Boudewijn de Groot
dwingt 'Andere tijden' zelf af.
auteur: Nuel Gieles foto: GPD/Loe Beerens
geplaatst in: Haarlems Dagblad, vrijdag 29 april 2005
Heemstede -Er is tussen Ameland en Oostende geen Nederlander of Vlaming van na
de oorlog die het ook maar enige moeite kost op z'n minst één hit van zanger Boudewijn de
Groot te noemen, mee te zingen of te neuriën. Tien of meer
kan ook zomaar. Tussen Élégie prenatale uit 1964 en Het eiland in de verte
van 2004 zette De Groot ontelbare succesnummers op de plaat. Als enige heeft hij zich met
Nederlandstalig repertoire een vaste plaats verworven bij de eerste tien in de jaarlijkse
top 2000 van Radio 2. Generaties zijn immers groot geworden met liedjes van
Boudewijn de Groot.
Waar Lennaert Nijgh zichzelf graag als tekstdichter afficheerde, is op zijn belangrijkste
vertolker zeker het predikaat toondichter en zanger van toepassing, al doet dat de andere
facetten van zijn kunstenaarschap ongetwijfeld tekort. Tekst- én toondichter werden
vanwege de grote verdiensten van hun artistieke activiteiten precies zes jaar geleden
tijdens een bijeenkomst in het Haarlemse Frans Hals Museum benoemd tot ridders in de
Orde van de Nederlandse Leeuw.
Meer dan veertig jaar is De Groot (Batavia, 1944) niet alleen dé vertolker van verreweg
de meeste liedteksten van jeugdvriend Nijgh (1945-2002), maar tevens van een handvol
andere tekstschrijvers, waartoe hij met verve ook zichzelf kan rekenen.
Telkenmale zoekt hij nieuwe uitdagingen. Telkens slaat hij nieuwe wegen in als om te
onderstrepen dat je de 'andere tijden' waarover hij zo vaak gezongen heeft, zelf af kunt
dwingen. Ze geven zijn veelzijdige artistieke carrière onder meer glans als producer,
componist, arrangeur, tekstschrijver, vertaler én als acteur: op het witte doek (Let
the music dance van regisseur en voormalig filmacademieklasgenoot Pim de la Parra),
bij het toneel (als Vader in Het dagboek van Anne Frank),in de musical
(Tjechov van Robert Long en Dimitri Frenkel Frank) en op televisie (in de
politieserie Flikken).
Boudewijn de Groot: "Geen galavoorstelling,
geen toeters en bellen, geen media,
gewoon ik en mijn gitaar en
de liedjes die we geschreven hebben."
Maar waar al die artistieke wegen hem ook brengen, steeds zijn er weer de zang, de
muziek en de concertzalen. En steeds is er na zijn omzwervingen door Nederland, Amerika
en Vlaanderen, weer die thuishaven Kennemerland, meer in het bijzonder: zijn vertrouwde
Heemstede, met altijd het gestaag stromende Spaarne binnen handbereik.
Zonder enige twijfel was zijn carrière anders begonnen als Lennaert Nijgh aan
medeleerling van het Coornhertlyceum Boudewijn de Groot in de vroege jaren '60 niet een
keer gevraagd had in een 8-millimeterfilm twee van diens liedjes te zingen. En als die
film niet was vertoond op een feestje van Lennaerts ouders, waar ook toenmalig
NTS-nieuwslezer Ed Lautenschlager aanwezig was....
Die ziet wel toekomst in de stem en de gitaar van De Groot mits Nijgh voor mooie teksten
zorgt. Als de twee op voorspraak van Lautenschlager in mei '64 de studio's van Phonogram
ingaan, is het meer de uitdaging die lokt, dan het vooruitzicht van een toekomst die zal
leiden naar hitladders en muziekpodia. Met het Avro-programma Nieuwe Oogst komt
in juni van dat jaar de bekendheid bij het 'grote' publiek. Het duo verwerft zich daarna
binnen de kortste keren een vaste plek in de Haarlemse taveerne De Waag van Cobi
Schreijer en ver daarbuiten.
