Boudewijn zelf over:
Een nieuwe herfst
Bron: booklet bij Wonderkind aan het Strand
Acht jaar later [noot: na de release van Maalstroom].
Toch weer bij Lennaert op de stoep en deze keer zelfs al
te letterlijk. Ik zocht een bed om in te slapen en een dak
boven mijn hoofd. En ik wilde weer een plaat maken met alleen
maar zijn teksten. Een bed en een dak waren geen probleem,
maar tekstdichten lag al ver achter hem. Ondanks de belofte
dat ze er zouden komen, bleef het een kwestie van smeken,
bidden, dreigen, vleien, flemen, kwaad worden, grappen maken,
lief zijn en met de deuren smijten. Het leek wel een
huwelijk. Er kwamen dan ook geen teksten. Tot ik ten einde
raad naar derden stapte: ik belde Ruud Engelander weer, vroeg
Herman Pieter de Boer om hulp en nodigde de dichter Harm
Schepers uit - van wie ik al eerder het gedicht 'Eva' op
muziek had gezet voor een CPNB-plaat - een liedtekst te
dichten. En ik begon in oud materiaal van Lennaert te
grasduinen en vond daar 'Een wonderkind van 50' en 'De drie
Mandarijnen'. Toen pas bleek er een vonk naar hem over te
slaan. En natuurlijk was daar, eigenlijk in de allereerste
plaats, de deus ex machina die de cirkel weer zou sluiten: de
Onbereikbare Liefde. En zo wandelde Lennaert op een middag
mijn (zijn, dus) werkkamer binnen en legde een stapeltje
intrieste en dus wonderschone teksten voor mijn neus. Het
onderwerp was hetzelfde als in de tijd van "Voor de
overlevenden", maar de behandeling ervan was die van een zeer
volwassen man.
En naar die tijd en de jaren erna wilde ik terug. Werken
met een hecht team, arrangementen die dezelfde muzikale kleur
en sfeer bezaten als die van Bert Paige. Na hem had ik geen
arrangeur gehoord die ook maar in zijn buurt kwarn. Tot ik
hoorde wat Jakob Klaasse kon. Hij voelde aan wat Paige met
mijn muziek had gedaan, hij begreep wat ik wilde en hij had
zoveel zelfvertrouwen dat hij ervan overtuigd was dat zijn
eigen muzikaliteit feilloos aansloot bij die van Paige en
mij. Daardoor is de plaat niet een herhaling van de jaren
'60 geworden, maar als het ware een vertaling ervan naar het
heden. Want steeds komen er andere tijden.
Bij het componeren van de muziek voor 'De roos' heb ik
geen moment aan een roos gedacht, maar steeds aan een witte
lelie - een onschuldige, kwetsbare kelk, eerder dan een rode
bloem die dreigend haar stekels opzet. Daarom misschien heb
ik Lennaerts fout niet hersteld en het niet-bestaande woord
'onmeedogenloos' gehandhaafd; het verklaart de hele betekenis
van de tekst.
'De rover' plaats ik onherroepelijk in Haarlem, maar
dat geldt voor een groot deel van Lennaerts teksten. Die
stad wordt hoorbaar gemaakt in het kleine pianofiguurtje, dat
de Damiaatjes in de St. Bavo citeert.
Waar Lennaert al in de vroege jaren '70 zijn hart aan
had verpand, de Ierse muziek, begon mij nu ook te
interesseren. Die sfeer trachtte ik te vangen in de muziek
van 'Als jij niet van me houdt' en 'De rover'.
Voor de opname van 'De drie Mandarijnen' huurde Jakob
een Chinese muzikante in, die de sheng bespeelde (een Chinees
blaasinstrument dat bestaat uit een metalen kommetje met een
tuit eraan, waaruit een groepje holle bamboe-stokjes steekt,
die ieder een gaatje hebben; als je door het tuitje blaast,
je vinger op een gaatje houdt, dan komt uit dat bamboestokje
een toon waarvan de klank veel weg heeft van een hobo) en op
de zhen tokkelde (een soort liggende harp; sla je een snaar
aan en druk je die daarna in, dan krijg je die typische
Chinese zwevende, bijna jankende toon).
Aanvankelijk wilde ik, uitgaande van 'Eva', een
drieluik maken met drie Bijbelse figuren: Eva links, Jozef
rechts en Job in het midden. 'Jozef' moest net als 'Eva' een
sonnet worden; voor 'Job' had ik een Dylan-achtige ballade in
mijn hoofd. Boudewijn Spitzen had voor 'Job' een prachtige
scène in een kroeg bedacht, met een dobbelende God en
Duivel. Ik kreeg de muziek ervoor niet rond. Op de figuur
van Jozef is nooit een tekst geschreven, maar ooit zal die er
komen.
Net als voor "Hoe sterk is de eenzame fietser", werd
ook nu Vera Beths gevraagd twee solo's voor haar rekening te
nemen. En gelukkig zei ze weer ja en was het een genot om
haar te horen en te zien spelen.
En dan zat daar dat orkest, zoals het er dertig jaar
geleden ook had gezeten. Ik voelde me weer thuis, op mijn
gemak, ver weg van alle computers, synthesizers en samplers -
vertrouwd en op bekend terrein. En op 48 sporen.
Waar andere mensen chaos nodig hebben om te
creëren, werk ik het liefste op een basis van zekerheid.
Zoals nu. Van mij mag de winter komen.