Zaandam, tweede paasdag. In een enorme circustent zijn 2000 mensen, meest jongeren, bijeen
om de Nacht van de Protestsong mee te beleven. Zij zijn gekomen om te luisteren naar wat de
bloem van Nederlands protestzangers heeft te vertellen. Daartussendoor lezen dichters als
Lehman en Vinkenoog verzen voor die passen bij het karakter van de avond, terwijl Jef Last,
sterk in de gratie, ook nu weer groot succes oogst met korte gedichten en parabels. Maar het
optreden van protestidool Boudewijn de Groot stelt al het voorgaande in de schaduw.
Een ovationeel applaus bij opkomst dat zich aan het einde van ieder lied versterkt herhaalt.
Tot slot zet hij, zacht getimbreerd en de gitaar licht beroerend "Welterusten, meneer de
president" in. Verder dan de eerste woorden komt hij voorlopig niet want het enthousiasme
over de herkenning ontlaadt zich in oorverdovende bijval. En na het laatste "slaap zacht"
wordt hij door gescandeerd applaus tot een herhaling gedwongen van zijn cynische aanval op
Johnson. Een week later, tijdens een massabetoging tegen de Bom in de Amsterdamse oude RAI
herhaalt zich dit alles, zo mogelijk nog heviger.
"Ik denk dat het komt doordat na "Meneer de President..." een pauze valt in de melodie.
De zaal heeft dan gelegenheid zich te uiten. Daar komt natuurlijk bij dat het juist dit
publiek op een geweldige manier aanspreekt - de felle kritiek op het Vietnam-beleid wordt er
volledig in belichaamd. Ik weet niet de precieze verkoopcijfers van "Meneer de President",
wel dat hij bij duizenden wordt verkocht. Het is gek om te bedenken dat Philips hem eerst
niet wilde. Dat is een hele rel geweest; pas toen de produktiechef met ontslag dreigde
hebben ze hem op de LP gezet. Maar in géén geval als eerste nummer." "Maar het gaat ze toch
alleen om de commercie."
"Ja, als ze geweten hadden dat het zo'n succes zou worden, was de zaak misschien niet zo
hoog gelopen. Hoewel de inhoud dan ook nog niet zo lekker had gezeten. Een ander lied - over
een dominee, heel onschuldig - kon helemaal niet, daar was zelfs niet over te praten.
Misschien dat het me bij de volgende LP lukt hem ertussen te schuiven." "In de RAI zei je,
dat je volledig stond achter elk woord en je knoopte daaraan vast dat je dus ook de volgende
dag mee zou doen aan de demonstratieve optocht tegen Vietnam. Geeft elk woord inderdaad je
eigen mening weer?" "Nou, élk woord is een beetje veel gezegd. Met de strekking ben ik het
altijd eens, anders weiger ik de tekst. Maar neem nou "Meneer de President". Misschien is
dat niet helemaal eerlijk.
Je kunt het Johnson niet alleen aanrekenen wat er daar allemaal voor afschuwelijks gebeurt.
Ky en Ho zijn net zogoed schuldig en God weet wie allemaal nog meer. Eigenlijk zou je dit
tot uitdrukking moeten brengen; of in hetzelfde lied of in een ander. Maar dat is praktisch
natuurlijk onuitvoerbaar. Een protestsong moét zwart-wit zijn, met 'het idee op de
achtergrond dat je een misstand alleen aan de kaak kunt stellen door hem volkomen zwart af
te schilderen. Maar je tekent de situatie dan altijd onvolledig. Als steekwapen is zo'n
lied voortreffelijk en daar gaat het om. Dat neemt niet weg dat ik me aanvallen op de tekst
heel goed kan voorstellen. Maar het is een enorme uitingsmogelijkheid voor ontevredenen met
allerlei toestanden: oorlog, militarisme, woningnood, bureaucratie, noem maar op.
De protestsongs hebben sterke impulsen gegeven, niet alleen in Amerika, maar ook hier:
ik geloof dat, om maar iets te noemen, de PSP en de provo's erdoor beïnvloed zijn." Hij zegt
dit alles met rustige overtuiging, zonder de geprononceerde wil een ander van zijn gelijk te
overtuigen. Zacht pratend zoekt hij zorgvuldig naar de juiste formulering, die hij
bescheiden naar voren brengt.
Op dezelfde manier brengt hij zijn protestsongs en chansons. De protestsongs met net
voldoende felheid, de chansons met afgemeten speelsheid. Niet opdringerig vrij ver van de
microfoon, bezield maar ingetogen. Ook geen "gebaartjes"; de ogen strak naar voren gericht,
felle maar bijna bewegingloze ogen. Soms werpt hij, even meegesleept omdat de zaal helemaal
"in" is, zijn hoofd met zware, gitzwarte haardos even achterover.
Dat is alles.
