Muziek
Boudewijn de Groot en Herman van Veen, allebei de vijftig net voorbij, dertig jaar
in het vak, en zich koesterend in warme Vlaamse belangstelling. De eerste heeft een
tournee op stapel staan en viert een nieuwe cd, de tweede kan er alweer op
terugkijken. Een gesprek met beide vrienden uit het Noorden.
Nu kom ik eindelijk thuis
en met een mond vol tanden
sta ik met lege handen
in een leeg, verlaten huis
De zanger woont in een klein rijtjeshuis aan de rand van Haarlem. Er staat een
afgedekte motor in het voortuintje, de bloemperken zijn niet gewied en de deur
getuigt van andere tijden. Boudewijn de Groot is een en al beminnelijkheid: hij laat
zich gewillig fotograferen, zet koffie en smeert boterhammen. En hij vetreld dat dit
niet zijn huis is, maar dat van Lennaert.
- Van Lennaert Nijgh dus?
"Ja, ik logeer hier even, tot ik een huis vind. Ik ben afkomstig uit Haarlem. Ik ben
veel weggegaan, steeds weer teruggekomen, enzovoort. Wat wil je? Ik woonde hier tot
mijn twintigste, wilde toen per se naar de stad, waar het allemaal gebeurde. Daar ben
ik dan getrouwd en we hadden een kind, en daar is een stad niet geschikt voor, dus
trokken we weer weg. En dan weer terug."
Zijn moeder rekende het in 1981 eens allemaal voor hem uit. Ze stuurde hem een kaart
met alle adressen die ze al van hem verzameld had. Het waren er toen al meer dan 25.
De Groot: "Nu ben ik terug. Deze streek trekt mij altijd weer terug. En ik denk dat
ik nu maar blijf. Het valt mij ergens anders nooit zo goed mee."
Hij haalt koffie. Grote, slanke man nog steeds, en mooi, wijs grijs geworden. Maar er
doen vreemde geruchten over hem de ronde: "Hij is niet spraakzaam" - "Hij heeft in
Nederland nauwelijks nog optredens"- " hij vindt de schrijfsels van iedereen behalve
Lennaert Nijgh van slechte kwaliteit."
Niets van dat alles telt vandaag, want er is iets te vieren: Boudewijn heeft voor het
eerst in twaalf jaar een nieuwe cd uit en de titel is treffend :Een nieuwe herfst.
- In zo'n titel schuilen twee gevoelens: iets nieuws gebeurt, maat het baadt in
het licht van wat voorbij gaat.
Hij knikt. "Het is natuurlijk een parafrase op Gorters Een nieuwe lente, een nieuw
geluid. Rond je vijftigste ligt de herfst je beter dan de lente. Het geeft ook aan
dat iest steeds weer terugkomt. Kijk naar mezelf: het is toch al tien jaar geleden
dat ik een plaat maakte."
- Twaalf.
Hij lacht. "Nou, elf dan. Hoe dan ook: het is nieuw, maar het is eigenlijk oud. Ik
ben weg, maar kom steeds terug."
Want een wonderkind van twintig
is altijd een goed begin
ja, die jongen kan wat worden,
ja, daar zit nog heel veel in
Waarom is hij er eigenlijk aan begonnen, vraag ik hem. Bob Dylan, die wilde Little
Richard zijn, die wilde vrouwen versieren. En hij?
Hij schokt overeind. "Ik deed het zeker niet om de vrouwen, goeie genade. Dat durfde
ik niet, ik was sowieso te verlegen om meiden te versieren. Trouwens, zoiets paste
niet bij de attitude van het Franse chanson."
- Zo verlegen en toch zomaar dat podium op?
"Ja, maar dat is iets anders. Je moet weten: als zanger steun je op je repertoire en
dat neem de onzekerheid weg. Je weet dat de mensen naar je kijken omdat je liedjes
zingt. Dat vormt een basis. Maar als je in een groep bent en ze kijken naar je, weet
je niet of ze van je zullen houden.
Mijn eerste optreden was in 1964: acht liedjes voor 25 gulden, bij een
jeugdvereniging. Ik hen nooit gedacht: dit durf ik niet. Ik noem het geen durf, maar
gehoorzaamheid. Ik heb altijd gedaan wat me werd opgedragen. Een firma vroeg me één
nummer op te nemen en ik deed dat. Toen vroeg men me op te treden en ik deed dat.
Mijn gehoorzaamheid was groter dan mijn verlegenheid."
Hij vertelde ooit in een interview dat niemand leek te zien dat er een heel bewuste
chronologie in zijn werk zat. En dat hij dat wel belangrijk vond. "Nou, omdat je het
vraagt. Ik hoop dat al mijn platen een weerslag zijn van de periode waarin ik mij
bevond. Je moet als je een plaat beluistert zo'n beetje voelen hoe ik er toen aan toe
was. Je kunt de liedjes naar je eigen situatie verplaatsen, maar ook aan mij denken.
