Het Eiland In De Verte

copyrights: Pappa's Music, Copyrightcontrol



Ballade van de onsterfelijkheid

Boudewijn de Groot / Lennaert Nijgh
Over vijfentwintig jaar
zal iedereen het zingen
het lied van oude mensen
en voorbijgegane dingen
ook al zijn we dan vergeten
wat we doen en hoe we heten
of we halen wát we weten
af en toe wat door elkaar

De toekomst was een zee
een blauwe zee van tijd
maar 'later als je groot bent'
wordt 'later als je dood bent'
dan komt de dag van gisteren
en ben je morgen kwijt
en langzaam schuif je op
naar een plaatsje bij het raam
daar mag je dan gaan zitten
beetje praten beetje pitten
totdat de hemel opengaat
en dan roepen ze je naam

O de zomer van het jaar
dat wij elkaar ontmoetten
de zomer van het lange gras
en van de blote voeten
is het echt zo lang geleden
dat we jong en ontevreden
op een dag het zomaar deden
voor het eerst en met elkaar

Adieu vaarwel tot ziens
het afscheid doet me pijn
want afscheid duurt niet even
het duurt je hele leven
totdat de dag van gisteren
voorgoed voorbij zal zijn

Over vijfentwintig jaar
zal iedereen het horen:
het lied van 'vóór de oorlog'
en 'toen was jij nog niet geboren'
het leven is bederfelijk
en doodgaan blijkbaar erfelijk
maar al zijn we niet onsterfelijk
we zijn nog bij elkaar

Wat blijft is de herinnering
de liefde die niet overging
de eeuwige betovering
van de onsterfelijkheid


Omhoog

Berlijn

Boudewijn de Groot / Lennaert Nijgh
Berlijn daar was ik nooit geweest
je gaat niet zomaar even naar Berlijn
en waarom zou ik daar ineens moeten zijn
ik was nog nooit in Berlijn

Berlijn ken ik van mijn vader
die vaak vertelde van zijn tijd in Berlijn
de stad van lang geleden
vreemd dat ik zoveel vaders ken
die allemaal eens in Berlijn
het een en ander deden

Berlijn dat waren mooie jaren
toen draaide alles om Berlijn
Berlijn waar ze dansten
tango bij de thee
foxtrot bij 't diner
en later in het danscafé
Berlijn waar je vrienden had
unter den Linden zat
Berlijn dat was de mooiste stad

Berlijn daar was ik nooit geweest
maar ik droom wel eens dat ik ergens ben
in een straat die ik nergens van ken
en toch weet ik dan waar ik ben

Er hangt boven die stad altijd
een eigenaardig waas van roet
alsof er kort tevoren ergens brand was
en hier en daar kleeft het verleden vast als bloed
en wil de tijd niet voorbijgaan
in straten die allang niet meer bestaan
door iedere hoop verlaten
en alle kogelgaten van de wereld
zitten in Berlijn

Midden in de stad staat
het geraamte van een kerk
tot monument gebombardeerd
alsof dat nodig is in deze stad
die eeuwig door de oorlog wordt verteerd

Ach Berlijn dat waren mooie jaren
toen draaide alles om Berlijn
Berlijn waar ze dansten
tango bij de thee
foxtrot bij 't diner
en later in het danscafé
Berlijn waar je vrienden had
unter den Linden zat
Berlijn dat was de mooiste stad


Omhoog

De blauwe uren

Boudewijn de Groot / Boudewijn de Groot
Nu jij niet meer kunt schrijven
moet ik het zelf maar leren:
er komen andere tijden
iets anders weet ik niet

Nu jij niet in de buurt bent
moet ik het zelf proberen:
en onder de groene hemel
iets anders weet ik niet

Nu jij me hebt verlaten
zoek ik mijn eigen veren:
het album met de plaatjes
iets anders weet ik niet

Duizend melodieën schrijven
ik doe het zonder pijn
maar duizend mooie woorden
hoe wijs moet je dan zijn

Nu jij niet meer bij mij bent
zou ik je willen eren:
vaarwel misschien tot ziens
iets anders weet ik niet

Nu jij voor altijd weg bent
en rust in koele meren
denk ik: verdronken vlinder
iets anders weet ik niet