Meer dan eens bakenen rigoureuze keuzes periodes af in de zangersloopbaan van Boudewijn
de Groot. In 1977 vertrekt hij 'in ieder geval voor een jaar' naar Amerika om in Los
Angeles nieuwe impulsen voor zijn muzikaliteit te vinden. In '84 plant hij in het
Belgische Oostende de 'definitieve finale' van zijn loopbaan als podiumartiest. Maar
keer op keer vinden zijn liedjes gehoor bij nieuwe generaties publiek, die naast nieuw
werk ook de evergreens uit het verleden een plaats geven in hun culturele bagage.
Naarmate de tijd verstrijkt, verloopt de creatieve samenwerking met zijn vaste
tekstdichter Nijgh minder vanzelfsprekend dan in de beginjaren. Er komen andere schrijvers:
Ruud Engelander schrijft onder meer Jimmy ('Hoe sterk is de eenzame fietser...').
Gerrit Komrij maakt voor hem het prachtige De kinderballade, Herman Pieter de Boer
en Harm Peters leveren naast Lennaert Nijgh teksten voor Een nieuwe herfst uit
1996.
Op Het eiland in de verte (2004)staan, naast acht liedteksten van Nijghs hand en
twee van De Groot zelf, tekstuele bijdragen van Jan Rot, Marcel Verrek en Freek de Jonge.
Op de elpee Maalstroom (1984) zijn op een na alle teksten van De Groot zelf.
En natuurlijk zijn er in de loop der jaren de melodieën van evergreens als Pastorale
voor Liesbeth List en Ramses Shaffy, de hits van Rob de Nijs, waarvoor hij samen met
Lennaert Nijgh vanaf 1973 een aantal jaren tekent
Aan veel terugblikken heeft Boudewijn de Groot, blijkens de interviews die de zanger op
gepaste momenten in zijn carrière geeft, doorgaans geen behoefte. Evenmin overigens als
dat het volgens hem veel zin heeft vooruit te lopen op hoofdstukken van het leven die
nog moeten komen. Steeds weer heeft hij zijn handen vol aan het heden. "Eens per
levensfase zet ik de zaken op een rijtje'', zei hij in 1984 tegen deze krant.
Zo'n moment zit er weer aan te komen, als hij op 27 november van dit jaar onder de titel
De Marathon eenmalig alle nummers die Lennaert Nijgh ooit voor hem schreef in
chronologische volgorde ten gehore zal brengen tijdens een zes uur durend concert in de
Haarlemse Philharmonie. De Groot daarover in de programmabrochure van het voormalige
Concertgebouw voor het komend seizoen: "Eigenlijk breng ik mijn hele carrière lang al
een hommage aan Lennaert. Ik heb ons altijd als een soort duo beschouwd, waarbij hij op
de achtergrond bleef. Maar het belangrijkste van alles is dat ik mijn eigen plan had:
in één programma en op één dag/avond alle liedjes te zingen die Lennaert en ik hebben
geschreven en die ik zelf ooit ook heb gezongen. Intimiteit en ongedwongenheid staan
hierbij voorop. Geen galavoorstelling, geen toeters en bellen, geen media, gewoon ik en
mijn gitaar en de liedjes die we geschreven hebben."
Er klinkt een bescheidenheid in door, die met een Olifant namens de lezers van deze krant,
zeker extra glans zal krijgen.
De Olifant, de Kunst en Cultuurprijs van Haarlems Dagblad / IJmuider Courant, wordt
jaarlijks door de lezers van deze krant toegekend aan een persoon of instelling, die een
uitzonderlijk positieve bijdrage levert aan het cultuurklimaat in de regio Haarlem.
De kandidaten worden voorgedragen door een deskundige jury. De winnaar, die bekend wordt
gemaakt tijdens een gala-avond op maandag 23 mei in de Stadsschouwburg Velsen, ontvangt
de gouden Olifantspeld en krijgt 4500 euro. het initiatief wordt financieel mogelijk
gemaakt door ABN AMRO-bank, farmaceutisch bedrijf MSD Haarlem, Rob Sipkes Edelsmederij BV
en Belastingadviseurs Ernst & Young.