Boudewijn zelf over:
Hoe sterk is de eenzame fietser
Bron: booklet bij Wonderkind aan het Strand
Na de Domper van Dwingeloo volgde de Renaissance in de Randstad. Op een zonnige dag,
alsof er niets gebeurd was, stond ik in Heemstede weer op de stoep bij Lennaert.
Hij reageerde navenant. Het was 1972 en we gingen weer een plaat maken. Zo simpel was
het. 'Terug van weggeweest', 'Wat geweest is, is geweest', 'De
reiziger', Lennaert kwam woorden te kort om ons gevoel tot uitdrukking te brengen en
zoals gewoonlijk wist hij precies wat dat gevoel was.
Het hele team was weer bij elkaar, aangevuld met Ruud Engelander, die behalve twee
bewerkingen van de door mij in die tijd bewonderde dichter William Blake, de tekst van
een van mijn grootste hits schreef. Ik kreeg hem zonder titel overhandigd en al lezend
dacht ik met weemoed aan Lennaert, omdat er geen enkel metrum, ritme of muzikaal gevoel
in zat. Maar met het melodietje van 'Meet Mr. Callaghan' in mijn hoofd begon ik,
zoals ik vroeger gewend was, te spelen en te fluiten. En toen bleek er wel degelijk
structuur in de tekst te zitten. Binnen een uur stond alles op muziek. Maar er was nog
geen titel. Die kwam veel later, toen ik besefte waar het nummer eigenlijk over ging en
ik met mijn toenmalige vrouw tot de conclusie kwam dat ik domweg over een vader met een
kindje zat te zingen. Over onze zoon Jimmy dus.
De opname had nog wat voeten in de aarde, omdat de ingehuurde dames het
tjoep-tjoepkoortje niet swingend genoeg konden zingen en gitarist Ben de Bruin, die voor
een onsterfelijke solo zorgde, enorme moeite had met het schema van het laatste stuk.
Dat was volgens hem zo onlogisch dat lekker los improviseren vrijwel ondoenlijk was.
Gelukkig bewees hij nog ruim op tijd zelf het tegendeel. De tjoep-tjoepkoortjes nam ik
voor mijn rekening.
Voor het arrangement van 'Het Spaarne' vroeg ik Bert Paige goed
te luisteren naar 'Sail away' van Randy Newman. In de studio bleek dat hij precies had
begrepen wat ik bedoelde.
Het kwartet van Paul Godwin was eigenlijk geen
salonensemble, dus toen ik hun bij de opname van 'Ik zal je iets vertellen' vroeg
wat te schmieren en te klinken alsof ze in grand café Heck's zaten, reageerden ze
verontwaardigd. Vooral Paul nam het hoog op en Tony heeft bijna handenwringend op hem
in moeten smeken om hem zover te krijgen. Het is gelukt.
'Tante Julia' heette Aunt Emily toen ik haar beschreef. Aanleiding was een
interview met Johnny van Doorn ('The Selfkicker'), dat ik op de tv zag en waarin hij
vertelde over zijn tante die hem op verjaardagsfeestjes altijd vroeg piano te spelen.
Dat vond Johnny op den duur niet zo leuk. Of zijn tante grote borsten had, weet ik niet
meer, maar ik zag haar wel als zodanig voor me. Iedereen heeft wel zo'n tante in de
familie. Waarom Lennaert er Julia van gemaakt heeft, is me een raadsel, want de enige
Julia in onze vriendenkring was zo plat als een dubbeltje.
Op de vraag wat ik zelf het beste nummer uit mijn repertoire vind, weet ik nooit direct
een antwoord te geven. Wel weet ik welk nummer het dichtst bij mijn karakter en mijn
'oerstemming' ligt: 'Onderweg'. Misschien omdat ik, net als miljoenen andere
mensen, nog steeds diep geraakt word door 'Stille nacht, heilige nacht'; ons lied
is daar nauw aan verwant.
Voor de foto van de elpee wilde ik maar één ding: naar de plek waar ik het
liefste kom - de Amsterdamse Waterleidingduinen. Je mag daar niet fietsen, dus eenzamer
kun je je als fietser niet voelen.
Bij het schrijven, evenals tijdens de hele productieperiode, van de elpee, voelde ik me
sterker dan ooit. Ieder nummer heeft direct te maken met een wezenlijk facet van mij en
vaak ook van Lennaert: weggaan en weer terugkomen, denken aan het verleden, in de
toekomst nog alle kanten op kunnen, de plaats waar we wonen, etc. Een titel voor de
plaat was dus gauw gevonden: 'Hoe sterk is de eenzame fietser' is niet, wat veel mensen
denken, een vraag, maar een constatering, een uitroep bijna. We hebben de plaat nooit
als een come-back gezien; toch is één ding zeker: waar we ook naartoe gaan,
we komen altijd weer terug.
De 8-sporenmachine was er; de 16 sporen konden ieder moment komen.