Dit zijn de blauwe uren
de schemer duurt nog kort
vanavond gaan we slapen
kijken hoe het morgen wordt

Nu jij niet meer kan schrijven
moet ik het zelf proberen:
nu jij niet meer kan schrijven
mijn god… dit is een lied


Omhoog

Eeuwige jeugd

Boudewijn de Groot / Freek de Jonge
Ooit liep mijn vader in de lente
met mij naar het kleine meer
hij liet me in het water kijken
ik zag mezelf als oude heer
de zomer vloog voorbij
mijn ogen traanden van de pijn
want een kind kan nog niet weten
wat waterrimpelingen zijn

Toen de herfst begon te razen
liep ik alleen naar het kleine meer
bekeek mezelf in het wilde water
en zag mijn jongenstrekken weer
wie weet dat zo'n rimpeling
het gevolg is van de wind
die kan in de spiegel kijken
en dan zichzelf weer zien als kind

Eeuwige jeugd is zonder spijt
geen flauw benul van plaats of tijd
er is alleen maar heden
geen toekomst of verleden
zolang me heugt
eeuwige jeugd

Nu is het wachten op de winter
niet alleen mijn haar wordt grijs
ik zal naar het kleine meer gaan
om voet te zetten op het ijs
het water zal me dragen
tot het winter weer verveelt
dan zal ik zinken in de lente
verdrinken in mijn spiegelbeeld

Het eiland in de verte

Boudewijn de Groot / Lennaert Nijgh
Het eiland in de verte
waar ik zo menig keer
ten anker ben gekomen
beschut voor de woedende zee

Ik zie de hoge duinen
het vuur daarboven uit
ik weet daar is de haven
de luwte van de ree

Ik weet ik kan niet anders
de reis gaat eens voorbij
maar alles wordt zo donker
wat helder was voor mij

Toch lijkt het uren later
of ik de stormwind door
nog steeds verwaaide stemmen
van vroeger eiland hoor

Het eiland in de verte
waar ik beschut tegen de wind -
kom hier kom in mijn armen -
een veilige haven vind

Maar nee ik kan niet anders
ik heb de stem gehoord
o nee ik kan niet anders
de steven naar de noord

Naar waar de storm de gronden
in witte waanzin slaat
ik kan niet anders - verder -
het gaat zoals het gaat

Het eiland in de verte
waar ik zo menig keer
ten anker ben gekomen
ik kom er nimmermeer


Omhoog

Het einddoel

Boudewijn de Groot / Jan Rot
Toen ik wist waarom ik huilde
vielen beide ogen droog
wat mijn tranen zo vervuilde
was de waarheid die ik loog

Nu lijk ik wel te dansen
stevig vast en dan weer vrij
en al die tijd kijk ik naar jou
en jij verliefd naar mij

Toen ik wiste waarom ik beefde
werden angsten minder groot
en toen ik wist waarom ik leefde
was ik niet bang meer voor de dood

Ik was beschadigd moe en oud
te vaak verongelijkt
nu veeg ik alle tranen weg
het einddoel is bereikt

Nu lijk ik wel te dansen
terwijl de wereld kijkt
en veeg ik alle tranen weg
het einddoel is bereikt
Nu veeg ik alle tranen weg
het einddoel is bereikt


Omhoog

Hoe moet ik het de stad vertellen

Boudewijn de Groot / Marcel Verreck
Het uitzicht van de brug is prachtig
het water stroomt in golvend groen
en in het zonlicht heerst almachtig
de kerk toren net als toen

Een meeuw zoekt vissen in het water
de stagen gieren hoog en wrang
hier stond ik naast je met een kater
en nu vandaag ga ik jouw gang

Hoe moet ik het de stad vertellen
met stille trom of hoorngeschal
hoe moet ik het de stad vertellen
dat jij niet meer komen zal

Dat jij nooit meer langs de boten
dat jij nooit meer in de kroeg
dat jij nooit meer aangeschoten
dat jij nooit meer 's ochtends vroeg

Dat jij nooit meer met een glimlach
dat jij nooit meer op het plein
dat jij nooit meer op een dinsdag
dat jij nooit meer hier zal zijn

De schemer is een vreemde trooster
en komt met drank in het café
hier zit ik losgelaten prooster
en drink vanavond maar voor twee

