BEELDEN UIT HET POLYGOONJOURNAAL VAN NEDERLAND in de jaren vijftig: knikkerende jongens,
touwtje springende meisjes,
moeders die de stoep schrobben en vaders met kort-Amerikaans geknipte koppen die naar de
fabriek fietsen. Het afslaan naar rechts wordt keurig
met de arm aangegeven en de oversterstekende voetganger krijgt op het zebrapad nog ruim
baan. Op de schaarse kleurenfilms uit die tijd zijn de luchten ook altijd onwaarschijnlijk
helder blauw. "Toen was geluk heel gewoon", ga je Gerard Cox onwillekeurig nazingen.
De eerste kreukels in dat knusse heeld ontstaan in september 1956 als de film Rock Around
The Clock in première gaat. De jongeren komen niet naar
de bioscoop om te kijken naar het zoetsappige verhaal, maar om te dansen in de gangpaden op
authentieke rock & roll. Zoveel onrust is de gezagsdragers een doorn in het oog: in
Apeldoorn en Leeuwarden wordt de film verboden, terwijl in Gouda de film zonder geluid
wordt vertoond. In de rest van het land zien bewakers erop toe dat het publiek niet uit de
stoelen opstaat. Is de jeugd gek geworden? Vrijwel alle kranten en tijdschriften besteden
aandacht aan het nieuwe fenomeen. De teneur van de stukken is altijd hetzelfde. Zoals in
Panorama: "Rock & roll heet het geluid, dat rampspoed bracht in Amerika. Zet u maar schrap
in Nederland. Er is geen ontkomen aan. Ook wij zullen geconfronteerd worden met deze
nachtmerrie in ritme."
De verboden vruchten smaken echter lekker en binnen enkele jaren telt ook Nederland
duizenden gitaargroepen. De rock & roll spreekt vooral arbeidersjongeren aan. Maar ook aan
universiteiten en hogescholen waait een zucht naar vrijheid. In de studentenkamers
weerklinken Franse chansons
en Amerikaanse folkzangers. En ook de ep's van de Leidse student Jaap Fischer. Zijn liedjes
vertolken als geen andere het ontluikende cynisme van de jongeren in de vroege jaren zestig.
Twijfel aan de kerk (De Monniken), het gezag (De Cipier), de comsumptiemaatschappij (Het
Ei), het militarisme
(Jan Soldaat) en het huwelijk (Om Je Geld). Liedjes ook waarin sprake is van sex voor het
huwelijk (Vlinder, Samba 2 April, Tem me dan), op dat moment nog volstrekt taboe. Zijn
plotselinge roem bevalt Fischer slecht en binnen de kortste keren verdwijnt hij met de
noorderzon, zijn fans
verwonderd achterlatend.
TEGEN DIE ACHTERGROND GROEIEN BOUDEWIJN DE GROOT (geboren in 1944) en Lennaert Nijgh (1945)
op in Heemstede. "We woonden in dezelfde straat", weet de Groot nog. "Maar we scheelden een
jaar. Op die leeftijd is dat veel. Ik kende Lennaert via mijn jongere broer. Ik ging niet
zoveel met hem om. Dat veranderde toen we aan het eind van de middelbare school tot
dezelfde vriendenclub gingen behoren."
"Het begon in een kuil op het strand", zou Lennaert Nijgh later zich in zijn bundel Tekst
en Uitleg herinneren. "We vormden een hecht groepje destijds, in de zomers van 1961 en 1962.
Het strand was waar het gebeurde. Of waar we dachten dat het zou gaan gebeuren."
Lennaert publiceert in die tijd in een ouderwets bloemrijke schrijfstijl in de schoolkrant.
Boudewijn treedt op met de akoestische gitaar en heeft succes bij de meisjes. Daar kan
Nijgh alleen maar van dromen. "Ik was een Couperus in de dop, die zich, woest onanerend,
afvroeg waarom Marjolein het wel met Boudy deed en niet met mij. Nogal logisch dat een
meisje het niet met een Couperus doet, zou je zeggen. Maar wist ik veel."
