Voor de overlevenden

copyrights: Altona Edition



Voor de overlevenden

Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
Wie vertelt me van het leven?
Grote broer, die weet het best.
Als ik groot ben, wil ik even
groot en sterk zijn als de rest.
De poes vindt van niet.
Hij zegt: ik kan hem nu verstaan.
Als ik groot ben, is dat van de baan,
want grote mensen praten niet met poezen.

En nu ben ik groot
en belangrijk en student.
Grote broer, je bent nu dood,
ik heb je nooit als vriend gekend.
Je bent een zware man,
je bent een grote vreemde vader.
Een meneer die het weten kan.
Maar voor mij ben je alleen maar een verrader.

Vlinders zongen in de bomen,
vogels zaten op mijn hand.
Kleine man, je bent aan 't dromen,
kom gebruik nu je verstand.
En dat heb ik nu gedaan.
Eerst was verstand een heel nieuw spel,
de poes kon ik niet meer verstaan,
de school werd na een week een hel.
Het paradijs is niet voor grote jongens.

Tot dusver heel normaal,
iedereen wordt eenmaal groot,
het overkomt ons allemaal
en een ieder sterft zijn kinderdood.
Je wordt een grote vent,
je wordt een trage lange jongen
die Tacitus en Wolkers kent
en al zijn dromen netjes heeft verdrongen.

Vlinders moeten rupsen worden,
vogels kruipen in hun ei.
Vliegen hoort niet in de orde
van de mensenmaatschappij.
Toch is er soms een weg.

Toch is er iets dat overleeft
en soms dan kan je even weg
omdat wie wil wel vleugels heeft,
al is het dan alleen maar om te dromen,
alleen maar om te dromen.

Omhoog

Lied voor een kind dat bang is in het donker

Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
Binnen lig ik in mijn bed
met gedachten aan daarbuiten
waar kabouters vrolijk fluiten,
want die hebben altijd pret.

Binnen in mijn warme hol
hoor ik mijn gedachten lopen,
die tevoorschijn zijn gekropen
en ik voel me boordevol.

Vol verwarring en plezier
om de koude nacht daarbuiten,
klamme handjes op de ruiten
van het een of andere dier.

Vast een soort van chimpansee.
Zal ik hem eens binnenlaten?
Nee, in godsnaam laat maar praten,
ik zit genoeg in de puree.

Lekker is het hier in bed.
'k Heb mijn allermooiste dromen
nu vanavond laten komen
en de wekker afgezet.

Maar des nachts om twaalf uur
komt een kerel van de zolder
met een grote zak vol kolder
en een fles vol apezuur.

Daarvan ben ik toch wel bang,
maar gelukkig gaan mijn kleren
dan elkaar weer mores leren
en ze rennen door de gang.

En ik hoor de hoge hoed
op de kapstok somber klagen
want alleen om hem te plagen,
doen ze hem vol suikergoed.

Maar ik voel me wat alleen
en een meisje komt me kussen.
Wel wat lastig ondertussen
al die vlinders om me heen.

Maar nu heb ik dan mijn schat
lekker in mijn warme bedje.
Lekker dier, vooruit wat let je.
Heb je al een zoen gehad?

Leiden is nog steeds in last
maar dat kan me niet veel schelen,
want de maan, die ronde gele,
houdt de hemel toch wel vast.

Maar helaas de goede fles
waaruit ik mijn zoete dromen
glanzend in mijn glas zag stromen,
is nu leeg, een harde les.

En die fles is tot mijn spijt
't middelpunt van heel mijn leven.
Met de wekker op half zeven
zak ik door een eeuwigheid.

Oh het leven is een last
met het werk van zeven weken
onberoerd en onbekeken
doelloos liggend in de kast.

Oh wat heb ik reuze spijt,
niets dan tranen is het leven
en ik zucht met Van het Reve:
't is weer niks als narigheid.

Narrig snurkend in mijn slaap
ligt ik hier tot kwart voor achten
op de dageraad te wachten,
morgen sta ik weer voor aap.

Omhoog

De wilde jager

Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
Wanneer in de morgen de zon weer schijnt
en langzaam de nevel van het land verdwijnt,
als over het water het zonlicht strijkt,
de aarde nog donker bevroren lijkt,
dan hoor ik nog altijd zacht
zijn stem in de wind.
Zijn hoefslag ging door de nacht:
de wilde jager.