Buiten wachten mij de stenen
van deze stad mijn zoet gevang
door rossig licht zo warm beschenen
en ja vannacht ga ik jouw gang

Hoe moet ik het de stad vertellen
met stille trom of hoorngeschal
hoe moet ik het de stad vertellen
dat jij niet meer komen zal

Dat jij nooit meer langs de boten
dat jij nooit meer in de kroeg
dat jij nooit meer aangeschoten
dat jij nooit meer 's ochtends vroeg

Dat jij nooit meer met een glimlach
dat jij nooit meer op het plein
dat jij nooit meer op een dinsdag
dat jij nooit meer hier zal zijn

Maar de stad heeft mij niet verlaten
ze is mij onvoorwaardelijk trouw
ze koestert me in al haar straten
en zie ik haar dan zie ik jou


Omhoog

Klok onder water

Boudewijn de Groot / Lennaert Nijgh
Twee jongens in een boot
stiekem aan het fuiken lichten
op een warme nacht in juli
stiekem paling stropen
bij de volle maan

Dan horen ze opeens
in de nevelige stilte
in het diepe zwarte water
het luiden van een klok

Onder water onder water
het luiden langzaam luiden
van een klok

Het is niet de klok van Muiden
niet de klok van Waterland
eenzaam onder water
in de stilte van de nacht

Twee jongens in een boot
ze kijken elkaar aan
met bange blauwe ogen
gezichten zo bleek
als de maan

Ze kennen het verhaal:
toen de vijand is gekomen...
zijn de klokken uit de toren
naar het oosten meegenomen
naar het oosten naar de oorlog...

Maar de klokken op de schuit
ze zijn nooit aangekomen
want ergens in het water
van de diepe Zuiderzee

Zijn de klokken uit de toren...

(voor Henk Hortensius)


Omhoog

Het land van koning Jan

Boudewijn de Groot / Lennaert Nijgh
Wij vertelden elkaar vroeger van het Land van Koning Jan
heel ver achter in de tuin waar niemand kwam
behalve jij en ik en soms jouw poppen en de poes
bergen en rivieren en steden eeuwenoud
riepen wij met een paar woorden uit het zand
en we hoorden elkaar denken
buiten ons bestond er niets
en de hele wereld lag in onze hand

Daar onder de seringen ver van onze ouders thuis
lag het Land van Koning Jan op ons te wachten
en 's avonds kwam de slaap en gingen wij op weg naar huis
met het Land van Koning Jan in onze ogen
en de geur van de seringen in ons haar.

Jarenlang waren we samen broer en zus op school en thuis
we werden ouder en kregen kamers voor onszelf
toch sliepen we vaak samen als in onze kindertijd
dan vertelden we verhalen dicht tegen elkaar aan
en later kwam vanzelf nieuwsgierigheid
we ontdekten elkaars lichaam
als een nieuw opwindend spel
en we kenden wel verbazing maar geen spijt

Daar onder de seringen ver van alle mensen thuis
beleefden wij een eindeloze zomer
en 's avonds in de schemer gingen wij op weg naar huis
met het Land van Koning Jan in onze ogen
en de geur van de seringen in ons haar

Op een dag heb ik gevochten met een jongen uit mijn klas
die jou zoende en je meenam naar een feest
ik werd uitgelachen niemand die mijn jaloezie begreep
en jij was ineens een vreemde want je lachte met ze mee
zo ontdekte jij de wereld en verdween
ik bleef achter met de pijn
waarover ik niet spreken kon
en die zomer was ik voor het eerst alleen

Als 's zomers de seringen bloeien bij het oude huis
zou ik daar maar beter niet meer moeten komen
wat wij voelden jij en ik hoort bij de mensen nergens thuis
in het Land van Koning Jan sluit ik mijn ogen
voor de grote lege wereld om me heen
de grote lege wereld om me heen


Omhoog

Nergens heen

Boudewijn de Groot / Lennaert Nijgh
Alle lanen in de buurt van toen
gingen netjes ergens heen
rijen voor-de-oorloghuizen
strakke donkerrode steen
naar de school op de hoek
naar de brug en nog vlug
het plantsoen langs naar de winkels
alle lanen in de buurt van toen
allemaal behalve één:
onze laan was eindeloos
onze laan ging nergens heen