"Je treedt op, als ik het goed heb begrepen, bij twee soorten gelegenheden. Op gewone
feestavonden: jubilea, personeelsavonden en dat soort festijnen én bij gebeurtenissen als
in de RAI en in Zaandam. Voel je nou een essentieel verschil hiertussen?" "In de RAI kom ik
als medestrijder die het toevallig via zijn gitaar doet, net zoals ik bij die demonstratie
alleen maar anti-oorlog liep te wezen. Ik krijg daar ook geen honorarium voor. Bij andere
gelegenheden kom ik als artiest die ook protestsongs zingt. 'Ik durf dan nauwelijks op
weerklank te hopen al zou het wel fijn zijn. Ik wil alleen laten zien dat er een Boudewijn
de Groot is die ook iets wil vertellen. En een enkele maal slaat het aan."
"Heb je bij je "gewone" soort optreden nooit moeilijkheden in de zin, dat de organisatoren
bepaalde liederen niet willen horen - of zelfs helemaal geen protestliederen ?"
"Dat gebeurt haast nooit. Want als dat zo zou zijn, vragen ze mij niet, want ze weten wel
dat ik daarmee aankom. Laatst alleen met de Klokkenspelvereniging. Daar is of was mr. Romke
de Waard, de rechter, voorzitter van. Die zei: "Meneer de President" wil ik niet horen.
Toen zei ik: Dan kom ik niet. Het was geen ruzie, maar we begrepen allebei dat ik een
slechte keuze zou zijn om de boel op te luisteren."
"Heb je het gevoel dat je aan politiek of aan politieke beïnvloeding doet? Je zegt zelf
tenminste dat er van die protestliederen impulsen uitgaan. En je zweept als het ware een
zaal op tegen Johnson en de Amerikaanse politiek."
"Nee, ik geef alleen uiting aan mijn gevoelens en die van een heleboel anderen. Ik ben wel
zelf sterk persoonlijk betrokken, in meer dan één betekenis. "Meneer de President" ben ik
bijvoorbeeld gaan zingen in een tijd dat het ernaar uitzag dat ik in dienst moest - dan
raak je sterker geïnteresseerd bij de hele zaak: die jongens die daar in Vietnam worden
gedood. En dat lied over de woningnood: je ziet het, we wonen met z'n drieën op één kamer.
Niet dat ik het anders niet gezongen zou hebben... Maar wat je vraag betreft, het kan me
totaal niets schelen in hoeverre Cals verkeerd leidt of een minister zijn program niet
nakomt. Maar wel hoe Cals en die anderen staan tegenover Vietnam of het militarisme in het
algemeen. Politiek is een ontzaglijk groot terrein waar ik maar een klein stukje van
bestrijk. Het is ook iets onbegrijpelijks: het hele staatsbestel, begrotingen en
kamerzittingen." "Maar vind je niet dat je aan politiek doet op het moment dat je door te
zingen een zaal confronteert met misverstanden die een politieke achtergrond hebben? En ook
als je meeloopt met een demonstratie."
"Demonstreren, is dat je echt met politiek bezighouden? Volgens mij is het alleen je op
politiek terrein begeven. Als ik in de duinen loop omdat ik dat mooi of fijn vind, dan hou
ik me nog niet met plantkunde bezig. Een man die een kroeggesprek heeft over politieke
gebeurtenissen en daarna weer opstapt om naar moeder de vrouw of zijn duiven te gaan, doet
daarmee niet aan politiek. Alleen als je er met grote intensiteit het grootste deel van de
dag mee vult en je van elke handeling precies rekenschap geeft, kun je daarvan spreken."
"Je bent door de protestsongs pas heel bekend geworden. Maar daarvoor had je al een
repertoire van speelse liedjes als "Een meisje van 16" en "Strand". Wanneer is die overgang
gekomen?"
"Een echte overgang was het niet. Dat repertoire van chansons bestaat nog naast het andere.
Vaak zing ik het door elkaar heen. Ik ben begonnen met liedjes van Jaap Fischer, een jaar
of twee, drie geleden op de middelbare school en ik ben daarmee doorgegaan in mijn
Filmacademietijd. Daar -leerde ik Lennaert Njjgh kennen, een heel fijne jongen. Kan bijna
alles, schrijft in alle stijlen. Filmt. Is heel serieus, komt bijna nooit los. Die begon
teksten voor mij te schrijven, vooral in het chansongenre. Ook wel vertalingen, van
Aznavour bijvoorbeeld. Toen de protestsongs naar Nederland overwoeien is hij ze ook gaan
schrijven en ik nam ze van hem. Zo ging het rollen."
Ons gesprek wordt nu heel duidelijk gesaboteerd door Marcel, 't anderhalf jarige zoontje
van de net meerderjarige Boudewijn en Anneke (een meisje van 20). Tot nu toe heeft hij zich
vermaakt met het eten van olijven, maar hij begint langzamerhand steeds heftiger
protestproza te uiten. "Sorry, maar je moet nu gaan," valt Anneke haar zoon bij. "Marcel
moet echt slapen. Daar in die hoek, zoals je ziet. Deze kamer in mijn ouderlijk huis is
alles wat we hebben. Boudie kan thuis dan ook bijna niets doen. Maar dat argument hoef je
niet eens aan te komen. Op elke lijst staan er teveel boven je en er zijn altijd nog ergere
gevallen. We hebben nu een klein kansje. Willy Alberti wist iets. Een flatje, vroeger zouden
we dat verdomd hebben. Je weet wel, grachtenhuizen en zo. Maar wie weet, misschien wordt het
wat."
|
|