Van een afstand

copyrights: Papa's Music



Een tip van de sluier

Boudewijn de Groot / Lennaert Nijgh
Wanneer geef jij je bloot, laat jij jezelf eens zien?
Ben je bang voor anderen of voor jezelf misschien?
Ik probeer je scherp te volgen, toch blijf je vaag voor mij.
En voor ieder antwoord dat je geeft, komt er weer een raadsel bij.

En je blijft jezelf verbergen achter de lach op jouw gezicht.
Je blijft jezelf verbergen achter de lach op jouw gezicht.
En nooit wordt er meer dan een tip van de sluier opgelicht.

Al dring ik bij je aan, zit ik op je huid,
ik kom nooit dichterbij jouzelf, je vlucht steeds voor me uit.
Zal ik ooit te weten komen: wat gaat er in je om?
Of wil je mysterie zijn waar ik nooit achterkom?

En je blijft jezelf verbergen...

Achter iedere deur die ik opendoe,
doe jij een andere deur weer dicht.
En zo blijf je verborgen,
nooit wordt er meer dan een tip van de sluier opgelicht.

Achter iedere deur die ik opendoe...


Omhoog

Zonder jou

Henny Vrienten / Lennaert Nijgh
In januari zijn de nachten
veel langer dan de dagen.
De kille straten glad en donker,
voor de zoveelste keer
ben ik weer onderuit gegaan.
Er komt geen einde aan de kou,
het doelloos blijven wachten,
terwijl ik me loop af te vragen:
wat doe ik verder zonder jou?

Zonder jou ben ik alleen.
Zonder jou ben ik alleen.
Zonder jou moet ik mijn eigen gang gaan.

Er kunnen andere tijden komen,
dat blijf ik steeds geloven.
Maar het is zo eenzaam daarop te wachten.
Voor de zoveelste keer
ben ik de stad weer ingegaan.
Ik teken letters op een raam,
die in tranen naar beneden stromen.
Er blijft maar weinig anders over
dan de vage sporen van jouw naam.

Zonder jou ben ik alleen...

Zonder jou ben ik alleen...


Omhoog

Als het bericht slecht is, dood je de boodschapper

Boudewijn de Groot
Je zit die avond in je kamer
en buiten woedt de oorlog.
Het is alsof de wereld vergaat,
maar je ziet het niet
want de gordijnen zijn gesloten
terwijl de muziek op volle sterkte staat.

Maar ook toen je nog buiten was
en rustig liep te winkelen
in overvolle winkelstraat,
had je nog niets in de gaten
want je zag wel mensen rennen,
maar je dacht: die zijn een beetje laat.

Je zit die avond in je kamer
en buiten breekt de hel los.
De wereld staat in vuur en vlam.
Maar je merkt het niet
want je bent alleen
en met je eigen dingen bezig
en verder weet je nergens van.

Dan wordt er gebeld,
je hoort een vaag gerinkel.
Voor de deur staat een man.
Je weet niet wie het is.
Zijn gezicht is zwaar gehavend
zodat hij nauwelijks spreken kan.

En hij zegt:

Alles staat op springen,
de wereld staat in brand.
Er gebeuren zoveel dingen
en ze lopen uit de hand.
En als je niet wilt lijden,
spring dan maar uit het raam.
Want geen mens zal je bevrijden,
je ontkomt er niet meer aan.

Je draait je om
en haalt een bijl
en slaat zijn hersens in.

Buiten is het kalm en stil
terwijl de dag begint.


Omhoog

Zolang ik niet beweeg

Boudewijn de Groot / Herman Pieter de Boer
De dag verglijdt naar schemerlicht,
de lucht is zacht en leeg.
De wereld is in evenwicht,
zolang ik niet beweeg.

Zolang ik met een stil gezicht
mijn roerloosheid bewaar,
zolang ik zwijg en niets verricht,
bezweer ik elk gevaar.

Ik voel me vreemd maar aangenaam,
heel vrij maar ook heel vroom,
en alles wordt gewoon.

Terwijl ik naar oneindig kijk
verandert elk gevoel.
Geluiden klinken heel nabij
maar blijven zonder doel.

Ik voel me vreemd maar aangenaam...

Ik weet niet of ik wakker bleef
of wanneer ik deze woorden schreef,
ik weet alleen maar dat ik leef,
dat lijkt me wel genoeg.


Omhoog

Captain's table

Boudewijn de Groot / Ruud Engelander
Ik klem mijn handen om de reiling,
de kust verdwijnt, de boot drijft stil.
Ik voel een vredig soort verveling.
Ik ga maar ik weet of ik wil.

In de verte zie ik vaag het land nog,
een beetje zand, een beetje steen.
Ik zwaai nog een keer met mijn hand, toch
weet ik: er is geen mens, ik ben alleen.