Als brandend de zon aan de hemel staat
en tegen de duinen de branding slaat,
als boven de wereld een wolkenvloot
de boeg door onzichtbare golven stoot,
dan zie ik weer in de lucht
zijn hamer van vuur
waarvoor ieder leven vlucht:
de wilde jager.

Als 's avonds de zon alles koper kleurt
en achter de duinen het weiland geurt,
dan weet ik dat nu heel de wereld wacht,
hij komt altijd weer, hij komt iedere nacht.
Dan weet ik: eens op een keer
neemt hij mij mee.
Die hij haalt, keert nimmer weer:
de wilde jager.

Maar 's morgens als toch weer de zon verschijnt
en langzaam de schaduw van de nacht verdwijnt,
dan weet ik: er komt weer een nieuwe dag,
en vergeet ik de nacht.

Omhoog

Naast jou

Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
Nee, ik heb nog niets begrepen van je woorden,
ik heb mijn moed nog lang niet bij elkaar geraapt.
Ik weet zeker nu dat ik jou huilen hoorde,
je ligt naast me en je doet alsof je slaapt.
En ik weet dat jij als ik je aan wil raken,
kribbig afweert alsof ik een vreemde ben.
Ik ben bang voor jouw gezicht als we ontwaken,
ik ben bang dat ik je dan niet eens meer ken.
En ik kan jouw lichaam in het donker naast me
bijna zien, ik ken er ieder plekje van.
Misschien zie ik je nooit meer en het verbaast me
dat ik nu zo kalm en helder denken kan.

Ik herken zelfs jouw manier van ademhalen
in het donker van ons harde smalle bed.
En ik voel de warmte van je lichaam stralen
al heb je mij dan ook in de kou gezet.
Ik weet nog goed de eerste nacht dat wij hier waren,
het was winter en je had de trein gemist.
In mijn bed lag jij wat voor je uit te staren
omdat jij er nog niet al te veel van wist.
En ik wilde wel heel graag ervaren lijken
maar ik wist er ook niet veel meer van dan jij.
's Morgens durfden wij elkaar niet aan te kijken,
ik had er spijt van en was toch wel heel erg blij.

Het is weer ochtend en de zon is al gaan schijnen,
door mijn wimpers zie ik je in de kamer staan
in het zachte licht dat valt door de gordijnen.
En je schaamt je nu voor mij, je kleedt je aan.
Ik hoop dat ik nooit zo'n nacht meer zal beleven
en het geeft niet of ik mijn gevoel verdruk,
maar je hebt me bij het afscheid iets gegeven,
de herinnering aan liefde en geluk.
En ik spring uit bed, ik gooi de ramen open,
mensen zwermen op het plein, de lucht is blauw.
Ik wil zonder doel en zonder wegen lopen
en gelukkig zijn, als is het niet met jou.

Ik wil naar zee toe om te rijden op de golven,
ik wil vliegen als een vogel in de lucht,
in de wolken zijn of onder schuim bedolven.
Het is voorbij en ik ben vrij en met een zucht,
met een lach en met een traan ben ik door straten
van de stad waar het nu lente is, gegaan.
En ik heb de winter achter me gelaten,
onze liefde kan niet langer meer bestaan.
Maar al ga ik hier vandaan, toch blijf ik zingen,
ik heb altijd nog een lied en mijn gitaar.
Ik blijf dromen van precies dezelfde dingen,
ik zal je weer zien en we blijven bij elkaar.

Omhoog

Testament

Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
Na tweeëntwintig jaren in dit leven
maak ik het testament op van mijn jeugd.
Niet dat ik geld of goed heb weg te geven,
voor slimme jongen heb ik nooit gedeugd.
Maar ik heb nog wel wat mooie idealen,
goed van snit, hoewel ze uit de mode zijn.
Wie ze hebben wil, die mag ze komen halen,
vooral jonge mensen vinden ze nog fijn.

Aan mijn broertje dat zo graag wil gaan studeren
laat ik met plezier het adres na van mijn kroeg,
waar ik te veel dronk om een vrouw te imponeren
en daarna de klappen kreeg waarom ik vroeg.
En dan heb ik nog een stuk of wat vriendinnen
die wel opgevoed en zeer verstandig zijn
en waarmee je dus geen donder kunt beginnen,
maar misschien krijgt iemand anders ze wel klein.

