tekst: | (traditioneel) bewerkt door Lennaert Nijgh |
muziek: | Boudewijn de Groot |
tabs: | Lion Hijmans |
G Em Daar zeilde op de Noordzee, de Noordzee wijd en koud Am D Een schip zo zwaar beladen met 's werelds ijdel goud G Em Daar kwam de Spanjaard dreigen te roven ons het goud Am D G Em Toen we voeren op de Noordzee, de Noordzee, de Noordzee Am D G Al op de Noordzee wijd en koud. G Em 't Was onze jongste makker, een jongen sterk en koen Am D Die sprak al tot den schipper, wat zult gij aan mij doen G Em Wanneer ik wil gaan zwemmen, en ginds het Spaans galjoen Am D G Em Doen zinken in de Noordzee, de Noordzee, de Noordzee Am D G Al in de Noordzee zinken doen. G Em Ik zal U geven zilver, een wapen en blazoen Am D Mijn eigen jonge dochter zal ik U huwen doen G Em Wanneer gij wilt gaan zwemmen en ginds het Spaans galjoen Am D G Em Doen zinken in de Noordzee, de Noordzee, de Noordzee Am D G Al in de Noordzee zinken doen. G Em De jongen bad de hemel, sprong daarop overboord Am D En heeft in 's vijands scheepswand drie gaten toen geboord G Em En van de trotse Spanjaard is nimmer meer gehoord Am D G Em Op heel de wijde Noordzee, de Noordzee, de Noordzee Am D G Al op de Noordzee meer gehoord G Em Toen zwom hij naar het schip en de mannen juichten luid Am D Maar onze schipper gaf hem zijn dochter niet tot bruid G Em Al smeekte ook de jongen: "haalt mij het water uit" Am D G Em De schipper gaf de Noordzee, de Noordzee, de Noordzee Am D G Gaf hem de Noordzee als zijn bruid G Em Toen zwom hij om het schip heen, hij was zo koud en moe Am D Vol bitterheid en wanhoop riep hij zijn makkers toe G Em "Och makkers, haalt mij op, want ik ben het zwemmen moe Am D G Em Mij trekt de koude Noordzee, de Noordzee, de Noordzee Am D G Mij trekt de Noordzee naar zich toe". G (-) Em Zijn makkers redden hem toen - maar op het dek stierf hij Am D Na 't een-twee-drie-in-godsnaam - dreef weg met 't getij G Em De koene jonge zeeheld, veel jonger nog dan wij Am D G Em En zonk toen in de Noordzee, de Noordzee, de Noordzee Am D G Al in de Noordzee weg zonk hij.
|
|