En in die zin zit er een chronologie in die parallel loopt met mijn leven."
Hij overloopt. Op de eerste plaat was hij druk in de weer met het veranderen van de
dingen. De taboes moesten eraan, hij wilde kijken waar hij stond. "Daarna, op Voor
de overlevenden, heb je het loslaten van je jeugd en het beginnen aan je eigen
leven. Picknick is daarna een verzachting: zoeken naar meditatie, naar andere
waarden."
- Daarmee is een duidelijke periode afgewerkt.
"Ja. Er was een pauze en daarna kwam Hoe sterk is de eenzame fietser, de meest
vrijblijvende plaatdie ik maakte. Over alles en nog wat. Ik kwam in die periode terug
op een aantal dingen die ik daarvoor rigoureus wilde wegdoen. 'Waar ik woon en wie ik
ben' drukte dat uit: ik wilde mijn plaats in het leven bepalen. Wat was ik eigenlijk
als zanger in Nederland?
Het is een zoektocht hé. Van een afstand is het afscheid nemen van een aantal
dingen en nieuwe horizonten verkennen. En Maalstroom is heel somber: die
nummers zijn geschreven aan het eind van een periode waarin ik niet wist wat ik wilde
doen, waar ik naar toe ging." Hij zwijgt. "Dus in die zin zijn al die platen een
afspiegeling van perioden en emoties."
Soms denk ik: was jij er vroeger al
voordat ik je kende misschien?
Soms denk ik dat jij altijd blijven zal,
zelfs als ik je nooit meer zal zien.
De nieuwe cd dan. Werd al in 1987 aangekondigd, maar het bleef maar duren. De enige
reden, zegt De Groot, is dat hij enkel met teksten van Lennaert Nijgh wilde werken en
dat die zo lang op zich lieten wachten. Daar zijn verschillende redenen voor: de
eerste en simpelste is dat Nijgh gewoon geen tijd had. "Hij was te druk bezig met
andere dingen. Je weet dat hij bij het Haarlems Dagblad werkt.
De journalistiek boeide hem meer."
- Maar jullie hadden toch prachtige dingen samen gedaan?
"Ja, maar dat ging heel natuurlijk. Pas nadien zeiden de mensendat de kwaliteit zo
hoog lag dat die niet meer geëvenaard kon worden. Lennaert schrok daarvan en durfde
niet meer. Komt daarbij dat hij echt wel schreef met mij in zijn gedachten en dat
zo'n situatie op den duur minder bevredigt. Anderzijds weet hij hoe graag ik zijn
teksten zing en hoe wij mekaar aanvoelen. Dat bevredigt dan wel weer."
- Zijn jullie vrienden?
"Euh… niet zozeer eigenlijk. We komen uit hetzelfde milieu. We hebben een verleden
van 35 jaar dat grotendeels samenvalt omdat we die liedjes schreven. Maar van
karakter zijn we erg verschillend. Ik denk dat de liedjes het enige raakvlak zijn.
Dat kun je niet lokaliseren: het is een elkaar met rust laten, dingen van elkaar
accepteren. We voelen ons erg op ons gemak bij elkaar. Dat is alles."
Maar hoe gaat dat nu in zijn werk? Waarom kunnen Nijgh en De Groot samen magistrale
songs als "Testament" en "Land van Maas en Waal" schrijven terwijl anderen falen?
Veel heeft te maken met de werkwijze: De Groot is een "volger". Hij laat het leven
op zich afkomen en reageert daar op en bepaalde manier op. "Ik zal nooit dwingend
zijn: dat is mijn aard niet, noch mijn kracht."
- Uw liedjes zijn dus reacties in plaats van creaties.
"Ik moet eerst goeie teksten hebben: daar kan ik muziek mee maken. Soms ben ik met
een tekstschrijver dagen, zelfs weken bezig om de regels precies zo te krijgen als
ik ze wil. Ieder woord moet zeggen wat het moet zeggen. Als de tekst klaar is, kan
ik daar veel meer ideeën invoegen dan wanneer ik vanuit mezelf zou vertrekken. Men
noemt me een perfectionist, maar ik wil gewoon zo goed mogelijk werken naar mijn
eigen maatstaven."
- De liedjes op de nieuwe cd klinken vaak vrij somber. Doorleefd.
"Vind je? Ik weet het niet. Alle teksten zijn over de jaren heen afzonderlijk gemaakt.