Voor mijn neefje zijn mijn onvervulde wensen
wel wat kinderlijk, maar ach ze zijn zo diep.
Ik behoorde immer tot die groep van mensen
voor wie het geluk toch altijd harder liep.
Aan mijn vrienden laat ik gaarne het vermogen
om verliefd te worden op een meisjeslach.
Zelf ben ik helaas een keer te veel bedrogen,
maar wie het eens proberen wil, die mag.

Mijn vriendinnetje, ik laat je alle nachten
dat ik tranen om jouw ontrouw heb gestort.
Maar onthoud dit wel: ik zal geduldig wachten
tot ik lach omdat jij ook belazerd wordt.
En de leraar die mij altijd placht te dreigen:
jongen, jij komt nog op het verkeerde pad,
kan tevreden zijn en hoeft niets meer te krijgen.
Dat wil zeggen: hij heeft toch gelijk gehad.

Voor mijn ouders is het album met de plaatjes
die zo vals getuigen van een blijde jeugd.
Maar ze tonen niet de zouteloze praatjes
die een kind opvoeden in eer en deugd.
En verder krijgen ze alle dwaze dingen
terug die ze mij te veel geleerd hebben die tijd.
Ze kunnen mij tenslotte ook niet dwingen
groot te worden zonder diep berouw en spijt.

En dan heb ik ook nog enkele goede vrienden
maar die hebben al genoeg van mij gehad.
Dus ik gun ze nu het loon dat ze verdienden,
alle drank die ze van mij hebben gejat.
Verder niets, er zijn alleen nog een paar dingen
die ik houd omdat geen mens er iets aan heeft,
dat zijn mijn goede jeugdherinneringen,
die neem je mee zolang je verder leeft.

Omhoog

Vrienden van vroeger

Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
't Is eindelijk een feit,
ik weet ik ben volwassen,
ik moet nu op gaan passen
met werk en geld en tijd.
De jaren zijn voorbij
van luieren en leren,
onschuldig potverteren,
beschonken zijn en blij.

Ik heb een vrouw, een kind,
een doel om voor te leven,
maar gisteren dacht ik even:
waar is mijn beste vrind?
Met wie ik indertijd
het leven attaqueerde
en Franse thema's leerde
en met dezelfde spijt
het meisje heb gekend
dat onze harten roofde
en zich daarna verloofde
met een derdejaars student.

Die jongen uit mijn klas
die ouder was in jaren
en daardoor meer ervaren,
van wie dat boekje was
dat later op een dag
door vader werd gevonden,
waarin die plaatjes stonden
waarop je alles zag.

De vriend die alle pret
en zorgen met me deelde,
de stoerheid die we speelden,
de eerste sigaret.
De eerste kuise zoen
gekregen van een meisje
in ruil voor 't choco-ijsje,
waarvoor ze het wel wou doen.
De vrienden uit die tijd,
waar zijn ze nu gebleven?
En soms denk ik wel even:
raakte ik mezelf soms kwijt?

De onschuld van een kind
alleen te zien wat waar is,
wat vriendschap voor elkaar is
terwijl je later vindt
dat alles anders is
dan vroeger in je dromen,
niets is ervan gekomen,
zo heb je je vergist.

Ook ik heb vroeg of laat
dat liedje wel gezongen
van beste brave jongen,
maar met een hart vol haat.
Waar zijn mijn vrienden heen
die ik moeiteloos vertrouwde,
op wie ik dromen bouwde?
Ik ben nu helaas alleen.
Omdat ik nu wel weet,
je kunt op niemand bouwen,
je kunt geen mens vertrouwen,
dus droom ik maar,
dus droom ik maar
en vergeet.

Omhoog

Ze zijn niet meer als toen

Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
Tot nu toe was het nooit geheel volmaakt,
verbrande steden en een volk om voor te sterven,
een tomeloze liefde, een derde die het kon bederven,
tot nu toe was het nooit geheel volmaakt.

Er is gezegd:
er komen andere tijden,
er is gevochten voor een nieuw fatsoen.
Er is niet geluisterd naar wat anderen zeiden,
ik heb geen zin het nog eens over te doen.

Het is nu beter al je vrienden maar te mijden,
ze veranderen snel en zijn niet meer als toen.

De grote waarheid is intussen achterhaald,
wat vroeger wet was, is nu bij de wet verboden,
de ouderen zijn niet meer zoals vroeger halve goden
en de vis wordt ook niet meer zo duur betaald.

