Eiland In De Verte is een verbazingwekkend ambitieus album - zelfs in het licht van
het omvangrijke oeuvre van Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh. De Groot voltooide met
muzikaal middelen het incomplete, soms onvoltooide of niet fijngeslepen tekstmateriaal dat
de in 2002 overleden tekstdichter heeft nagelaten.
Een voorbeeld daarvan is de mini-suite Berlijn, een sfeertekening van de Duitse
hoofdstad in het opwindende Interbellum. In zijn tekst volgt Lennaert een uitstapje van zijn
vader in het glorierijke tijdperk van foxtrot, cabaret en Unter den Linden. De onregelmatige
indeling van Nijghs gedicht dicteert een breedvoerige, trage melodielijn, die wortd
uiteengerafeld in een tweede melodisch motief en een apart instrumentaal intermezzo. Alleen
zo kunnen fragmenten van een herinnering aaneengeregen worden tot een beschouwelijk,
samenhangend lied. Een, in verschillende, naast elkaar liggende stemmen, breed opgezet
arrangement doet de rest. Dit is de wereld van Marlene Dietrich, The Comedian Harmonists,
Ufa - de aparte brug in de song ademt opeens Burt Bacharach in de pianopartij en zelfs een
snuifje gospel.
Het arrangement is geschreven door Jacob Klaasse, die opereert in de traditie van Bert Paige
- die klassieke albums als Voor de Overlevenden en Picknick van orkestpartijen
voorzag. Klaasse werkt met kleinere bezettingen, maar zijn aanpak is even effectief, zoals
ook blijkt uit Het Land van Koning Jan (over verlatingsangst binnen een
broer/zus-relatie) en de combinatie van vaudeville, polka en fanfare in de Ballade van de
Onsterfelijkheid.
Het Eiland In De Verte is geen popplaat - eerder een album vol chansons dat je vaak
op een verkeerd been zet omdat de arrangementen alle kanten opwaaieren. De 12-snarige
Rickenbacker van Hans Hollestelle roept in Nergens Heen de sound van de The Byrds
wakker. Marcel de Groot voegt op akoestische Hawaii gitaar mooie glissandi toe aan
Sonnet voor A. dat anders sterk op Testament zou hebben geleken.
Er staan ook teksten van Marcel Verreck (Hoe moet ik het de stad vertellen),
Boudewijn zelf en Freek de Jonge op Het Eiland In De Verte. Slechts de kamerjazz van
Het Einddoel op tekst van Jan Rot, dwingt De Groot met Sinatra-uitschieters tot een
zelfde vocale inspanning als Berlijn of De Winter. Nergens, ook hier niet,
gaat de meester over de grenzen van zijn bereik heen. Maar je hoort hem denken:
Dit is volbracht.
|
|