Aan het einde hield de wereld op
geen huizen meer maar wolken
tot waar de verre hemel
in de horizon verdween
onze laan was eindeloos
onze laan ging nergens heen

En 's zomers was er voetbal
en nog licht tot 's avonds laat
geur van nevel uit het weiland
gras en roestig prikkeldraad
en 's zomers dan haalde een man op een fiets
drie kwartjes voor de ijsbaan
want 's winters blies de polderwind
zo ijzig en gemeen
zodat ik zeker wist:
onze laan ging nergens heen

Aan het einde hield de wereld op
geen huizen meer maar wolken
tot waar de verre hemel
in de horizon verdween
onze laan was eindeloos
onze laan ging nergens heen

En zo'n veertig jaren later
is het toch nog goed gekomen:
onze laan gaat verder
en de buurt is afgebouwd

Aan het einde hield de wereld op
geen huizen meer maar wolken
tot waar de verre hemel
in de horizon verdween
onze laan was eindeloos
onze laan ging nergens heen
onze laan was eindeloos
deze straat gaat nergens heen


Omhoog

Op weg naar mijn lief

Boudewijn de Groot / Boudewijn de Groot
Op weg naar mijn lief
ging ik langs warme huizen
waar bandeloze vrouwen me aanbaden
maar waar ik ze ook streelde
ik kon maar niet vergeten
dat ik op weg was naar mijn lief

Ze zei:
laat je niet verleiden
maar kom in mijn armen
want tot het einde der dagen
heb ik je lief

Op weg naar mijn lief
kwam ik bij koele meren
waar roekeloze maagden zich in baadden
maar hoe ik ze ook zag wenken
ik moest er steeds aan denken
dat ik op weg was naar mijn lief

Ze zei:
laat je niet verleiden
maar kom in mijn armen
want tot het einde der dagen
heb ik je lief

Op weg naar mijn lief
trok ik door verre landen
waar mannen zonder ogen voor me baden
waar moeders zonder kinderen naar me staarden
waar kinderen zonder moeder
zonder hoop en zonder huis naast me bezweken
waar huizen zonder ramen
zonder daken zonder mensen brandden in de
nacht

Waar alles tevergeefs was, zonder kracht
Alleen de rijken en de sterken
Alleen de legers en de kerken
Alleen de macht
Maar ik moest trachten te ontkomen
want ik had me voorgenomen
dat ik op weg was naar mijn lief

En toen ik eindelijk thuiskwam
was mijn lief zo wijs en zacht

Ze zei:
laat je niet misleiden
hier in mijn armen
maar ga naar al die landen
help eerst de allerkleinsten
en tot het einde der dagen
heb ik je lief


Omhoog

Sonnet voor A.

Boudewijn de Groot / Lennaert Nijgh
Ach als ik soms de zee zie en het strand
der duinen blonde koppen in de wind
als ik mijn leven weer eens doelloos vind
en niets meer wil dan dwalen door het land

Ach als ik soms een vogel hoor en 't ruisen aan de waterkant
van een rivier zich slingerend als een zilver lint
als ik weer zo zou willen zijn als 't kind
dat spelend waterdruppels opjaagt met zijn hand

Dan is 't alsof ik jou zie lopen
door het landschap bloemen in je haar
jij die mij slechts vergeefs laat hopen

Ach waren we maar eenmaal bij elkaar
't moment zou ik met alles willen kopen
met bloemen tranen vogels - zeg het maar


Omhoog

De vondeling van Ameland

Boudewijn de Groot / Freek de Jonge
Op het strand van Ameland
was hij als zuigling aangespoeld
overboord gegooid
op een reddingsboei gebonden
hij had zich op de golven
als in de baarmoeder gevoeld
en schreeuwde tot hij
door een jutter werd gevonden

Ameland sprak schande van de jutter
een zonderling die leefde van de wind
die al de raarste dingen had gevonden
hoe kwam die jutter nu weer aan dat kind
als hij er daags op uitging om te jutten
moest de vondeling altijd met hem mee
en toen die na een jaar begon te praten
was zijn eerste woordje: zee

Op het strand van Ameland
speelde de kleuter jarenlang
de jutter was zijn meester
die hem wijze lessen leerde
hij stond wijdbeens in het zand
was voor de woeste zee niet bang
en schreeuwde net zo lang
tot de vloed zich keerde

Ameland sprak schande van de kleuter
de vondeling die schreeuwde als de wind
hoe was het in vredesnaam toch mogelijk
dat de zee zich terugtrok voor een kind
wat hij riep zou niemand kunnen zeggen
dat was uit de verte moeilijk te verstaan
en toen ze het de jutter vroegen zei die
volgens mij roept hij: ik kom eraan.