Natuurlijk zijn er mensen die nog lijden
en vrede is nog steeds een visioen.
Het is geen tijd om nu je bedje al te spreiden,
al zijn er mensen die dat nu al doen.

Het is dus beter al je vrienden maar te mijden,
ze veranderen snel en zijn niet meer als toen.

Maar denk in godsnaam niet dat we er al zijn,
er moet zowel het een en ander nog gebeuren.
En het blijft vechten hoewel de anderen niet ophouden met zeuren
dat het vroeger beter was, zo rustig en zo fijn.

Dat zijn je vrienden die eertijds altijd zeiden
dat zij het later anders zouden doen.
Ze wilden zich van elk gezag bevrijden.
Nu doen ze niets, ze houden hun fatsoen.

Het is dus beter deze vrienden maar te mijden,
ze veranderen snel en zijn niet meer als toen.

Morgen is het weer zoals vandaag
het lijkt veranderd, maar jullie weten beter.
Al wordt de grond intussen onder jullie voeten heter,
jullie rekenen niet af, je bent te traag.

Er is gezegd er komen andere tijden,
er is gevochten voor een nieuw fatsoen.
Er is niet geluisterd naar wat anderen zeiden,
ik heb geen zin het nog eens over te doen.

Daarom heb ik besloten jullie maar te mijden,
jullie zijn hetzelfde, geen vrienden meer als toen.

Omhoog

Zonder vrienden kan ik niet

Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
NB. Deel van lied is acrostichon (naamdicht).
De beginletters van de regels vormen de namen:
Jan Willem, Ramses, Boudewijn en Lennaert.
Je kunt desnoods wel zonder geld
al is dat voor je maag niet fijn.
Nog erger als een vrouw je kwelt,
want dan doet ook je hart nog pijn.
Ik weet het kan verschrikkelijk zijn.
Liefst heb ik een vriend met wie ik alras
langdurig zeuren kan hoe het was
en ik heb troost in mijn verdriet.
Mijn makkers, schenk me nog een glas,
want zonder vrienden kan ik niet.

Raar is het leven toch, ik hou
al niet zo veel van alcohol,
maar uitgerekend om een vrouw
sla ik naar binnen tot ik vol
en snikkend van de bittere lol
subiet in slaap val in een stoel.
Daar vindt een vriend mij, ruimt mijn boel.
Ik wankel, prevel vals een lied
omdat ik me toch gelukkig voel,
want zonder vrienden kan ik niet.

Bedrogen ben ik vaker wel,
ook heb ik meer een vrouw bemind.
Uit ging het steeds, maar aan die hel
denkt toch geen mens als het begint,
een man blijft toch altijd een kind.
Wie droomt niet van het paradijs,
ineens wordt niemand oud en wijs.
Je krijgt voor vreugde vaak verdriet,
niet over rozen gaat de reis,
maar zonder vrienden kan ik niet.

Laat mij maar schuiven, want ik red
er toch nog altijd wel iets van.
Nu prince, verhoor dan dit gebed,
neem alles als het niet anders kan,
alleen mijn vrienden, laat die dan.
Er blijft mij anders niets, o Heer,
rampzaliger kan toch niet meer.
Terwijl u mij in tranen ziet,
zweer ik desnoods: ik drink niet meer.
Maar zonder vrienden kan ik niet.

Omhoog

Het Land van Maas en Waal

Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
Onder de groene hemel in de blauwe zon
speelt het blikken harmonie orkest in een grote regenton.
Daar trekt over de heuvels en door het grote bos
de lange stoet de bergen in van het circus Jeroen Bosch.
En we praten en we zingen en we lachen allemaal,
want daar achter de hoge bergen
ligt het Land van Maas en Waal.

Ik loop gearmd met een kater voorop.
Daarachter twee konijnen met een trechter op hun kop.
En dan de grote snoeshaan, die legt een glazen ei.
Wanneer je het schudt dan sneeuwt het op de Egmondse Abdij.

Ik reik een meisje mijn koperen hand,
dan komen er twee Moren met hun slepen in de hand.
Dan blaast er de fanfare ter ere van de schaar,
die trouwt met de vingerhoed, ze houden van elkaar.