Sommige teksten zijn al gedaan door onder meer Rob de Nijs, maar het publiek had ze
onvoldoende opgemerkt, vond ik. Het is wel zo dat de teksten van Lennaert die nieuw
zijn een eenheid vormen. Hij schreef ze toen hij het wat te kwaad had met een
onmogelijke relatie. Dat is voor hem een inspiratie: hij schrijft het van hem af."
- Zoals "Je kunt niets zeker weten/ en alles gaat voorbij".
"Dat nummer, 'Avond', heeft een pikant detail." (lacht verlegen) "Lennaert
heeft het geschreven voor het meisje waar hij toen een relatie mee had en dacht mee
te gaan trouwen. Anja heet ze. En ik zing de tekst nu voor hetzelfde meisje, omdat ze
mijn vrouw is." (wat gegeneerd) "Zo werkt het leven: ik ben dus getrouwd met
zijn vriendin. Maar goed, dat is eigenlijk voer voor roddelbladen."
Er is een deur die openstaat;
ik ga er in een droom doorheen.
Een pad door groene tuinen gaat
als in een doolhof nergens heen
Of ik iets wil eten. Wit brood? Bruin? Met rozijnen? Kaas? Terwijl hij in de keuken
bezig is, vertelt de kamer zijn verhaal. Overal staan en hangen beeldjes van uilen,
maar die zijn van Lennaert, vertelt hij. De cd's zijn wel van hem en verraden een
behoorlijke betrokkenheid op de actuele pop. Van Smashing Pumpkins tot Raymond Van
het Groenewoud: hij is helemaal niet de wereldvreemde kluizenaar die sommigen in hem
zien.
Even de situatie overlopen: hij blijft nu in Haarlem en zoekt een huis; hij wordt
volgende maand voor de tweede keer opa; hij werkt na zoveel jaren weer met Lennaert.
- Ik denk dat u, 52 geworden, bezig bent een cirkel rond te maken.
"Ik ben dol op cirkels… Het heeft iets te maken met de dingen afmaken. Met weer op
een plek terugkomen: heimwee en nostalgie zijn sterke gevoelens bij mij. Ik hou er
weliswaar van om de dingen los te laten, afstand te nemen van wat mij omgeeft, maar
in de grote lijnen hou ik graag contact met wat voor mij belangrijk is."
- Ook dat vertelt Een nieuwe herfst.
"Daar heeft de cirkel deels te maken met nostalgie naar het vertrouwde, maar ook met
kwaliteit. Ik wilde even goeie teksten als vroeger. En even goeie arrangementen.
Met Lennaert lukte het dus, maar mijn vroegere arrangeur Bert Paige is ondertussen
gestorven. Bert wist precies wat ik voelde en verklankte dat op een mooie en
duidelijke manier. Ik moest dus een evenaardige vakman vinden en dat is Jacob
Klaassen geworden."
Jacob Klaassen kreeg de voorbije platen van De Groot te horen, met daarbij de
opdracht in die stijl te denken, zonder te imiteren. De Groot: "Bij Bert floot ik
iets, ik vertelde dat ik hier strijkers zag en daar een hobo, en dat was genoeg.
Jacob heeft bandjes gekregen en de teksten. Bij 'De engel' zei ik dat het filmisch
moest zijn en 'De roos' moest mysterieus-boos klinken. En ik zei dat ik veel dacht
aan Franse componisten van de vorige eeuwwisseling, zoals Debussy."
- Er staan, tussen de enkele rocksongs, veel trage nummers op de cd. Het lijkt
wel mystiek. Is dat de invloed van het einde van de eeuw?
"Als theorie klinkt dat mooi natuurlijk, maar ik twijfel daaraan. Ik denk niet dat de
tijd een moment van inkeer oplegt. De natuur werkt niet zo. Dat hele gedoe rond het
fin de siècle is een hype. Je hoort nu inderdaad weer folkmuziek, terug naar de
wortels, hémaar het zijn vooral trage nummers: die liggen veel meer in het verlengde
van de new age. Het gaat er niet om oude gebruiken opnieuw te hanteren. De mystiek
ervan is belangrijker dan het vinden van wortels."
- Precies: dat hoor ik ook bij u.
"En dat heeft te maken met mijn nostalgie. Ik heb nooit geluisterd naar folk, maar
de ijle, nevelachtige slierten van Ierse songs spreken me aan. Ik associeer ze met
een soort middeleeuwsheid die ik al mijn hele leven lang gevoelsmatig boeiend vind.
Teruggrijpen naar vroegere eeuwen interesseert me veel meer om emotionele dan om
historische redenen. Op de nieuwe cd probeerde ik het gevoel van folkmuziek te vinden
zonder folk te maken."
- En toen zag u het Songfestival.
