen verbiedt; ik denk veeleer dat de wet, wat dat betreft, weleens verrassend lankmoedig zou kunnen zijn. Ik denk zelfs dat de publieke opinie daar lankmoedig over is, en dat de afkeer van het publiek zich sneller zal richten naar de volwassene die lieflijk over dat onderwerp schrijft. Lennaert verwachtte dat niemand het zou aandurven om dat lied te zingen, uit angst voor de publieke opinie. Ik heb het aangedurfd omdat het zo'n onschuldig lied is; het suggereert niets anders dan onschuld. En ik vraag me af wat voor mentaliteit er uit afkeer voor dat lied zou spreken. Maar er zijn natuurlijk altijd suspicious minds. Die waren er in de jaren zestig ook al: toen spraken ze schande van 'Welterusten, meneer de president'."

Indische jeugd
HUMO: Over volwassenheid zei Lennaert Nijgh: 'Volwassen betekent: iets dat niet meer groeit. Je volwassen voelen is de dood in de pot.'

DE GROOT: "Volwassenheid zegt me volstrekt niets. Wat betekent het, áls het al iets betekent? Een saaie status quo? Ouderdom zegt me iets meer. Ik vrees de ouderdom niet, of beter: ouderdom houdt me niet bezig."
HUMO: In mei word je zestig.
DE GROOT: "Mijn kleinkinderen vinden mij verschrikkelijk oud, en toen ik kind was, vond ik ook dat iemand van zestig op sterven na dood was. Ik zie zoveel zestigers om me heen die met iets bezig zijn waarover ik als kind zou hebben gedacht: 'Dat doe je als je achttien bent.'"
HUMO: Je hoort weleens dat beelden van je kindertijd scherper worden naarmate je ouder wordt.
DE GROOT: "Dat denk ik niet. Alleen ben je met het klimmen der jaren intensiever met je kindertijd bezig en probeer je meer details terug te halen"
HUMO: Het prille begin van jouw kindertijd speelde zich op Java af, in het jappenkamp.
DE GROOT: "Ik was één jaar, toen. Ik weet er uiteraard niets meer van, maar dat is ook geen gemis. En was ik drie geweest toen ik in dat kamp zat, dan had ik er wellicht wél vage beelden bij gehad, maar ik had er al even weinig mee kunnen doen. Ik heb wel andermans herinneringen aan het kampleven gehoord, en die zijn enerzijds verschrikkelijk en anderzijds monotoon. Mijn zusje was al zeven toen we uit het kamp kwamen: voor haar waren die herinneringen veel concreter, en ze heeft er flink onder te lijden gehad.
"Omdat ik me van Indonesië niets herinner, was de overgang naar het leven in Nederland geen cultuurschok voor mij. Ik heb mijn moeder nooit gekend - ze stierf toen ik één was - en ik stelde geen vragen bij het leven in Haarlem, bij mijn plaatsvervangende moeder, die eigenlijk mijn tante was die ik mama noemde. Zij heeft mij ook nooit ontnuchterd door te zeggen: 'Ik ben je mama niet maar je tante.' Dat is goed geweest, denk ik, want daardoor heb ik nu het gevoel dat ik wél een moeder heb gehad.
"Mijn vader hertrouwde, en toen kreeg ik een stiefmoeder: dat was uiteraard een grotere schok, want die fase maakte ik al veel bewuster mee - ik was acht. Ik had de indruk dat ik een heleboel verloren had, en dat ik me maar neer te leggen had bij dat nieuwe leven. Ik kon alleen maar hopen dat het net zo leuk zou worden als vroeger. Gelukkig zat ik toen niet in de puberteit: ik was nog flexibel genoeg om veel te accepteren. Mijn jeugd daarna is trouwens vlekkeloos verlopen."
HUMO: Laat ik je even citeren: 'Ik ben niet opgegroeid met het idee dat een hechte emotionele band een leven lang duurt.'
DE GROOT: "Dat heeft natuurlijk te maken met het verbreken van de hechte emotionele band die ik met mijn tante in Haarlem had. Niemand vroeg me toen of ik dat erg vond; in die tijd werd er überhaupt niet op zo'n manier met kinderen gepraat. Ik werd ook niet op die breuk voorbereid, 't was een fait accompli, dat ovengens ook niet gepresenteerd werd als iets wereldschokkends of ontwrichtends. We waren thuis onderling niet erg relatiegebonden, maar nogal eenzelvig van karakten: 't zit in onze genen. Daardoor is een vaste relatie voor mij niet vanzelfsprekend, en ook niet iets wat je moet koesteren, of waaraan je moet werken, of dat je koste wat het kost in stand moet zien te houden."
HUMO: Denk je er nog steeds zo over?
DE GROOT: "Neen. Na zoveel huwelijken en relaties vind ik het wel genoeg. nu. Ik zie slechte tijden niet langer als het einde van een relatie; ik wil het nodige doen om er overheen te komen. En ik ben ook niet meer geneigd een relatie het slachtoffer te laten zijn van een persoonlijk klotegevoel. Dat deed ik vroeger wel. Ik reageerde me niet alleen op mijn huwelijk af, maar op allerlei relaties met mensen. Als ik met iedereen kap,' dacht ik, 'dan kan ik weer met een schone lei beginnen.' iets anders vond ik per definitie altijd beter dan wat ik had, maar nu weet ik dat zo'n houding wel een pijnstiller is, maar geen geneesmiddel."