En onder de purperen hemel in de bruine zon
speelt nog steeds het harmonie orkest in een grote regenton.
Daar trekt over de heuvels en door het grote bos
de lange stoet de bergen in van het circus Jeroen Bosch.
En we praten en we zingen en we lachen allemaal,
want daar achter de hoge bergen ligt het Land van Maas en Waal.

We zijn aan de koning van Spanje ontsnapt,
die had ons in zijn bed en de provisiekast betrapt.
We staken alle kerken met brandewijn in brand,
't is koudvuur, dus het geeft niet en het komt niet in de krant.

Het leed is geleden, de horizon schijnt
wanneer de doden dronken zijn en Pierlala verdwijnt.
Dan steken we de loftrompet en ook de dikke draak
en eten 's avonds zandgebak op het feestje bij Klaas Vaak.

En onder de gouden hemel in de zilveren zon
speelt altijd het harmonie orkest in een grote regenton.
Daar trekt over de heuvels en door het grote bos
de stoet voorgoed de bergen in van het circus Jeroen Bosch.
En we praten en we zingen en we lach-ahahahaa,
het Land van Maas en Waal,
van Maas en Waal, van Maas en Waal,
van Maas en Waal, van Maas en Waal.

Omhoog

Verdronken vlinder

Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
Zo te sterven op het water
met je vleugels van papier,
zo maar drijven na het vliegen
in de wolken drijf je hier.
Met je kleuren die vervagen,
zonder zoeken, zonder vragen.
Eindelijk voor altijd rusten
met de bloemen die je kuste.
Geuren die je hebt geweten,
alles kan je nu vergeten,
op het water wieg je heen en weer.
Zo te sterven op het water
met je vleugels van papier.

Als een vlinder die toch vliegen kan
tot in de blauwe lucht,
als een vlinder, altijd vrij
en voor het leven op de vlucht,
wil ik sterven op het water,
maar dat is een zorg van later.
Ik wil nu als vlinder vliegen,
op de bloemenblaren wiegen.
Maar zo hoog kan ik niet komen,
dus ik vlieg maar in mijn dromen.
Altijd ben ik voor het leven op de vlucht,
als een vlinder die toch vliegen kan
tot in de blauwe lucht.

Om te leven, dacht ik,
je zou een vlinder moeten zijn,
om te vliegen heel ver weg
van alle leed en alle pijn.
Maar ik heb niet langer hinder
van jaloers zijn op een vlinder.
Want zelfs vlinders moeten sterven,
laat ik niet mijn vreugd bederven.
Ik kan zonder vliegen leven.
Wat zal ik nog langer geven
om een vlinder die verdronken is in mei?
Om te leven hoef ik
echt geen vlinder meer te zijn.

Ferdronken Flinter

Oersetten yn it frysk troch: Heleen Kuipers.
Gebruik de tabs van Edwin Belsen om jezelf te begeleiden.
Sa te stjerren op it wetter
mei dyn wjukken fan papier.
Samar driuwen nei it fleanen
yn de wolken driuwst do hjir,
mei dyn kleuren dy ferfage,
sūnder sykje sūnder fragen,
einlings foar altyd reste
en de blommen die sto tutest.
Geuren dy sto ooit hast witten,
alles kinst do no ferjitte
op it wetter widzest hin en wer.
Sa te stjerren op it wetter
mei dyn wjukken fan papier.

As in flinter dy dochs fleane kin
oan't yn de blauwe loft,
as in flinter altyd frij en
foar it libben op'e flecht,
wol ik fersterren op it wetter,
mar dat is in soarch foar letter.
Ik wol fladderje as'n flinter,
op it blommenblźd sa widzjend,
mar sa heech ken ik net fleane,
derom flecht ik in yn myn dreamen,
altyd bin ik foar it libben op'e rin,
as in flinter dy dochs fleane kin,
oant yn de blauwe loft.

Om te libjen tocht ik: soest
in flinter wéze moatte,
om te fleanen hiel fier fuort
fan alle libben, alle pine.
Mar ik ha net langer hinder
fan oergeunst op in flinter,
want selst flinters die ferstjerre,
'k lit myn wille net bedjerre,
ik kin sūnder fleane libje.
Wat sil ik noch langer jaan,
oer in flinter dy fersūpen is yn maaie,
om te libjen ha ik ek langer neat
mear te kleie.