Vaarwel, vaarwel,
misschien tot ziens.
Het kan wel even duren
voor ik weer terug ben,

They ask me at the captain's table.
I won't refuse that impolite.
I feel a little bit unstable,
what course will captain chose tonight?

Vaarwel, vaarwel...

They asked me at the captain's table...


Omhoog

Kindertijd

Boudewijn de Groot / Renee Daalder
Oh mijn kindertijd,
kijk niet naar mij met zulke bange ogen.
Je stuurde me zelf de wereld in
en ik weet ook niet hoe het komt
dat duizend en een dingen
zelfs nu nog steeds niet mogen.

Heus ik voel mee met jouw machtsfantasieën,
je trappelende ongeduld.
Maar ik ben nog nauwelijks op weg,
er moet nog veel gebeuren.
En we zijn het eens: een kinderhand is niet gauw gevuld.

O mijn kindertijd,
kijk niet naar mij met zulke bange ogen.
We kregen de wereld nog niet klein
omdat ik nog groeide en even vergat
dat wat jij van mij verwachtte
altijd zwaarder heeft gewogen.


Omhoog

Hoogtevrees

Boudewijn de Groot
Niemand te zien, de straat lag verlaten.
Ik liep er alleen en speelde gitaar.
Misschien klinkt het vreemd: ik moest componeren
en buiten was niemand, daarom deed ik het daar.
Maar juist door de stilte kon iedereen het horen.
Ze gingen me voor, ik was niet meer alleen.
Ze waren heel aardig, zelfs wat onderdanig,
en liepen te luisteren. Wat prachtig, zei er een.
Ik werd vergeleken met de groten der aarde.
Ze zeiden ook dat het op Paul Simon leek.
Eerst was ik verrast, toen begon het te hinderen.
Maar niemand nam aanstoot hoe kwaad ik ook keek.

Toen zag ik de trap, een wenteltrap naar boven.
En ik dacht: die neem ik, ik moet naar de top.
En terwijl ik maar doorging met componeren,
gevolgd door het groepje besteeg ik de trap.
En iedereen zuchtte: wat is het toch schitterend.
Op ieder trede speelt hij een nieuw akkoord.
En hoe goed bedoeld ook ik wilde alleen zijn
maar werd afgeleid bij ieder woord.
Ik ging sneller lopen terwijl ik bleef spelen,
maar ze bleven me volgen, een krankzinnige race.
Ik keek naar beneden en dacht: ik moet stoppen.
Straks val ik te pletter. Ik had hoogtevrees.

Zo gingen we verder, het publiek en de zanger.

Betrapt bij het schrijven van nieuw repertoire,
de trap ging steeds hoger en had vele bochten,
maar niemand werd moe en ik liet ze maar.
En boven gekomen zag ik tafels en stoelen,
wit en heel sierlijk op een heel groot terras.
En over de rand ver in de diepte zag ik bossen en velden
waar de stad eerst nog was.
Genietend van de zon zaten deftig mensen
als op een receptie voor de koningin.
Maar niemand zei iets, men glimlachte vriendelijk
en roerde bezadigd in tonic en gin.

Mijn moeder zei: o is het niet fantastisch.
Zoveel akkoorden in een enkel lied.
Ik kreeg het er warm van en dacht: ook dat nog.
Toen zei ik: hé luister, zo gaat het niet.
Als jullie hier blijven ga ik naar beneden.
Het klonk wat onaardig maar heel zelfbewust
Ik ga door met schrijven maar dan in mijn eentje,
dus ik ga naar beneden, want daar heb ik rust.
Ze knikten begrijpend, maar tot mijn wanhoop
stond iedereen op en liep naar de trap.
Ik besloot toen te blijven en alleen gelaten,
kwam de rust weer terug, viel de hoogtevrees van me af.


Omhoog

De zwemmer

Boudewijn de Groot / Ruud Engelander
Een zwemmer zwemt, hij zwemt in zee.
Hij zwemt weg van het strand
maar neemt bepaalde beelden met zich mee
van wat hij achterliet op het land.

Hij zwemt en denkt niet aan later,
hij heeft geen last van angst of aarzeling.
Boven hem lucht, onder hem water,
een zwemmer is een enkeling.

Hij baant zich een weg door het water,
hij is al flink op weg naar Engeland.
Achter zich hoort hij geschater,
iemand die achterbleef op het strand.

Wat meegaat, dat laat hij ook achter,
wat in de war van een herinnering
kijkt hij eens om en zwemt wat zachter,
verdriet is een vertragend ding.

De kust is een vage belofte,
het koude water de verzekering
dat hij alles waarin hij geloofde
niet zonder reden door iets nieuws verving.

Een zwemmer zwemt, hij zwemt in zee.
Hij zwemt weg van het strand
maar neemt bepaalde beelden met zich mee
van wat hij achterliet op het land.