In de wintermaanden is de vriendenkring ook cultureel actief. In het najaar van 1962 maken
ze een 8 mm-filmpje, Feestje Bouwen. Lennaert is regisseur en Boudewijn speelt de hoofdrol.
"Het was een zwart-wit wereld waar iedereen ongelooflijk jong is en lachen streng verboden",
aldus Nijgh. Bij een van de vertoningen is nieuwslezer Ed Lautenslager aanwezig. Het
filmpje vindt hij niks, maar hij is wel gecharmeerd van de twee zelf geschreven liedjes die
Boudewijn erin zingt. Hij brengt het duo in contact met platenmaatschappij Phonogram en
enkele weken later staat de jonger zanger/gitarist in de studio.
In de herfst van 1964 wordt Boudewijn de Groot gepresenteerd als dé opvolger van Jaap
Fischer, met een ep vol akoestische liedjes. Ook zijn plaatje is omstreden. De Morgen gaat
over sex voor het huwelijk, Elégie Prénatale over een voorechtelijke zwangerschap ("Dat was
nog taboe in die tijd"). Alleen de VPRO draait de liedjes. De teksten van Nijgh zijn
overigens wereldwijzer dan hun maker. "De romantische beschrijving van het heimelijke
minnen berustte op van-horen-zeggen. Want ik had het nog steeds niet gedaan."
BOUDEWIJN DE GROOT EN LENNAERT NIJGH GELDEN VANAF dat eerste plaatje als een twee-eenheid.
Een nogal romantische voorstelling van de werkelijkheid, vertelt de Groot nu. "In al die
jaren hebben we altijd volstrekt los van elkaar gewerkt. Lennaert gaf mij teksten en daar
probeerde ik een melodie op te maken. Ik prikte zijn tekst aan de muur, ging er met mijn
gitaar voor staan en volgde de tekst. Al fluitend en zingend ontstond dan een melodie. Vaak
vragen mensen of ik het niet moeilijk vind om andermans teksten te zingen. Mijn
standaardantwoord was altijd dat we uit hetzelfde milieu kwamen en elkaar al lang kenden.
En waarschijnlijk werkte dat ook zo. De teksten van Lennaert heb ik altijd makkelijk kunnen
zingen."
In de zomer van 1965 breekt Bob Dylan door bij het poppubliek met het elektrisch versterkte
Subterranean Homesick Blues en Like A Rolling Stone. De platenmaatschappij dringt er hij
Boudewijn sterk op aan om ook een plaat te maken met begeleiding. Er is al een liedje
uitgezocht: Une Enfant De Seize Ans van Charles Aznavour, dat door Lennaert Nijgh wordt
vertaald tot Een Meisje Van Zestien. De openingsregels - Ze woonde in een villawijk /
Haar ouders waren stinkend rijk - slaan in als een bom, tot afgrijzen van de makers
wordt het lied hun eerste grote hit. Nijgh: "Ik had alles precies vertaald zoals het er
stond. Op een paar plekken liep het niet helemaal lekker. De regel 'als stormwind speelt
met een enkel blad' bijvoorbeeld. De zanger van Tröckener Kecks (Rick de Leeuw)
vertelde laatst dat hij jarenlang heeft gedacht dat een enkel-blad iets is wat aan een voet
groeide; familie van het schouderblad zeker."
"Die elektrische gitaren. drums en blazers vond ik maar niks", zegt Boudewijn de Groot.
"Het was teveel nozemmuziek. Ik zag mezelf als artistiek en intellectueel. Bij die
jeugdbewegingen wilde ik helemaal niet horen. Op mijn exemplaar van de single had ik met
dikke letters geschreven: 'Dit eens, maar nooit weer!'."
Beter te spreken was het duo over de volgende single, Welterusten meneer De President. De
Groot: "We deden in die tijd veel protestliedjes, The Universal Soldier van Buffy
Saint-Marie, A Well Respected Man van The Kinks en The Times-Are-A-Changing van Bob Dylan.
