Er is tussen Ameland en Oostende geen Nederlander of Vlaming van na de oorlog die
het ook maar enige moeite kost op z'n minst één hit van zanger Boudewijn de Groot
te noemen, mee te zingen of te neuriën. Tien of meer kan ook zomaar.
Tussen Élégie prenatale uit 1964 en Het eiland in de verte van 2004 zette De Groot
ontelbare succesnummers op de plaat. Als enige heeft hij zich met Nederlandstalig
repertoire een vaste plaats verworven bij de eerste tien in de jaarlijkse top
2000 van
Radio 2. Generaties zijn immers groot geworden met liedjes van Boudewijn de Groot.
Waar Lennaert Nijgh zichzelf graag als tekstdichter afficheerde, is op zijn
belangrijkste vertolker zeker het predikaat toondichter en zanger van toepassing,
al doet dat de andere facetten van zijn kunstenaarschap ongetwijfeld tekort. Tekst- én
toondichter werden vanwege de grote verdiensten van hun artistieke activiteiten precies
zes jaar geleden tijdens een bijeenkomst in het Haarlemse Frans Hals Museum benoemd tot
ridders in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Meer dan veertig jaar is De Groot (Batavia,
1944) niet alleen dé vertolker van verreweg de meeste liedteksten van jeugdvriend Nijgh
(1945-2002), maar tevens van een handvol andere tekstschrijvers, waartoe hij met verve
ook zichzelf kan rekenen.
Telkenmale zoekt hij nieuwe uitdagingen. Telkens slaat hij nieuwe wegen in als om te
onderstrepen dat je de 'andere tijden' waarover hij zo vaak gezongen heeft, zelf af kunt
dwingen. Ze geven zijn veelzijdige artistieke carrière onder meer glans als producer,
componist, arrangeur, tekstschrijver, vertaler én als acteur: op het witte doek (Let
the music dance van regisseur en voormalig filmacademieklasgenoot Pim de la Parra),
bij het toneel (als Vader in Het dagboek van Anne Frank), in de musical (Tjechov van
Robert Long en Dimitri Frenkel Frank) en op televisie (in de politieserie Flikken).
Maar waar al die artistieke wegen hem ook brengen, steeds zijn er weer de zang, de muziek
en de concertzalen. En steeds is er na zijn omzwervingen door Nederland, Amerika en
Vlaanderen, weer die thuishaven Kennemerland, meer in het bijzonder: zijn vertrouwde
Heemstede, met altijd het gestaag stromende Spaarne binnen handbereik.
Zonder enige twijfel was zijn carrière anders begonnen als Lennaert Nijgh aan
medeleerling van het Coornhertlyceum Boudewijn de Groot in de vroege jaren '60 niet een
keer gevraagd had in een 8-millimeterfilm twee van diens liedjes te zingen. En als die
film niet was vertoond op een feestje van Lennaerts ouders, waar ook toenmalig
NTS-nieuwslezer Ed Lautenschlager aanwezig was....
Die ziet wel toekomst in de stem en de gitaar van De Groot mits Nijgh voor mooie teksten
zorgt. Als de twee op voorspraak van Lautenschlager in mei '64 de studio's van Phonogram
ingaan, is het meer de uitdaging die lokt, dan het vooruitzicht van een toekomst die zal
leiden naar hitladders en muziekpodia. Met het Avro-programma Nieuwe Oogst komt in juni
van dat jaar de bekendheid bij het 'grote' publiek. Het duo verwerft zich daarna binnen
de kortste keren een vaste plek in de Haarlemse taveerne De Waag van Cobi Schreijer en
ver daarbuiten.
Meer dan eens bakenen rigoureuze keuzes periodes af in de zangersloopbaan van Boudewijn
de Groot. In 1977 vertrekt hij 'in ieder geval voor een jaar' naar Amerika om in Los
Angeles nieuwe impulsen voor zijn muzikaliteit te vinden. In '84 plant hij in het
Belgische Oostende de 'definitieve finale' van zijn loopbaan als podiumartiest.
Maar keer op keer vinden zijn liedjes gehoor bij nieuwe generaties publiek, die naast
nieuw werk ook de evergreens uit het verleden een plaats geven in hun culturele bagage.
Naarmate de tijd verstrijkt, verloopt de creatieve samenwerking met zijn vaste
tekstdichter Nijgh minder vanzelfsprekend dan in de beginjaren. Er komen andere
schrijvers: Ruud Engelander schrijft onder meer Jimmy ('Hoe sterk is de eenzame
fietser...'). Gerrit Komrij maakt voor hem het prachtige De kinderballade, Herman Pieter
de Boer en Harm Peters leveren naast Lennaert Nijgh teksten voor Een nieuwe herfst uit
1996. Op Het eiland in de verte (2004) staan, naast acht liedteksten van Nijghs hand
en twee van De Groot zelf, tekstuele bijdragen van Jan Rot, Marcel Verrek en Freek de
Jonge. Op de elpee Maalstroom (1984) zijn op een na alle teksten van De Groot zelf.
En natuurlijk zijn er in de loop der jaren de melodieën van evergreens als Pastorale
voor Liesbeth List en Ramses Shaffy, de hits van Rob de Nijs, waarvoor hij samen met
Lennaert Nijgh vanaf 1973 een aantal jaren tekent.
Aan veel terugblikken heeft Boudewijn de Groot, blijkens de interviews die de zanger
op gepaste momenten in zijn carrière geeft, doorgaans geen behoefte. Evenmin overigens
als dat het volgens hem veel zin heeft vooruit te lopen op hoofdstukken van het leven
die nog moeten komen. Steeds weer heeft hij zijn handen vol aan het heden. "Eens per
levensfase zet ik de zaken op een rijtje'', zei hij in 1984 tegen deze krant.
Zo'n moment zit er weer aan te komen, als hij op 27 november van dit jaar onder de titel
De marathon eenmalig alle nummers die Lennaert Nijgh ooit voor hem schreef in
chronologische volgorde ten gehore zal brengen tijdens een zes uur durend concert in
de Haarlemse Philharmonie. De Groot daarover in de programmabrochure van het voormalige
Concertgebouw voor het komend seizoen: "Eigenlijk breng ik mijn hele carrière lang al
een hommage aan Lennaert. Ik heb ons altijd als een soort duo beschouwd, waarbij hij
op de achtergrond bleef. Maar het belangrijkste van alles is dat ik mijn eigen plan had:
in één programma en op één dag/avond alle liedjes te zingen die Lennaert en ik hebben
geschreven en die ik zelf ooit ook heb gezongen. Intimiteit en ongedwongenheid staan
hierbij voorop.
Geen galavoorstelling, geen toeters en bellen, geen media, gewoon ik en mijn gitaar en
de liedjes die we geschreven hebben.'' Er klinkt een bescheidenheid in door, die met
een Olifant namens de lezers van deze krant, zeker extra glans zal krijgen
|
|