Boudewijn zelf over:
Picknick
Bron: booklet Wonderkind aan het Strand
Ieder jaar een plaat, dat was ons devies. De flower power was ingeluid, overgewaaid
uit San Francisco en voor eens en voor altijd op muziek gezet door The Beatles met
'Sergeant Pepper's Lonely Hearts Club Band'. Min of meer uitgedaagd door het
popblad Hitweek, riep ik tegen Lennaert dat we zo'n soort plaat moesten maken, want dat
konden wij ook. De eerste Nederlandstalige psychedelische plaat; een fluitje van een
cent. We moesten het wel bewijzen, want volgens het popblad was onze muziek geen
popmuziek en die van Armand wel. Dat konden we dus niet over onze kant laten gaan.
Of eigenlijk moet ik voor mezelf spreken, want Lennaert doet zelden of nooit mee aan
trends en had helemaal niets met hippies en flower power.
Maar hij zette zich trouw aan de schrijfmachine en verdween in nevelen en sluiers van
regenboogdeuren naar plaatsen waar nog nooit een Nederlandse tekstdichter was gegaan.
Toen hij terugkwam, overhandigde hij mij twaalf teksten, die hem duidelijk door de
tijdgeest waren ingegeven en die met gemak de basis konden vormen voor een 'zeer verre
plaat', ja zelfs het 'eerste echte Nederpopalbum', om Hitweek te citeren. Het concept
was geënt op 'Sgt. Pepper' en in plaats van het openluchtconcert van een orkest,
hadden wij een picknick georganiseerd.
'Ballade van de vriendinnen voor één nacht' was onze 'When I'm
sixty-four' en het slotakkoord van 'Prikkebeen' is dan wel niet zo lang als dat van
'A day in the life', maar het is wel degelijk een uitklinkende piano. De vrolijkheid
van 'Mensen om me heen' was ons antwoord op het uitbundige gezwier in 'Henry the
Horse'. Kortom, als ik het in 'Picknick' heb over 'de blikken blazersband', dan bedoel
ik dus de Lonely Hearts Club Band.
Er waren geen grenzen en we konden gaan waar we wilden. Alle ideeën werden
uitgeprobeerd. We gingen in een opwelling naar een ijzerwinkel om een bijl te kopen,
omdat we dat geluid nodig hadden in 'Megaton'. Eigenlijk moest het een aambeeld zijn,
maar daar was niet aan te komen in Hilversum. We vroegen Han de Vries met wat blazers
te komen spelen en hij bracht het halve Nederlands Blazersensemble mee. We citeerden
klassiek (de aria van Papageno uit Mozarts 'Zauberflöte' is te horen in 'Mensen
om me heen') en pop (de gitaarlick uit 'Foxy lady' van Jimi Hendrix gebruikte ik voor
'Tegenland'). Jeroen Bosch werd weer uit het museum gehaald voor Lennaerts versie van
'De Tuin der Lusten'. We gingen muzikaal van India, wat een absolute must was voor
iedere rechtgeaarde hippie, naar de jaren '30 en vervolgens door naar de jazz uit de
jaren '60, zoals in 'Canzone 4711'. Wij wilden alles en Bert Paige kon alles.
Als klap op de vuurpijl wist Lennaert het voor elkaar te krijgen dat het illustere duo
Simon & Marijke de hoes maakte. Zij hadden al eerder het nodige gedaan voor The
Beatles en The Hollies en beschilderden auto's en gebouwen van beroemde popsterren.
Na enig aandringen waren ze ook bereid de hoes van 'Picknick' te ontwerpen. Voor de
foto op de achterkant had ik bij een verhuurbedrijf van toneelkleding laarzen en een
middeleeuwse wambuis gehuurd, vrouw en kinderen werden met bloemen behangen en
Lennaert nam van de weeromstuit een Boeddhahouding aan. Ronald Sweering, de fotograaf
van dat moment en zelf ook behoorlijk hip, maakte de foto.
In een studio met veel gekleurd licht en wierookdampen werd de plaat opgenomen en
gemixt op vier sporen. Er was nog geen computerbesturing, dus Albert Kos moest vaak
tien vingers gebruiken om de faders te schuiven. En soms waren er vier, vijf en zes
handen nodig om alle instrumenten en effecten op tijd (vooral op tijd!) in de juiste
balans te krijgen en dan zaten we met z'n drieën schouder aan schouder achter de
mengtafel.
Het zou nog even duren voor er acht sporen waren.