De moederdouche
HUMO: In 'Op weg naar mijn lief', een nummer waarvan je de tekst zelf geschreven hebt, zing je dat je op weg naar je geliefde allerlei verleidingen van 'bandeloze vrouwen' en 'roekeloze maagden' weerstaat. Zij wil je voor altijd in haar armen sluiten. maar ze stelt een voorwaarde: 'Help eerst de allerkleinsten'.

DE GROOT: "Hulp verlenen aan hongerende en lijdende mensen vind ik fantastisch, maar als het erop aankomt, zal ik toch kiezen voor het in bescherming nemen van kinderen. Als ik gedwongen zou worden één liefdadig doel te kiezen, dan zou het War Child zijn. De grove inbreuk op de onschuld van weerloze jonge kinderen is het grootste onrecht dat ik me kan voorstellen, en meteen ook de grootste misdaad ter wereld."
HUMO: In het televisieprogramma 'De show van je leven' stelde Astrid Joosten je voor met een cameraploeg terug te gaan naar Indonesië, je land van herkomst. Dat heb je toen geweigerd, en je bent nog steeds niet naar dat land teruggekeerd. Waarom?
DE GROOT: "Omdat ik daar geboren ben, zit Indonesië in mij. De eerste zintuiglijke indrukken heb ik dáár opgeslagen, zonder me daar bewust van te zijn, en zonder er concrete herinnenngen aan over te houden. Indonesië is iets abstracts in mij dat voor bepaalde reacties op prikkels zorgt: toen ik in Nederland voor het eerst een mango at, wist ik op slag dat ik dat fruit al eerder had gegeten: die smaak was mij bekend, en bovendien maakte hij allerlei gevoelens in mij wakker, die ik moeilijk kan beschrijven, omdat ik er geen concrete beelden bij kan zien.
"Die gevoelens zijn dingen zonder contouren, zou je kunnen zeggen. In de buurt van een ziekenhuis waar ook een mortuarium bij hoorde, heb ik eens een geur opgesnoven die ik eerst niet kon thuisbrengen, maar waarvan ik zeker wist dat ik 'm eerder had geroken, maar niet in mijn habitat in Haarlem: een ziekenhuisgeur was het niet, een fabriekslucht ook niet, ook geen geur van de natuur of van wasgoed of van wat dan ook. Toen ik later boeken las waarin de weezoete lijkgeur die in de kampen hing werd beschreven, wist ik wel zeker wat ik die keer geroken had. Weezoet.
"Eigenlijk wil ik dat wonderlijke mechanisme niet in het gedrang brengen door met de werkelijkheid van Indonesië geconfronteerd te worden, en bovendien heb ik er niets te zoeken. Ik zou hoogstens plaatsen kunnen bezoeken waarvan men zegt dat ik er ooit geweest moet zijn, maar dat zegt me niks. Ik heb natuurlijk wel één en ander over de jappenkampen gelezen; op zich is dat interessant, maar verder kan ik er me weinig bij voorstellen. Alleen wordt het decor waarin mijn moeder, vader, broertje en zusje geleefd hebben er iets concreter door - ook wat ze er hebben moeten doorstaan, en hoe hun dagelijkse routine er toen ongeveer heeft uitgezien. Daardoor kan ik me meer in hun herinneringen inleven dan in mijn eigen herinneringen. Het is dus meer een soort meevoelen dan dat ik er voor mezelf iets aan heb. Du moment dat die naaste familieleden overleden zijn - mijn zusje is onlangs gestorven - wordt dat minder bruikbaar. Ik kon aan mijn zusje en mijn broertje aflezen wat het kamp hen had aangedaan. Dat zei mij voldoende, en in ieder geval méér dan ik er in boeken over kan lezen. Maar mij heeft het kamp niet misvormd."
HUMO: Maakt je moeder ook deel uit van dat abstracte gebied in je innerlijke leven?
DE GROOT: "Van haar heb ik foto's, maar tot nu toe is er geen zintuiglijke waarneming geweest die ik specifiek met haar associeer. Ik zal nooit een genealogisch onderzoek doen naar waar ik vandaan kom, maar als iemand me iets over mijn moeder kan vertellen, wil ik dat altijd ontzettend graag horen. Mocht ik een brief uit Madrid krijgen waarin iemand schrijft dat hij me alles over haar kan vertellen, dan zal ik onmiddetlijk in de auto springen en naar Madrid rijden.
"Het doet me natuurlijk wel wat als ik iets over haar verneem - meer dan vroeger, als kind. Mijn vader kon er helemaal niet over praten, al heb ik bij hem wel aangedrongen. Gaandeweg ben ik gaan inzien dat het misschien een te moeilijk onderwerp voor hem was, en ook wel voor mijn broertje en mijn zusje. Ik heb nooit een waterval van woorden bij hen losgemaakt; wat ik te horen kreeg, bleef altijd een bondig antwoord op mijn vraag. Op een gegeven moment wist ik niet meer wat ik moest vragen. 'Wat voor kleur schoenen droeg ze?' - je wil álles over haar weten, elk detail, maar je merkt wet dat je vragen steeds potsierlijker worden. 't Was veel makkelijker geweest mocht er een waterval van informatie over me uitgestort zijn, als het ware een moederdouche, maar dat is nooit gebeurd."
HUMO: Je moeder was danseres: je kunt denken dat je dankzij haar genetisch materiaal artiest geworden bent.
DE GROOT: "Ja, ze was muzikaal en over het algemeen kunstzinnig, weet ik. Haar artisticiteit heeft ook bij mijn broer Roland doorgewerkt: die is decorontwerper geworden."