"En dacht: shit! Om de vier liedjes hoorde ik hetzelfde en nu lijkt het
natuurlijk alsof ik meedoe aan een trend. Terwijl het helemaal niet zo is. Ik méén
het. Dit zijn mijn gevoelens. De titel van de cd staat in een Keltische letter om die
gevoelens te duiden, maar nu schrijven ze vast dat ik op de Keltische trein spring.
Dat zou ik verschrikkelijk vinden."
Geloof en hoop en liefde zijn
niet langer verre dromen,
Er breken andere tijden aan:
de Engel is gekomen
En zo maakt de zanger een testament op van zijn leven. Zijn reis was lang, ooit was
hij de weg kwijt in het donkere woud dat hij niet kent, maar nu trilt iets van rust
door. "Ik geloof, ik geloof in jou en mij", zingt hij in "Avond", een lied waarin
ondanks de twijfel en de regen een zon door het herfstweer priemt. En met een "De
regen is voorbij" besluit De Groot zijn cd. Maar voor wie zingt hij deze liedjes?
"Ja, ik weet wat je bedoelt. In de jaren zestig behoorde ik tot de generatie die de
grootste bek had en dus werd er naar mij geluisterd. Daarna kwam het tot rust, wisten
we niet meer wat er nog neer te halen was. De jaren tachtig waren een breekpunt: ik
was niet meer betrokken. Er veranderde van alles, maar de generatie die toen de
problemen verwoordde, was de mijne niet meer. Ik had en heb niets te zeggen waarmee
zij zich verwant kan voelen.
Je schrijft vanuit een generatie, maar niet voor een generatie. Mijn platen zijn in
die zin steeds persoonlijker geworden. Oudere mensen kunnen er zich in herkennen:
de thema's zijn naar hen gericht en Lennaerts metaforen zijn veranderd, bezadigder
geworden. Vroeger huppelden zijn beelden meer. Daarom denk ik dat jonge generaties
zich weliswaar kunnen herkennen, maar zich door de taal minder aangetrokken voelen."
- Men zegt dat u in Nederland niet erg populair meer bent.
"Ik word niet meer herkend op straat, nee… Nederland is erg gericht op nieuwe rages
en stromingen: we maken ons die eigen en laten ze vallen zodra we een nieuw stuk
speelgoed hebben. Dat is een verschil met Vlaanderen: daar is men meer geneigd om de
waardering die men ooit had voor iets op zijn minst om te zetten in een soort
respect. Ik denk dat jullie de waarde beter behouden. Nederland koestert zijn
cultureel erfgoed niet."
Straks, tegen het jaareinde, staat hij in Paradiso met het Metropole-orkest en daarna
doet hij een tournee door Nederland en door Vlaanderen, waar hij al die jaren
populair bleef.
"In de dertig jaar dat ik er was, ben ik er altijd ontzettend positief ontvangen en
voelde ik me op mijn gemak. Het is een rustgebied. Er is een zekere simpelheid… Nee,
niet simpel van geest, maar in de omgang en in het kijken naar de dingen. Mensen doen
niet zo moeilijk. Er is geen agressie, minder irritatie, wat je niet verwacht in een
klein land met zoveel inwoners. Er is eigenlijk weinig veranderd en dat vind ik er
prettig."
- Gaat u ook in Zuid-Afrika toeren, zoals Herman Van Veen?
"Wel, ze hadden me dit jaar meegevraagd voor die concerten in maart, maar ik heb niet
toegezegd. Dat soort avontuurlijkheid zit niet in mijn bloed. Ik wil per se weten met
welke muzikanten ik zal optreden. Ik wil weten welk publiek ik zal krijgen. Ik wil
inzicht in de accomodatie. Alle informatie daarover was zo wazig dat ik me niet
prettig voelde. En in die situatie moest ik daar mijn eerste concert geven, nee,
liever niet."
Zo wordt een zanger zeker niet, zoals Herman Van Veen, wereldbekend in Duitsland.
"Misschien ga ik volgend jaar wel eens naar Zuid-Afrika", zegt hij voorzichtig.
"Of het jaar daarna. We zien wel." Het moet allemaal niet per se. "Het zou leuk zijn
in meer landen zo bekend te zijn dat ik er kon optreden, ook financieel. Maar kijk,
dit is mijn zin en als ik spijt had, moet ik spijt hebben dat ik bijvoorbeeld niet
in het Engels zing. Ik zit er niet op te wachten, hoor."
We nemen afscheid. Het antwoordapparaat staat nu wel vol boodschappen en de
Randstadfiles wachten. Even buiten Haarlem vraagt de pompbediende of we het een mooie
stad vonden. Het antwoord verbaast hem: "Boudewijn de Groot. Woont die in Haarlem
nu?"
Hij is terug, meneer.
|
|