President was onze poging zelf zoiets te schrijven. Het sloeg enorm aan en we waren er heel
tevreden over. Maar terugkijkend zie ik dat die andere liedjes iets universeels hadden en
die van ons nogal tijdgebonden was. Welterusten Meneer De President is gewoon niet zo goed."
BOUDEWIJN EN LENNAERT SLIJTEN IN DIE JAREN HUN UREN in De Waag, een klein theatercafé in
Haarlem waar folkzangeres Cobi Schreier de scepter zwaait. De zanger doet er zijn eerste
optredens. De schrijver mag er zijn drankrekeningen met liedteksten betalen. Begin 1965
werkt er achter de bar een zekere Joke, een blond Haarlems meisje. Lennaert is op slag
verliefd. Bijna een jaar duurt de relatie. "Toen Joke het in januari 1966 uit maakte,
stortte mijn hele wereld in."
De romanticus pur sang verwerkt zijn verdriet door een liederencyclus aan haar te wijden.
De titel is ook het titel van het album: Voor De Overlevenden. Veel van die liedjes worden
klassiekers: Vrienden Van Vroeger, Naast Jou, Beneden Alle Peil en Verdronken Vlinder.
Maar één springt eruit: Testament. "Het lied was in een kwartier klaar", herinnert
Boudewijn de Groot zich. Ik schrok even toen ik die enorme lap tekst van Lennaert kreeg.
Maar we hadden ook Strand gemaakt, dus ik was wel wat gewend. Bovendien zat er een heel
makkelijk metrum in. Ik hang die tekst op en begin te zingen, en als vanzelf ga ik van het
ene naar het andere akkoord. Het zijn simpele akkoorden en voor de hand liggende overgangen
maar het werkte perfect. Er zit geen refrein of tussenstuk in, maar dat was niet nodig. De
tekst was kort genoeg en de melodie krachtig genoeg om de aandacht vast te houden: het
perfecte liedje. In de studio kwam onze arrangeur Bert Paige met de suggestie om een
klavecimbel te gebruiken. Het idee vond ik eerst niks, want dat was een instrument voor
ouwe-lullen-muziek. Maar het werkte fantastisch en het gaf het nummer direct een eigen
klank. op Testament zijn we altijd enorm trots geweest."
De volgende tekst waarmee Nijgh op de proppen komt is iets totaal anders: het
surrealistische Het Land Van Maas En Waal. "Mensen vroegen ons altijd of dat voortkwam uit
LSD-gebruik. De waarheid was dat Boudewijn en ik op een dag in 1966 door Artis liepen.
Boudewijn vertelde over een kinderboek waarin de zin: '… en toen vlogen ze samen over het
Land van Maas en Waal' voorkwam. Ik geloof dat er inderdaad wel een prettig sigaretje was
gerookt, maar zo out of the mind waren we nou ook weer niet. Ik bleef gewoon kauwen
op die zin."
Het Land Van Maas En Waal wordt dé carnavalshit van 1967. "Dat was helemaal niet de
bedoeling" memoreert Boudewijn de Groot. "Ik wilde iets in de geest van Rainy Day Women #
12 & 35 van Bob Dylan; een langzame, dronken polonaise. Vandaar ook dat lachje op het eind,
zoiets had Dylan ook. Onze arrangeur Bert Paige kwam echter met een heel braaf arrangement.
Vrolijk en inventief, maar veel te netjes. Onze producer Tony Vos heeft toen een tijdlang
op me in zitten praten. Hij wees erop dat het perfect paste bij het lied en dat voor mijn
idee geen studiomuzikanten te vinden waren. Zo heb ik me over laten halen. Mokkend ben ik
overstag gegaan! Maar toen de plaat uit kwam vond iedereen het een leuk nummer.
Op oudejaarsavond was het de uitsmijter van het belangrijkste muziekprogramma en in de
aanloop naar carnaval knalde het door naar de eerste plaats. Tegen die tijd was ik Rainy
Day Women allang vergeten."