Flikken
HUMO: We moeten het nog even over 'Flikken' hebben, waarin je vanaf september een profiler speelt, een rechercheur die psychologische portretten van misdadigers schetst. Je hebt al vaker geacteerd. onder andere in de musical 'Tsjechov' en in het toneelstuk 'Anne Frank'. maar voel je ook de behoefte om te acteren?

DE GROOT: "Ik doe het graag. Ik deed het al graag op de middelbare school, maar daar werd me op een gegeven moment duidelijk gemaakt dat mijn talent in iets anders lag. Dat had ik ook al wel gemerkt, en ik weet nog steeds dat acteren mijn roeping niet is. Maar ze vragen me. En wat 'Flikken' betreft: Ik heb niet gevraagd waarom ze mij gevraagd hebben. Ik denk dat ze zouden zeggen: 'Omdat we ervan uit zijn gegaan dat je dat wel zou kunnen,' wat op zich natuurlijk niet de enige reden kan zijn. 't Moet volgens mij iets te maken hebben met een bepaalde uitstraling die ik heb. En daar draperen ze vervolgens een personage omheen. Toen ze me vroegen, heb ik daar hoogstens logistiek over nagedacht, niet in de diepte dus.
Maar ik ben ontzettend blij dat ze me gevraagd hebben. Van dat acteren kan ik alleen maar ontzettend veel leren, ook voor mijn zingen. Hoe meer je iets in een personage kunt uitbeelden en overdragen en suggereren, hoe meer je dat ook met zang kunt doen, als personage binnen een liedje. Dat had ik al gemerkt na Tsjechov'."
HUMO: Ooit heb je de verzuchting uitgesproken dat je liever op kantoor had gewerkt. Hoe ironisch was dat?
DE GROOT: "Niet, want het was pure wanhoop, op een moment dat ik alleen maar de negatieve kanten van een bestaan als zanger zag. Moéten zingen, moéten optreden, moéten presteren in die discipline, afhankelijk zijn van publiek succes... In zulke desolate uren dacht ik: 'Dit wil ik allemaal niet.' Daardoor leek een veilig baantje op een kantoor mij ineens aantrekkelijk: geen enkele verantwoordelijkheid, alleen maar zorgen dat de administratie gesmeerd loopt, en om vijf uur mag je naar huis."
HUMO: Maar binnenkort mag je weer uitgebreid en in de beste omstandigheden op tournee door de Lage Landen.
DE GROOT: "Ik kijk er wel naar uit, maar ik ben inmiddels zo verknocht aan het acteren bij 'Flikken' dat ik met pijn in het hart voor drie maanden afscheid zal nemen van mijn co1lega-acteurs."
HUMO: Kijk eens aan. Bedankt voor dit gesprek.


Omhoog
Terug