Omhoog

Telkens weer

Boudewijn de Groot / Ernst Jansz
Nu lig je naast mij, je slaapt,
ik hoor je ademhalen.
En in het vroege morgenlicht
zie ik voor het eerst je kamer.

Je bent zo warm, je bent zo zacht,
je arm ligt op mijn schouder.
Je bent zo lief geweest vannacht.
Ik heb van je gehouden.

En ik wou dat ik je zeggen kon:
ik blijf voor altijd bij je.
Dat ik me van die dwaze drang
naar vrijheid kon bevrijden.
Maar het gaat niet.

Ik weet dat ik nog jaren
naar je kamer zal verlangen.
En naar de platen die je draaide,
tranen op je wangen.

Zoals je naar mij luisterde,
en fluisterde ik snap je.
Zoals we samen lagen,
samen lachten om een grapje.

Oh ik wou dat ik nog een keer
een zo'n nacht met je kon delen.
Je armen om heen,
je zachte handen die me strelen.

Telkens weer denk ik
aan je ogen bij het afscheid.
Telkens weer wil ik bij je zijn.
Telkens weer denk ik:
ik ga weg en nu voor altijd.
En ik weet: het doet je pijn.

Je ligt naast me en je slaapt,
ik hoor je ademhalen.
En in het vroege morgenlicht
zie ik weer je kamer.

Je bent zo warm, je bent zo zacht,
je arm ligt op mijn schouder.
Je bent zo lief geweest vannacht.
Ik heb van je gehouden.

En ik wou dat ik nog een keer
een zo'n nacht met je kon delen.
Je armen om heen,
je zachte handen die me strelen.


Omhoog

Vertrek

Boudewijn de Groot / Lennaert Nijgh
In de mist wacht het vliegtuig op vertrek
naar een land ver weg in het westen.
Ga je mee met mij of blijf je liever hier?
Je weet het zelf wel het beste.

Je veegt met je hand langs je natte wang,
ik weet dat je nooit kunt beslissen.
En jij weet dat ik allang heb beslist.
Je zou dit land meer dan mij gaan missen.

Hé luister naar wat ik zeg.
Het is voorbij en ik ben weg.
Je kunt niet kiezen meer of delen.
Nee, het is te laat voor jou.
Draai je om en ga maar gauw.

En intussen staar je zwijgend naar opzij,
probeert dit moment te vermijden.
De zon breekt door, het doet er niet meer toe,
we zijn als schaduw en licht gescheiden.

We zeggen niets, we wachten af
tot die vlucht van mij aan de beurt is.
En als ik hoog in de lucht naar beneden kijk,
dan zal het zijn alsof er niets gebeurd is.

Hé luister wat ik zeg...

O ik weet het nu zeker,
hoe eerder ik hier weg ben, hoe beter.
O ik weet het nu zeker,
hoe eerder ik hier weg ben, hoe beter.

Je veegt met je hand langs je natte wang...

We zeggen niets, we wachten af...

Hé luister wat ik zeg...


Omhoog

Geen carnaval

Boudewijn de Groot / Lennaert Nijgh
Ik herkende hem van heel erg lang geleden,
hij begon meteen te zeuren over toen.
Zo'n gesprek is met een glimlach te vermijden,
een masker dat niets terugzegt en toch beleefd blijft doen.
Maar opeens dacht ik: het kan me ook niet schelen,
en in plaats dom te antwoorden op weer een domme vraag
zei ik dat hij ontzettend begon te vervelen.

Ik zei: ik zet geen masker op,
geen carnaval vandaag,
geen carnaval vandaag.

Ik moest met een belangrijk iemand praten
en werd ook nog aan zijn bazen voorgesteld.
En ik had het ogenblikkelijk in de gaten:
ze gebruiken mij alleen maar voor het maken van veel geld.
In plaats van deze zaak te overwegen,
in plaats van: mijne heren, ja natuurlijk en heel graag,
sprak ik de hoop uit dat ze snel de tering kregen.

Ik zei: ik zet geen masker op...

Ze stond met van die dromerige ogen
alsof ze zeggen wou: ik voel me hier niet thuis.
Want het was carnaval en alles scheen te mogen.
Dus ik draaide om haar heen als een straatkat om een muis.
Maar toen dacht ik aan wat ik me had voorgenomen,
en gewapend met mijn eerlijkheid en flink stuk in mijn kraag
vroeg ik: heb je zin om met me mee te komen?

Zij zei: zet eerst dat masker af,
geen carnaval vandaag.
Geen carnaval vandaag.

Ik zet geen masker op,
geen carnaval vandaag.
Geen carnaval vandaag.
Geen carnaval vandaag.
Geen carnaval vandaag.
Geen carnaval vandaag.


Omhoog
Terug