HET LAND VAN MAAS EN WAAL VORMT DE OPMAAT VOOR HET surrealistische album Picknick.
Boudewijn: "Het moest onze Sgt. Pepper's Lonely Hearts Club Band worden, dus een
psychedelische plaat met een doorlopend verhaal. In plaats van een openluchtconcert van een
orkest hadden wij dan een picknick waarbij allerlei muzikanten meededen. Voor de hoes
werden Simon & Marijke ingeschakeld, die ook een deel van de hoes van Sgt. Pepper's hadden
gemaakt. En in de studio was het eindeloos experimenteren met vreemde geluiden en uiteraard
hadden we een Indiaas nummer en een jaren dertig liedje. Op het eind van het slotnummmer
Prikkebeen hebben we zelfs zo'n lang uitklinkende piano,"
Behalve Prikkebeen staan er weinig memorabele stukken op de plaat en Picknick zinkt al snel
in de vergetelheid. De ster van Boudewijn de Groot verflauwt even gauw als hij is gekomen.
Helemaal als hij in 1968 de samenwerking met Lennaert Nijgh verbreekt. "Voor mijn optredens
kwam ik steeds meer in jeugdclubs terecht, waar voornamelijk beatmuziek werd gespeeld. De
hits vonden ze daar nog wel leuk, maar zodra ik iets als Testament of Verdronken Vlinder
inzette haakte het publiek massaal af. Dat was uitermate frustrerend en daardoor raakte ik
eigenlijk helemaal de weg kwijt. Ik ben eerst met een oud-studiegenoot een experimentele
geluidscollage gaan maken, de lp Nacht En Ontij. Daarna vond ik dat ik net als iedereen met
een band Engelstalige rockmuziek moest maken. Alles liever dan in mijn eentje in een
feesttent ergens in de provincie. In al die plannen kwam Lennaert niet meer voor, dus die
samenwerking verdampte."
Boudewijn de Groot probeert de Engelstalige groepen The Tower en Session van de grond te
krijgen. Tevergeefs. "Nadat ik was gestopt, kwam ik steeds meer mensen tegen die zeiden hoe
jammer ze dat vonden. Toen de dubbel-lp Vijf Jaar Hits met onze oude liedjes een enorm
succes bleek, groeide het idee om toch weer platen in het Nederlands te gaan maken. In de
loop van 1972 zijn Lennaert en ik weer bij elkaar gaan zitten om liedjes te gaan
schrijven."
De hernieuwde samenwerking blijkt inspirerend. Eerst helpen ze Rob de Nijs terug de
hitparade in met Jan Klaassen De Trompetter, Dag Zuster Ursula en Malle Babbe. Daarna volgt
het album Hoe Sterk Is De Eenzame Fietser, dat met gejuich wordt onthaald. De single Jimmy -
Als hij maar geen voetballer wordt / Ze schoppen hem misschien half dood - is een
van de grootste hits uit Boudewijn's carrière. Minder bekend is dat de tekst hiervan niet
van Lennaert Nijgh is maar van Boudewijn's zwager Ruud Engelander. En dat de frase 'hoe
sterk is de eenzame fietser' niet gelezen moet worden als een vraag maar als een
constatering. "Ik vond het een prachtige tekst, maar had de grootste moeite er muziek op te
maken. Het was echt passen en meten. Aan het eind hield ik nog een stukje over: Maar
liever dat nog dan het bord voor z'n kop van de zakenman / Want daar wordt hij alleen maar
slechter van. Dat heb ik er toen maar met een apart melodietje aangeplakt. Het is een
prachtig lied geworden, waar ik heel trots op ben, maar het was voor mij ook een
bevestiging dat ik met teksten van Lennaert toch het gemakkelijkste werk."