Ik kom eraan ik kom eraan
zee wind zon oceaan
ik kom eraan

Op het strand van Ameland
stond hij als knaap in de avondzon
hij zei geen woord
begon zich langzaam uit te kleden
de vloed kwam hem tegemoet
hij zag alleen de horizon
nog eenmaal draaide hij zich om
liep toen de zee in

Ameland sprak schande van de jongen
die naakte zonderlinge vondeling
men had zich boven op het duin verzameld
omdat men voelde dat er iets gebeuren ging
en toen begon hij plotseling te schreeuwen
zo hard dat het tot aan de duinen klonk
nog even zagen ze hem op het water lopen
voor hij in de diepte zakte en verdronk

Ik kom eraan ik kom eraan
zee wind zon oceaan
ik kom eraan
Ik kom eraan


Omhoog

De winter

Boudewijn de Groot / Lennaert Nijgh
Je kwam in januari
je bent de hele lente lang
met me mee gegaan
en nu het kille najaar valt
ben je ver bij mij vandaan

O de zomer warm en eindeloos
heb ik met jou gedeeld
ik heb alles voor jou ingezet
dus heb ik jou verspeeld

Ik heb mijn dorst naar jou mijn liefste
aan de zoute zee gestild
de zomer ging zo snel voorbij
ik heb m'n tijd verspild
en voor me ligt de winter
de winter koud en wild
de winter koud en wild

Er jagen donkere wolken
als ruiters op de storm
in de avondlucht
en zwarte vogels zwermen uit
voor een allerlaatste vlucht

O de zee gaat wijd en eindeloos
verloren in de nacht
de storm steekt uit het noorden op
geen haven die mij wacht

Ik heb mijn dorst naar jou mijn liefste
aan de zoute zee gestild
de zomer ging zo snel voorbij
ik heb m'n tijd verspild
En voor me ligt de winter
de winter koud en wild
de winter koud en wild

Verslaafd verdoofd verblind
krijg ik het loon dat ik verdien
heb ik door zoute tranen heen
een andere tijd gezien

Ik heb mijn dorst naar jou mijn liefste
aan de zoute zee gestild
de zomer ging zo snel voorbij
ik heb m'n tijd verspild
en voor me ligt de winter
de winter koud en wild
de winter koud en wild


Omhoog

De zwembadpas

Boudewijn de Groot / Freek de Jonge
Hij zat altijd op het pleintje bij ons voor de deur
met zijn veel te harde stem en zijn penetrante geur
en maar protesteren tegen dit redeloos bestaan
en dat als wij achter de ramen
niet snel tot inkeer kwamen de wereld zou vergaan
de kinderen speelden door ze waren zijn geschreeuw gewoon
en wie hem wilde redden kon rekenen op zijn hoon
ik voelde medelijden met die moedeloze man
toen ik op een winterdag
die zwerver zitten zag
was het eerste wat ik dacht:
die ken ik ergens van

Hij was een oude junkie al heel lang aan de dope
vol mooie levensdromen als hij langs de gevels sloop
uit een jongensboek gelopen en maatschappelijk ontspoord
als hij op zoek was naar een dealer
zat de duivel op zijn hielen tot hij had gescoord
eens liep hij de stad uit hunkerend naar een nieuw bestaan
hij dacht: als ik het anders wil dan moet ik hier vandaan
maar bij de brug gekomen zag hij de horizon
aan de lege overkant
aan het einde van het land
en door heimwee overmand
keerde hij weer om

In de zwembadpas
de benen nauwelijks zichtbaar
onder een lange regenjas
ietsje door de knieën
als zonder latten skiën
zo was de zwembadpas


Omhoog
Terug