Omhoog

Beneden alle peil

Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
Jouw armen liefste, zijn niet om te slaan,
je moet je handen niet tot vuisten maken.
Je ogen hoeven niet zo hard te staan,
ontspan die harde lijnen om je kaken.
Je lichaam lief is zacht om aan te raken.
Maar jij denkt enkel aan je eigen heil,
jij denkt alleen maar aan je eigen zaken
en dat is toch beneden alle peil.

Bekijk jezelf en lach, je zachte arm
is voor mijn hoofd gemaakt om op te rusten,
je borst als veilig kussen houdt me warm,
maar warmer zijn je lippen die me kusten.
Zo wekte je een voor een mijn andere lusten.
Maar jij dacht aan een ander onderwijl
waarmee je zonder moeite je geweten suste
en dat is toch beneden alle peil.

Mijn liefde was de inzet voor jouw spel,
door mij liet jij je ijdelheid graag strelen.
Je wilde niet, dan wilde je weer wel.
Ik was verblind, ik liet maar met me spelen.
Je liet je zo maar door een ander stelen
en mijn geluk ging zo maar voor de bijl.
Maar mijn verdriet kon jou niet zoveel schelen
en dat was toch beneden alle peil.

Prinsheerlijk lig je in een anders bed
en maakt hem met je lichaam dwaas en dronken,
wat in geen enkel opzicht jou belet
achter zijn rug om weer naar mij te lonken.
Bedriegen ligt nu eenmaal in jouw stijl,
je hebt je in het geheim aan mij geschonken,
maar het is toch wel beneden alle peil.

Not up to scratch (door Mary Coughlin)

Vertaling: R. Hensey
Gebruik de tabs van Edwin Belsen om jezelf te begeleiden.
Your arms were never meant to aim to hit
Your fingers fold to easily to fist
Your eyes don't need to be as cold as this
Ease those lines around your tightened lips
Your looking well as you are well aware
As always you were searching for the catch
You're totally involved with your affairs
And really darling that's not up to scratch

My love was always played within your game
I satisfied your vanity again
You loved me, loved me not and more's the shame
I was blind and followed you in vain
While rolling in your arms I learned to late
You had someone on the sideline of this match

You exercised your conscious while I wait
And you excused your conduct with panache
You let yourself be swept right of your feet
And not expecting anything so rash
I cried myself to sleep, you paid no heat
And really darling, that's not up to scratch

You simply fell into another bed
And than you start to cheaten her instead
It really made no difference what she said
You came home to me, so easily led
And now that you are back with me again
I hope now that its time you've met your match
Cause really darling it's not up to scratch

Mary Coughlin is een Ierse zangeres.

Omhoog

Ken je dat land?

Lennaert Nijgh / Boudewijn de Groot
Voor een land zonder strijd,
voor een hemel zonder wolken,
voor een nieuwe tijd
zou ik de stad willen bevolken
met mensen zonder haat of nijd.

Ken je dat land, mijn allerliefste,
met zijn hemel van kristal?
Zon op wijde groene velden
en iedere avond bal,
waar wij dansen.
Ken je dat land, mijn allerliefste,
ken je dat land zo ver van hier?

En een leven van goud,
zonder leugens, zonder tranen,
jij die van mij houdt
zou ik voeren door groene lanen,
'k had mijn huis van glas gebouwd.

Ken je dat land, mijn allerliefste?
Geluk en vrede voor altijd,
waar wij samen kunnen dwalen
zonder tijd voor tijd,
samen dwalen.
Ken je dat land, mijn allerliefste,
ken je dat land zo ver van hier?

Voor de zoemende zee,
voor een glimlach zonder tanden,
voor een nieuw idee,
daar zou ik jou op bei mij handen
voor willen dragen met me mee.

Ken je dat land, mijn allerliefste?
Met dat altijd groene bos,
waar altijd de vogels zingen
en wij slapen op het mos.
Zonder wapens, zonder strijden,
zonder zonden, zonder lijden,
ah zonder haat, zonder nijd.
Ken je dat land, mijn allerliefste,
ken je dat land zo ver van hier?

Ken je dat land, ken je dat land,
o ken je dat land zo ver van hier?
Ken je dat land, mijn allerliefste,
ken je dat land?
O ken je dat land zo ver van hier?
Ken je dat land, mijn allerliefste,
ken je dat land,
ken je dat land zo ver van hier?

Ken je dat land?

Omhoog
Terug