In 1975 stagneert de samenwerking met Lennaert opnieuw. Wederom is het Boudewijn die de
kont tegen d krib gooit. "Ik kwam in contact met René Daalder, een oude vriend van de
Filmacademie. Hij vond dat ik een plaat over mezelf moest maken in plaats van steeds weer
die dingen van Lennaert te zingen en ik was daar op dat moment gevoelig voor. Dus hij heeft
me geholpen mijn zielenleven op papier te zetten."
Het album Waar Ik Woon En Wie Ik Ben stelt artistiek teleur en belandt al snel in de
uitverkoopbakken. Voor de geschiedenis van de Nederpop is het echter een belangrijke plaat,
want in de begeleidingsband leren toetsenist Ernst Jansz en bassist Henny Vrienten elkaar
kennen. "We reden altijd met twee auto's naar de zaal van die avond", herinnert De Groot
zich. "Ernst en ik gingen altijd samen. Henny reed mee met de besteleend van drummer Johnny
Lodewijks. Wij draaiden altijd rustige muziek, meestal iets van de Everly Brothers of zo.
Johnny had altijd keiharde reggae op staan. Dat was in die tijd nog heel bijzonder, het was
echte undergroundmuziek. We zagen die auto altijd heen en weer schommelen, en er kwamen
enorme rookwalmen uit. Tijdens die tour is ook Henny's liefde voor reggae begonnen."
VOOR ZOWEL LENNAERT NIJGH ALS BOUDEWIJN DE GROOT begint in 1975 het grote dwalen. De
tekstschrijver bezorgt Rob de Nijs enkele hits met Zet Een Kaars Voor Je Raam Vannacht en
Het Werd Zomer. Ook weet hij nog een musical uit zijn pen te persen, maar langzamerhand
raakt hij in de greep van Koning Alcohol. "Het einde van de jaren zeventig was de
godenschemering van onze generatie. Waar was het allemaal goed voor geweest? Tien jaar lang
schreef ik niet."
Als het geld weer eens op is, keert hij terug naar Nederland voor een tournee. Het contact
met Nijgh wordt weer hersteld, wat resulteert in enkele nummers op het album Van Een Afstand.
Maar het heilige vuur is verdwenen. Lennaert maakt van de nood een deugd en gaat voor het
Haarlems Dagblad columns schrijven over het nachtleven in de stad. De Groot neemt in '84
afscheid van het vak. "Ik had met Maalstroom een plaat gemaakt waarop ik alles zelf deed: de
teksten, de melodieën, de arrangementen. Dat had ik altijd al gewild, maar het eindresultaat
viel bitter tegen. Mooie liedjes, maar volstrekt onder de maat uitgewerkt. Ik heb toen
gezegd:'En nu even niet'. Dat even werd twaalf jaar.
Om aan de kost te komen gaat Boudewijn detectives vertalen, onder meer van Stephen King. Hij
produceert wat platen van anderen en maakt filmmuziek. De enige keer dat hij nog op de
voorgrond treedt, is als hij begin jaren negentig de hoofdrol vertolkt in de musical
Tsjechov. "Die werd goed ontvangen en dat voelde toch wel prettig. Ik kreeg weer die drang
om een plaat te gaan maken. De platen die ik zonder Lennaert had gemaakt waren me slecht
bevallen, dus moest het weer een album van ons samen worden. Een goed idee, vond hij, maar
de uitvoering stuitte toch op problemen. Hij had inmiddels zo lang geen liedteksten meer
geschreven dat de routine eruit was. Het verleden woog ook zwaar op zijn rug. Bovendien had
Lennaert privé enkele akelige dingen meegemaakt, die bij hem dan weer zo zwaar en diep
werkten, dat hij een tijd niks anders kon dan zich daarmee bezighouden. Op een gegeven
moment ben ik ook met anderen gaan schrijven, want ik voorzag dat de plaat er anders nooit
zou komen. Uiteindelijk, meer dan drie jaar nadat ik bij Lennaert op de stoep had gestaan,
lag Nieuwe Herfst er. Van de veertien liedjes waren er acht met een tekst van hem. De helft
daarvan dateerde uit de jaren zeventig. Meer zet er gewoon niet in."
|
|